Streven. Jaargang 3
(1949-1950)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 561]
| |
Het onmogelijk onderscheidDE erkende leiders van het goddeloos existentialisme en van de Voortdurende Revolutie, M. Merleau-Ponty en J.P. Sartre, hebben in een redactioneel artikel van het Januari-nummer van Temps Modernes hun afkeuring betuigd over het communistisch regime, zoals het op dit ogenblik in Rusland is gevestigd. Zij funderen deze afkeuring op bepaalde gegevens over de dwangarbeid in de concentratiekampen van de U.S.S.R., waarover een heftig debat zich heeft ontwikkeld in de zittingen van 3, 4 en 5 Augustus 1949 van de Economische en Sociale Raad van de U.N.O. Hier kwam aan het licht, dat er in Rusland naast het rechterlijk apparaat een administratief repressie-systeem bestaat, in de handen van de staatspolitie (N.K.V.D.); dat een Russische staatsburger kan gearresteerd worden, zonder dat enig bepaald misdrijf door de wet voorzien hem kan worden ten laste gelegd; dat hij, ook vóór enige veroordeling, tot dwangarbeid kan verplicht worden in een der menigvuldige werkkampen van het land; dat de administratie van de kampen over eigen financiën beschikt, welke voortkomen uit het door de dwangarbeiders gepresteerde werk, en dat 5% van de opbrengst aan de kampleiders wordt toegekend, om hun ijver aan te wakkeren; dat de leiding van de kampen bij ontstentenis van officiële ambtenaren wordt toevertrouwd aan gewone misdadigers, met uitsluiting van politieke gevangenen; dat deze zgn. leiders door de bevelhebbers van het kamp van wapens kunnen voorzien worden; met één woord dat het officiële strafrecht in het communistische Rusland een uitbuiting van de mens door de mens te zien geeft, die in de kapitalistische landen nauwelijks is aan te wijzen. Daarbij komt, dat het aantal Sovjet-burgers, die in deze slavenkampen leven ontzettend groot is. Volgens officiële, gepubliceerde cijfers werden bij gelegenheid van de voltooiing van de kanalen van de Baltisché tot de Witte Zee en van Moskou tot de Wolga 127.000 gevangenen vrij gelaten. Wanneer men overweegt, dat niet alle dwangarbeiders werden ontslagen, en dat het hier maar twee werkgelegenheden betreft; wanneer men verder bedenkt dat er uitgestrekte arbeidskampen bestaan, zoals de kampengroep van Karaganda in de woestijn van Kazakh, die van Dalstroi in het Verre Oosten, de groep Pechora in Noord-Europa, de groep van het Baikalmeer in Siberië, de groep Yagri in de streek van Archangelsk en de groepen van Lapland, Novaya Zemlya, Skhalin en Kamchatka, en de kampen van Novosibirsk en | |
[pagina 562]
| |
Krasnoyarsk aan de IJszeeGa naar voetnoot1) - dan komt men na zo nauwkeurig mogelijke berekening tot het besluit, dat er in Rusland op dit ogenblik 10 millioen Russen verre van huis, in woeste en ongezonde streken, ten bate van de Staat als slecht betaalde dwangarbeiders leven, waaronder een zeker aantal mensen, die door geen enkel tribunaal werden geoordeeld, laat staan veroordeeld. Dat onder deze 10 millioen gevangenen de gewone misdadigers een kleine minderheid vormen, spreekt vanzelf; de overgrote meerderheid zijn politieke gevangenen, 'onzekere elementen die de arbeidersrepubliek in gevaar brengen', d.w.z. politieke tegenstanders, die willekeurig door een administratieve maatregel naar het werkkamp worden gezonden. Geen enkel van deze feiten werd, op de bewuste vergaderingen van de Economische en Sociale Raad, door de Russische afgevaardigde Arutiunian geloochenstraft. Alleen trachtte hij dezelfde afwijkingen op het gebied van het strafrecht de kapitalistische mogendheden in de schoenen te schuiven, maar met zo weinig succes, dat zijn afleidingsmanoeuvres ook door Merleau-Ponty en Sartre niet ernstig worden opgenomen. Zij stellen het cynisch pharizaïsme aan de kaak van een strafrecht dat spreekt van heropvoeding, waar het in werkelijkheid politieke tegenstanders uit de weg wil ruimen. 