| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst en ascese
De Godsdiensten der wereld. Onder redactie van Prof. Dr G. van der Leeuw. - Tweede deel, tweede druk, H. Meulenhoff, Amsterdam, 1948, 546 blz., geïll., dl I en dl II geb. f. 50,-.
Over aard en samenstelling van dit grootse werk werd voldoende gezegd in onze bespreking van het 1ste deel (deze jrg., dl I, blz. 98), dat we rijkelijk konden prijzen en onder het nodige voorbehoud aanbevelen. Ook in dit tweede deel valt veel te prijzen, maar ons voorbehoud moet groter zijn wegens de twee bijdragen over de 'Geschiedenis van het Christendom'. Jammer dat men geen afzonderlijke studie wijdde aan het Protestantisme, dan zou men een veel zuiverder totaalbeeld verkregen hebben, omdat men dan de Geschiedenis van het Christendom rustig had kunnen laten wat ze in hoofdzaak is nl. de geschiedenis van de Katholieke Kerk!
Voor wie open genoeg is om feeling te hebben voor het wezen der dingen is het immers zonder meer duidelijk, dat de Kerk van de eerste eeuwen reeds de trekken heeft die voor het hedendaagse Rooms-Katholicisme nog steeds karakteristiek zijn (sacramenteel-priesterlijk, hiërarchisch, bindende traditie, leergezag, enz.). Waarom dit niet vrij en frank geschilderd inplaats van de voortdurende insinuatie van of uitdrukkelijke verwijzing naar dooddoeners als historische fictie, ontwikkeling, epigonenwerk, enz. De schrijver gelooft, op zijn wijze, aan de Bijbel, maar hij gelooft niet in de feitelijke Kerk, zelfs niet in haar oudste stadium; hij kan daaruit niet Gods wil, maar slechts 'de wil der historie' aflezen. Men ontkomt niet aan de indruk, dat de auteur in zijn stof voortdurend op jacht is naar een verondersteld latent protestantisme. Zo komen ook de voortreffelijke dingen die gezegd worden in een onjuist licht te staan.
Ook in de tweede bijdrage - het Christendom van de 11de tot de 19de eeuw - wordt de Moederkerk niet voldoende van binnen uit en met te weinig sympathiserend begrip voor het geheel bekeken. De schrijver heeft wel waarderende woorden voor middeleeuwse verschijnselen, maar schenkt o.i. te veel aandacht aan ketterse stromingen, terwijl hij sinds de Reformatie feitelijk een geschiedenis van het Protestantisme geeft met zo nu en dan een enkele bladzijde over de Katholieke Kerk en dan nog voornamelijk als pausdom gezien.
Overigens biedt dit tweede deel vele uitstekende bijdragen. Zo vinden hier o.a. de religies der Grieken, Romeinen en Germanen en verder Hellenisme, Judaïsme en Islam een vakkundige behandeling. Het geheel wordt besloten met een uitvoerig register (50 blz.) op de twee delen.
Tenslotte nog dit: de studie over de griekse religie is knap en boeiend, maar wordt ontsierd door al te vlotte vergelijkingen met gegevens uit de Openbaringsgodsdienst van het Oude en Nieuwe Testament. Daarom lijkt ons de volgende algemene opmerking aangaande dit standaardwerk hier ter zake:
Het is een hachelijke onderneming aan de Openbaringsgodsdienst een plaats te geven in een werk, dat een overzicht van de voornaamste godsdiensten geven wil. Men wekt immers gemakkelijk de indruk of men loopt werkelijk het gevaar, dat men de Openbaringsgodsdienst op voet van gelijkheid behandelt met andere religies. We vergeven de specialisten graag hun enthousiasme voor hun onderwerp, als de lezer zich dan maar bijtijds herinnert, dat sommige religies weliswaar dikwijls getuigen van diep-religieuze aspiraties, maar dat ze toch ook even dikwijls misschien goedbedoelde maar niettemin jammerlijke aberraties genoemd moeten worden van hoofd of hart van de homo religiosus.
