Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[1950, nummer 7]Mens, techniek en organisatieMEN doet er goed aan, ons te herinneren aan de gevaren van de techniek voor ons geestelijk welzijn en zelfs voor ons voortbestaan. De techniek stelt immers in dienst van de mens natuurkrachten, die hij voor egoïstische of zelfs misdadige doeleinden kan misbruiken. Een indringer gewapend met een browning is beslist gevaarlijker dan een dief, die enkel over een mes beschikt. Ongetwijfeld heeft de uitvinding van de browning of van de mitraillette de inbrekers gevaarlijker gemaakt. Maar daar staat tegenover, dat de techniek ook middelen heeft aan de hand gedaan, om zich te verdedigen tegen met brownings gewapende indringers. En men vergete vooral niet, dat de techniek in handen van eerlijke mensen, gebruikt voor goede doeleinden, van grote betekenis is voor de geestelijke vrijmaking van de mens. De cultuurpessimisten, die in de huidige internationale politieke conjunctuur overvloedig voedsel vinden voor hun tragische beschouwingen en voorspellingen, klagen voortdurend de techniek aan als de oorzaak van de ondergang van het Avondland en van de gehele wereld. Ons lijkt dit totaal naast de kwestie. De techniek is nooit de oorzaak geweest van het verval van enige cultuurwaarde. Wel kunnen verdwaasde lieden de ter beschikking staande technische middelen hebben aangewend tot een geslaagde zelfmoordpoging, maar deze moord heeft daarom haar oorzaak niet in de techniek maar in de waanzin van degenen die die techniek hanteerden. Het is een uiting van het vlucht- instinct of van een struisvogelmentaliteit de techniek zelf voor onze ongelukken aansprakelijk te stellen. Wij, mensen, zijn verantwoordelijk wanneer het misloopt met de techniek. Deze is op zichzelf een prachtige overwinning van de menselijke geest op de levenloze natuur; zij opent voor een eerlijk en moreel handelend mens onvermoede perspectieven en ontsluit mogelijkheden, die vroeger tot het dromenland behoorden. Een geneesheer heeft een serum nodig voor een stervend kind. Maar hij beschikt niet over het geneesmiddel. Door de radio klinkt een noodroep: wie heeft dat serum? Een vliegtuig brengt het van mijlen ver naar de dokter. En het kind is gered: Techniek! Maar om zo de techniek te waarderen, moet men geloven in de geest, in de kracht van het menselijk denken en ook in de verantwoordelijkheid van de mens tegenover zichzelf en de vruchten van zijn geest. Want met hetzelfde serum kan een gewetenloos geneesheer het kind doden: een dubbele dosis is daartoe voldoende. | |
[pagina 2]
| |
Het is totaal nutteloos en ook verkeerd de techniek aan te klagen. We moeten de handen in eigen boezem steken: daar schuilt de oorzaak van het kwaad, in het misbruik nl. van onze menselijke vrijheid. Daarom kan een materialist, die aan geen vrijheid gelooft, nooit de ware oorzaak ontdekken van de kwalen die onze samenleving teisteren. Daarom zal hij steeds naar materiële oorzaken zoeken - en die ook vinden. En daar niemand zich geheel van een zekere materialistische neiging kan ontdoen, vindt men die oppervlakkige verklaringen ook wel aannemelijk. Het is zoveel gemakkelijker de techniek verantwoordelijk te stellen dan onszelf. Wanneer men zegt: de technische organisatie is de oorzaak van onze ondergang, dan is men een alom geëerd cultuurphilosoof; maar iemand, die durft zeggen, dat de ware oorzaak ligt in een teugelloze begeerlijkheid of machtswellust, wordt voor een reactionnair moralist gescholden. Zo is het ook in het persoonlijk leven. Vele kleine en grote ongelukken zien we op ons afkomen, waarvan we heimelijk weten, dat we ze zouden kunnen voorkomen door een soms kleine verandering in ons gedrag, in onze zedelijke levenshouding, maar we beschuldigen liever de uiterlijke omstandigheden, waarvoor we niet verantwoordelijk zijn, dan onze eigen lafheid. Zo is de mens steeds geneigd, om de schuld, die hemzelf treft op iets anoniems te schuiven: op de Omstandigheden, op het Noodlot, of op.... de Techniek. Dit wil niet zeggen, dat de techniek, alhoewel goed op zichzelf, geen nadelen kan hebben, die we dan ook in de mate van het mogelijke moeten trachten te voorkomen of te verhelpen. Zo mogen we niet blind zijn voor het feit, dat, terwijl de techniek de mens aan de ene kant veel zwaar, moeilijk en gevaarlijk werk uit de handen neemt, zij aan de andere kant een groot aantal arbeiders doemt tot een eentonige arbeid. Maar we moeten hierbij twee dingen niet uit het oog verliezen: ten eerste, dat hoe eentoniger, d.w.z. hoe eenvoudiger en geringer de arbeidsprestatie wordt, ze des te gemakkelijker door de machine zal worden overgenomen; en ten tweede, dat het toch menswaardiger is een machine handig te bedienen dan zelf dikwijls zwaar of vuil werk te verrichten. Het is vanzelfsprekend, dat bij de organisatie van de technisch doorgedreven arbeid er met het menselijk element op de eerste plaats rekening dient gehouden te worden. Maar het zou een regressie betekenen in de menselijke levensstandaard van de arbeiders, indien men tot primitieve technische middelen zou terugkeren. Het is ontegensprekelijk, dat de techniek een van de factoren is geweest, die de misschien te trage, maar dan toch stage ontwikkeling van de arbeidersstand in zijn geheel heeft bevorderd. | |