'Indien er in U.S.S.R. één saboteur, één spion of één luiaard op twintig inwoners gevonden wordt, nadat het land reeds nauwkeurig gezuiverd is, indien men nu tien millioen soviet-burgers moet .heropvoeden', nu degenen die geboren zijn in October '17 de twee en dertig voorbij zijn, dan moet het systeem zelf voortdurend zijn eigen oppositie voortbrengen'. Soviet Rusland is bijgevolg niet het land van de vrijheid en van het communistisch 'humanisme' maar van een permanente onderdrukking van de mens. We kunnen niet anders dafi Merleau-Ponty en Sartre bijvallen en ons er over verheugen dat zij 'waarden', objectieve waarden hebben ontdekt - al zijn het dan ook naar hun mening 'marxistische' waarden - die zich aan de mens als objectieve normen voordoen, onttrokken aan subjectieve willekeur. Wat ons echter verwondert, is dat zulke schrandere geesten geen continuïteit menen te kunnen ontdekken tussen de onmenselijke practijken van het communistisch regime in Rusland en het authentieke marxisme. Het is voor hen een raadsel hoe de Octoberrevolutie van 1917 heeft kunnen ontaarden tot der gelijke vormen van dwingelandij. Immers, zo menen zij: 'bij Lenin, bij Trotzky en a fortiori bij Marx is | |
[pagina 563]
| |
er geen enkel woord te vinden, dat niet gezond is, dat heden nog de mensen van alle landen niet aanspreekt, dat geen licht werpt op hetgeen wij nu om ons heen zien gebeuren. En na zoveel scherpzinnigheid, zoveel offers en zoveel inzicht - de tien millioen soviet-gedeporteerden, de domheid van de censuur en de paniek van de zelfrechtvaardiging'. Wat ons verwondert, is aan de ene kant zulk een gezond oordeel betreffende de reële toestanden in Sovjet-Rusland en aan de andere kant de illusie, dat er tussen Marx en het huidige stalinisme een reële breuk zou bestaan. Marx heeft zich natuurlijk niet kunnen bezondigen aan de Stalinistische onderdrukking van de menselijke vrijheid. De gelegenheid werd hem daartoe niet geboden. Maar wat hij schreef was van die aard, dat het niet anders kon verwezenlijkt worden dan in de stalinistische vormen van verdrukking. Marx droomde weliswaar van een wereld, waarin de uitbuiting van de mens door de mens volledig zou zijn uitgeschakeld, waarin de mens zou verzoend zijn met de wereld en met de evenmens. Hij voorspelde het geluk van de communistische samenleving. Maar hij voorzag ook dat deze paradijsachtige periode zou worden voorafgegaan door de dictatuur van het proletariaat. 'Wij zagen reeds boven, zo schrijft hij in het Kommunistisch Manifest, dat de eerste stap in de arbeidersrevolutie, de verheffing van het proletariaat tot heersende klasse, de verovering van de democratie is. Het proletariaat zal zijn politieke macht gebruiken om de bourgeoisie voor en na al het kapitaal af te nemen, al de productie-instrumenten in de handen van het als heersende klasse georganiseerde proletariaat te verenigen en de hoeveelheid productie-krachten zo snel mogelijk te vermeerderen'. Volgens de verklaringen zelf van het Russisch wetboek van strafrecht bevindt de Sovjet-republiek zich nog in de socialistische overgangsperiode. Het ideaal van de communistische samenleving is nog niet bereikt. Wel werd de kapitalistische uitbuiting met wortel en tak uitgeroeid, maar nog wordt de arbeidersstaat bedreigd, niet alleen door de vreemde kapitalistische landen, maar ook van binnen uit door de 'onzekere elementen van de arbeidersklasse', die de snelle ontwikkeling van de productie-krachten in de weg staan. Het ligt dus voor de hand, deze onzekere elementen door dwangarbeid te verplichten aan die ontwikkeling mee te werken. Dit geschiedt het gemakkelijkst en het voordeligst in werkkampen. Marx heeft deze werkkampen niet expliciet voorzien; hij schetste alleen in grote lijnen de socialistische overgangsperiode. Maar had hij zelf zijn revolutionnaire visie moeten verwezenlijken, dan had hij zich door de interne logica van het systeem verplicht gezien, één voor één dezelfde repressieve instellingen in het leven te roepen als door Lenin en Stalin werden opgebouwd. Zou Marx zijn | |