H. Renckens
| |
| |
Mgr Dr Jan O. SMIT, De Vulgaat. Geschiedenis en herziening van de latijnse Bijbelvertaling. - Romen & Zonen, Roermond, 1948, XV + 295 blz., 40 platen, ing. f. 10,50, geb. f. 12,-.
Op het eerste gezicht behandelt deze Bijbelse Monographie een zeer speciaal onderwerp, dat slechts weinigen interesseren kan. Dat is een vergissing. Want, eerstens, is de latijnse Bijbel zózeer met de westerse Kerk en met de westerse beschaving vergroeid, dat haar geschiedenis onvermijdelijk meerdere interesse-gebieden van ieder ontwikkeld mens raakt. Vervolgens wordt juist in deze onze eeuw een zeer belangrijk hoofdstuk aan de geschiedenis van de Vulgaat toegevoegd; daaraan is de helft van dit boek gewijd en daarmee heeft het een primeur in de hele literatuur. Nergens ter wereld vindt men zo volledig en overzichtelijk samengevat en zo deskundig beoordeeld, wat de laatste vier Pausen met de huidige Vulgaatherziening beogen, hoe de Benedictijnen daarbij te werk gaan, wat hun resultaten zijn, en hoe dit alles samenhangt met de gehele geschiedenis van de Vulgaat. Tenslotte, de speciale stof van dit boek is niet alleen op algemeen verstaanbare, maar ook op onderhoudende en boeiende wijze behandeld. Dat zal trouwens niemand betwijfelen die ooit iets van deze vruchtbare auteur heeft gelezen. Laat zijn stof voor droog en dor doorgaan, ze is rijk aan interessante bijzonderheden en het is aan Mgr Smit toevertrouwd daaruit een keus te maken om er een leerzaam en sprekend geheel mee samen te stellen. Dat heeft hij gedaan in het eerste deel van zijn boek (blz. 1-87). De geschiedenis van de Vulgaatrevisie (blz. 88-164) is, zoals gezegd, veel persoonlijker en origineler werk en ontleent een bijzondere charme aan het feit, dat we de schrijver gerust als ooggetuige kunnen beschouwen. De rest (twee vijfde) van het boek is boordevol met zaakrijke en accurate aantekeningen, waardoor dit werk, zonder voor groter publiek ongenietbaar te worden, tegelijk aan de beter ingewijden goede diensten zal bewijzen.
Het is zeer te prijzen, dat men de uitgave van dit boek, dat zich zo weinig voor reclame leent, heeft aangedurfd. Wij zijn ervan overtuigd, dat het een der waardevolste van de reeks is. Het wordt misschien niet snel verkocht, maar ook na vele jaren zal men er nog om vragen.
H. Renckens
Josef TERNUS, S.J., Der gegenwärtige Stand der Assumptafrage. - 'Die Diskussion' nr 5, Verlag Josef Habbel, Regensburg, 1948, 61 blz., DM. 1,80.
Deze bondige uiteenzetting van den tegenwoordigen toestand der vragen betreffende Maria's Tenhemelopneming richt zich, zoals Schr. in zijn Voorwoord verklaart, 'tot lezers, die te midden der technische, politieke en sociale omwentelingen van dezen tijd, toch nog belangstelling overhielden voor actuele theologische problemen'. Met het oog op niet theologisch geschoolde lezers ware het wenselijk geweest, aan de vrij talrijke latijnse citaten een vertaling toe te voegen; als ook sommige methodologische vooropzettingen klaarder te formuleren. Zo b.v. blijkt niet duidelijk of de voorafgaande zekerheid, welke de Paus moet hebben alvorens tot een dogmaverklaring over te gaan, alleen de vaststelling van het algemeen aanvaard zijn als geloofswaarheid geldt (blz. 14), dan wel ook nog het afdoende inzicht der bewijzen zelf (blz. 15). Schr. is geneigd de uitdrukkelijke traditie hoger te doen opklimmen dan met de feiten strookt, b.v. wat betreft Pseudo-Melito (blz. 34). Ook kunnen wij het met zijn interpretatie van Epiphanius niet eens zijn (blz. 32 en 38). Dit neemt echter niet weg dat deze 'inleiding tot discussie' alle aanbeveling verdient.