[pagina 3]
| |
Het is te voorzien, dat hoe meer de mensen door de techniek in staat zullen zijn om met elkaar in contact te komen en samen te werken ten einde hun bestaan op aarde dragelijker en zelfs aangenaam te maken, ook de techniek van de administratie zich wetenschappelijk zal uitbreiden. Een organisatie als de UNO, zelfs in haar nog zo gebrekkige vorm, stelt buitengewoon hoge technisch-organisatorische eisen. Ook deze organisatie kan haar nadelen hebben, en haar paradoxale effecten, maar ook zij is op zichzelf een goed, daar zij de geregelde contacten tussen mensen mogelijk maakt. Zonder het ultramodern steekkaartenstelsel van de IRO (Organisatie voor de hulp aan verplaatste personen) b.v. zouden de weggevoerde kinderen uit Polen, Hongarije en andere landen hun ouders nooit hebben teruggevonden. Een totalitaire staat kan weliswaar de techniek van de organisatie misbruiken, om de massa's geestelijk te verdoven en in bedwang te houden. Maar ook hier weer ligt de fout niet in de organisatie zelf, maar bij degene die ze misbruikt. De organisatie kan ook leiden tot een zekere stramme traagheid in de meer georganiseerde levensgebieden, maar dit is ook weer een mogelijk gevolg, dat verstandig moet worden bestreden. Het gevaar is niet denkbeeldig dat ten gevolge van al die welgemeende tirades tegen techniek en organisatie, welke we in essai- of romanvorm zo dikwijls ontmoeten, de technische en organisatorische middelen zouden geminacht of zelfs veronachtzaamd worden, terwijl ze toch voor de moderne samenleving nodig zijn om deze in haar hoogste geestelijke belangen te dienen. Het gevaar bestaat, dat sommigen onder voorwendsel van een zekere valse geestelijke gaafheid er toe zouden komen om niets meer uit te voeren, daar er zonder techniek en organisatie niets meer kan worden bereikt. Het zou wel kunnen gebeuren, dat men uit afkeer voor de techniek deze geheel overlaat aan degenen, die ze metterdaad gebruiken om het mensdom ten val te brengen. In een kort maar merkwaardig schrijven van Z.H. Pius XII tot de bisschoppen van Italië betreffende een meer doelmatige organisatie van de Katholieke Actie in dat land schrijft de Paus: 'Indien men goed oplet ziet men, dat de vijanden van de Kerk zelf ruimschoots gebruik maken van de organisatie met haar nieuwe en gewaagde methoden en deze als het meest geschikte wapen hanteren om de volksmassa's naar zich toe te trekken of deze in beroering te brengen. De Katholieken moeten dit ingewikkeld en diepzinnig verschijnsel van de tegenwoordige geschiedenis begrijpen en zij moeten leren zich steeds beter van de voordelen van het verenigingsleven te bedienen. Deze krachtsinspanning van katholieken is voorzeker geheel verschillend van de bureaucratische en louter utilitaristische en uitwendige krachtsinspanning van | |
[pagina 4]
| |
degene, die slechts naar gunstige successen op het gebied van aardse belangen streeft. Zij verschilt vervolgens absoluut in geest en vorm van die bijna mechanische coördinatie van krachten, welke, omdat zij is opgelegd met een misbruik van macht of door toepassing van vrees, elk licht van vrijheid en van persoonlijk initiatief doodt en daardoor de mensen voor elke ware menselijke grootheid en geestelijke vooruitgang ongeschikt maakt'. De ideale organisatie, zoals Z.H. de Paus zich die voorstelt, zal verschillen van elke dodende bureaucratie en elke uiterlijke dwang, 'omdat zij van een diepe eerbied voor de menselijke persoonlijkheid bezield is en zij, zoals dat ook behoort, steeds bezorgd is haar leden tot vrienden en broeders te maken, die verheugd zijn om de gehoorzaamheid, die van hen gevraagd wordt maar tevens om de vrijheid, die hun gelaten wordt op de plaats welke aan een ieder in de organisatie is aangewezen'Ga naar voetnoot1). Het lijkt ons bijgevolg ongewenst mee te gaan met de gemakkelijke critiek en het tot mode geworden sarcasme tegen hetgeen de mensheid presteert op technisch en organisatorisch terrein. Onze taak is veeleer, te wijzen op de stijgende zedelijke verantwoordelijkheid van de mens, die zulke machtige middelen heeft weten te veroveren ten goede of ten kwade, en die bij de poging, om de techniek aan haar werkelijk doel te doen beantwoorden, ook al de ter beschikking staande technische middelen dient te gebruiken. Het is de enige weg om het misbruik, dat van de techniek en de organisatie wordt gemaakt, in de mate van het mogelijke te bestrijden en met Gods genade beide in dienst te stellen niet van de ondergang maar van de geestelijke ontwikkeling van het Westen - en van het Oosten. |
|