[pagina 564]
| |
teruggeschrokken voor de consequenties van zijn theorie? Wij menen van niet. Hij was zo bezeten van zijn communistisch gemeenschaps-ideaal, hij was zo 'wetenschappelijk' zeker van de ontwikkeling der geschiedenis, dat hij al die dwingelandij, al dit onmenselijk leed als een geringe losprijs zou hebben beschouwd voor de uiteindelijke bevrijding van de mens. Nooit zou hij toegegeven hebben, dat hij zich vergiste, dat de gebruikte middelen erger waren dan de te bestrijden kwaal. Daarom getuigt het van een verregaande naïviteit vanwege Merleau-Ponty en Sartre, wanneer zij menen Stalin te moeten veroordelen, terwijl zij zonder enig argument Marx vrijpleiten. De verschrikkingen van het Stalinisme zijn de bloedrode bloei van hetgeen Marx plantte. Zij zijn het bewijs a posteriori van de intrinsieke onwaarheid van zijn toekomstvoorspellingen. We kunnen aanvaarden, dat hij hartstochtelijk de bevrijding van de arbeidersklasse heeft nagestreefd, maar het doel en de middelen die hij aanwees waren loutere ideële constructies, die toegepast op de realiteit tot catastrofen moesten leiden. Zijn fundamentele dwaling is, dat hij nooit de mens heeft gezien, zoals hij is, nl. als een zelfstandig, zedelijk verantwoordelijk wezen, maar veeleer als een speelbal van economische en historische krachten. Hij zag de mensen als, omwille van de geschiedkundige ontwikkeling, gedoemd om zich te verdelen in een uitbuitende en een uitgebuite klasse en dat zij slechts door de vernietiging van de uitbuitende klasse aan alle uitbuiting een einde konden maken. In deze visie hebben de onderdrukking van de politieke tegenstander en de slavenarbeid hun preciese plaats: in elke vrije mens die in deze historische mythe niet gelooft moet zij een vijand zien, die geen recht van bestaan meer heeft, maar die door dwangarbeid moet worden 'heropgevoed' en in de richting van de marxistische historische ontwikkeling gedwongen worden. En de diepste grond van Marx' dwaling is de miskenning van deze waarheid, dat de vrije mens zich ten slotte slechts vrij weet, wanneer hij zich afhankelijk weet van God, de bron en de norm van zijn vrijheid. Elke zogenaamde analyse van het menselijk gebeuren is een oppervlakkig en gevaarlijk spel, zolang ze niet doordringt tot de kern van het menselijk bestaan, tot die essentiële band, die hem met God verbindt. Stalin en Marx zijn tenslotte één door het atheïsme, dat aan de grondslag ligt van hun levensopvatting, en Merleau-Ponty en Sartre die in Marx geen enkel woord vinden dat niet waar is, zouden logischerwijze bij Stalin geen enkele daad kunnen ontdekken, die niet consequent is. Men moet ze allebei aanvaarden of allebei verwerpen. Maar men kan ze maar werkelijk verwerpen, wanneer men ook de kern van hun theorie verwerpt, en dat is beider atheïsme. Dat willen Merleau-Ponty en | |
[pagina 565]
| |
Sartre niet. Marx kon volgens hen niet verantwoordelijk gesteld worden voor hetgeen hun eerlijk menselijk geweten kwetst. Hun morele verontwaardiging is zo anti-marxistisch als het maar mogelijk is, - waarom zich verontwaardigen over hetgeen historisch is bepaald? - en konden ze verder doordenken, dan zouden ze weldra inzien dat het onderscheid dat zij willen handhaven tussen Marx en Stalin onmogelijk is: aan de vruchten kent men de boom. * * * |
|