E. Druwé
Anton van DUINKERKEN, Bernardus Mariapreeken ingeleid en vertaald. - 'Meesters van Gods Woord', De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1946, 302 blz., Fr. 120 en Fr. 160; Paul Brand, Bussum, geb. f. 7,90.
Anton van Duinkerken, aan wie de nederlandse lezer reeds vele prettige 'uren met Sint Bernardus' verschuldigd is, biedt hem hier nu wat
| |
| |
het meest tot den roem van den Doctor Mellifluus heeft bijgedragen: zijn Maria-preken. Wel verdienden de drie op Maria-Boodschap gehouden (blz. 133-173) amper dien titel, daar slechts twee alinea's van de derde over Maria spreken; toch zouden we ongaarne dit typisch middeleeuws 'rechtsgeding der deugden' missen. - Een korte inleiding geeft het kader van Bernardus' leven en bedrijvigheid aan (blz. 9-28). De aantekeningen, waaronder enkele vrij lange en interessante, werden jammer genoeg op het einde van het boek geplaatst (blz. 271-291). De vertaler heeft zich van zijn uiterst moeilijke taak doorgaans voortreffelijk gekweten.
E. Druwé
Hilarion THANS, Minderbroeder, Geestelijk onderricht V, Deugden. - Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1948, 216 blz., Fr. 38.
Onvermoeid zet Pater Hilarion Thans zijn 'Geestelijk Onderricht' voort. Na Vallen en opstaan, dat we onlangs bespraken, ziehier de behandeling der zedelijke deugden. Ziehier den stijgenden weg dus naar een schoner en ruimer leven. Hij loopt langsheen de nederigheid, de edelmoedigheid, de dankbaarheid, de vreugde; met een eenvoudig en bevallig voorgestelde leer, met veel voorbeelden, met het eigen voorbeeld nog het meest, voert de vrome auteur ons op die baan. Hier gelijk elders vat hij, naast persoonlijke verhandelingen, ook bekende ascetische opstellen samen (van Mgr Gay, van Pater Faber); zijn gezamenlijk werk wordt een zoveel kostbaarder compendium.
Em. Janssen
Jacques LECLERCQ, Dialogue de l'homme et de Dieu. - Edition revue et corrigée, Casterman, Doornik, 1948, 244 blz., Fr. 63.
Dit is het aangrijpend getuigenis van een mens die, oprecht en zelfstandig, wil nadenken: haast zonder boeken te raadplegen, peilt hij diep in zich en spreekt met God. Hij vindt vooreerst de verhouding God-schepsel: die tussen den volstrekt Gebiedende en het volstrekt afhankelijke. Daarin plaatst hij de verhouding Minnaar-beminde: de onbegrijpelijke één-making van God met de mensen en van de mensen met elkander. En zo beschouwt hij den Godmens, het christendom, de Rooms-katholieke Kerk: het is alsof hij, van God uit, leven en wereld doorvorste; van het licht uit, de schemering.
Em. Janssen
V. GEEREBAERT C.ss.R., Beleef uw geloof. - Bibliotheca Alfonsiana, Leuven, 1948, 368 blz., Fr. 50.
Op den avond van zijn leven, slaakt deze oude volksmissionaris een noodkreet. Het geloof gaat in Europa teloor; de mensen beleven niet wat ze, ondoordacht, nog aanhangen als was het een politiek programma. Beleef uw geloof!
Daartoe moet men zich vooreerst voorbereiden: men moet consequent handelen, en, het geloof kennend, zich beheersen en richten naar de concrete beoefening. Dan zijn er ook hinderpalen: de bekoringen en de beproevingen, waarbij het vertrouwen te kort schiet. Maar wie God waarlijk bemint, wie in liefde den naaste wil dienen, vindt vanzelf het levend geloof weer, waarheen hij ook anderen zal geleiden.
De auteur doet wat hij ons leren wil: als priester, als apostel, als Vlaming en volks, beleeft hij zijn geloof. Mochten zijn brandende vermaning en edel voorbeeld, zijn zware stem en overrijke ervaring velen treffen, doen nadenken, verdiepen en verheffen.
Em. Janssen
J.V. SCHRYVENS, Ons geestelijk leven overwogen in het kader van de kerkelijke jaarkring. - Brepols, Turnhout, 1948, 460 blz., geb. fr. 110.
Dit werk is een verzameling van preken en conferenties welke aan kloosterzusters werden gegeven. Zij staan binnen het kader van het kerkelijk jaar, in zover zij teruggaan tot kerkelijke feesten en tot bepaalde misteksten; ook in zover de Advent de tijd der zuivering genoemd wordt; die der verlichting gaat dan van Kerstmis tot Pinksteren; daarop volgt die der eenmaking. Verder treft het ons dat elke van de vijf-en- | |
| |
vijftig oefeningen, met zorg bewerkt, rijk is aan inhoud, doch schamel blijft van vorm. In het geheel heeft een vroom en werkzaam priester, na jaren van praktijk, zijn schatten verzameld. Wie zou hem daar niet dankbaar voor zijn?
Em. Janssen
Moeder Eugenie COENZLER. Vertaald door Fr. Teeuwen C.ss.R. Jezus ons voorbeeld. Overwegingen voor religieuzen. Eerste deel. De tijd van Advent tot Pinksteren. Tweede deel. De tijd van Pinksteren tot Advent. Derde deel. Overwegingen voor de aanvullende maand, de eerste Vrijdagen, de maandelijkse recollecties, de feesten van de heiligen. - Brepols, Turnhout, 1948, 538, 504, 422 blz.
Wij kennen geen verzameling van overwegingen die zo nauwgezet werd afgewerkt. De verdeling der gehele materie over al de dagen van het kerkelijk jaar, de verzorgde bouw van elke groep van overwegingen, het regelmatig weerkerend schema bij elke oefening: alles maakt dit werk tot een monument, harmonisch, geheel voltooid, bijna té volmaakt dan dat men het zou vertrouwen. En toch, overweging na overweging komt ons zo oorspronkelijk en voedend voor, dat wij vergeefs zoeken naar een geschikter jaarkrans voor de gezamenlijke gebedsoefening waar dan ook.
Em. Janssen
Hilarin FELDER O.M. Cap., Jesus von Nazareth. Ein Christusbuch. - Paderborn, Ferdinand Schöningh, 1947, VII, 391 blz., DM. 10.-.
De capucijner bisschop Felder, van wiens studie over Sint Franciscus wij onlangs een herdruk aankondigden, is vooral apologeet. Zijn hoofdwerk is een tweedelig boek: Jesus Christus. Apologie seiner Messianität und Gottheit gegenüber der neuesten ungläubigen Jesusforschung, waarvan in 1911 de eerste en in 1923 de derde druk verscheen. Het boek Jesus von Nazareth echter, welks eerste druk van 1936 is, is niet alleen als apologie bedoeld, hoewel het thema van eerstgenoemd werk er duidelijk in te herkennen is, maar geeft een reeks voordrachten weer, voor leken gehouden over den Christus. Beide werken werden o.m. in het Nederlands vertaald. Deze heruitgave van het tweede werk in 1947 is een teken van en voedsel voor een herrijzend geestesleven in Duitsland, hoewel het enigszins jammer blijft, dat deze schrijver of een jonger vakgenoot het boek niet aan de meest recente stromingen heeft aangepast. Dit geldt vooral voor de 'erste Abteilung', waarin de resultaten der 'formgeschichtliche' en eschatologische school meer positief besproken hadden kunnen worden. De rest geeft mooie doorkijken in het nieuwtestamentische Christusbeeld, en is als zodanig een voedsel voor geest en ziel. Misschien had ook daar een minder apologetische instelling meer nuance aangebracht. Zo hadden wij bij de bespreking van Jezus' profetischen geest graag ook iets gehoord over zijn 'niet-weten' van den jongsten dag en meer over zijn apocalyptische uitspraken.
P. Schoonenberg
MINDSZENTY, Jozef, Kardinaal, Moeder. Een loflied op het Moederschap. Vert. H. Kuitenbrouwer. - De Fontein, Utrecht, 1949, 215 pp., f. 5,75.
Dit conjuctuurboek van den Hongaarsen Kardinaal, dat in keurig gewaad hierbij zijn intrede doet in Nederland, behoeft geen aanbeveling. Het is inderdaad een 'mooi boek'. Natuurlijke en bovennatuurlijke piëteit vinden hier voedsel en de lotgevallen van den illustren schrijver zullen elk lezer nog in bijzondere stemming brengen.
J.v.H.
Ehe und Familie. Eine entscheidende Frage der heutigen Seelsorge. Referate der Wiener Seelsorgertagung vom 7. bis 9. Jänner 1948. - Dr Karl Rudolf, Wien, Seelsorger-Verlag im Verlag Herder, 1948, 167 bl., S. 17, 20, sfr. 7,50.
Ten tweede male na de oorlog heeft het Wiener Seelsorge-Institut een drietal studiedagen georganiseerd, waarin, t.a.v. huwelijk en gezin achtereenvolgens het principiële stand- | |
| |
punt van de Kerk weergegeven, de feitelijke toestand in Oostenrijk belicht en tenslotte de hulpmiddelen van de zielzorg besproken worden. Boven al wordt men getroffen door de allerdroevigste toestand, waarin huwelijk en gezin in Oostenrijk verkeren, thans na de oorlog nog meer dan ooit tevoren. De referaten van priesters en doktoren over huwelijksmisbruik, echtscheiding, abortus enz. schetsen een decadentie, waarvan wij in onze streken nog geen idee hebben. Mogen de wegen ter verbetering gevonden worden!
A.v.K.
H.C. RÜMKE, Karakter en aanleg in verband met het ongeloof. - Amsterdam, W. ten Have N.V., 3e dr., 1949, 105 bl., geb. f. 2,90.
Op grond van gegevens uit eigen innerlijke ervaring en uit de ervaringen opgedaan in psycho-therapeutische behandelingen van de meest verschillende mensen tracht de schrijver tegen de Freudiaanse stelling, dat geloof een ontwikkelingsstoornis is, aan te tonen, dat integendeel het ongeloof als een ontwikkelingsstoornis moet worden beschouwd. De schrijver is een gelovig man en erkent de ontoereikendheid der psychologie om de laatste gronden van het geloof bloot te leggen. Daar hij echter van zeer vage begrippen over geloof, religie en beider belevenissen uitgaat, zal de katholieke lezer, ondanks de waardering voor de sympathieke bedoelingen, zich zeer onwennig gevoelen in deze psychologisch-religieuze gedachtenwereld. De vakman zal met verschillende opmerkingen zeker zijn voordeel kunnen doen, maar al lezende steeds meer de behoefte voelen opkomen naar een studie in het licht van de katholieke leer over de eigen aard van het geloof als bovennatuurlijke overgave van het door de genade verlichte verstand aan de Goddelijke Openbaring.
A.v.K.
In de serie Ecclesia docens werden in 1949 door de N.V. Gooi en Sticht te Hilversum uitgegeven:
Iucunda semper, Encycliek van Paus Leo XIII van 7 September 1894 over den rozenkrans. Met een aantal andere documenten uit het jaar 1894. Vertaald door F.A.J. van Nimwegen C.ss.R., 66 blz. Iucunda semper is de 6e rozenkransencycliek van Leo XIII. Van de andere drie documenten is het laatste een instructie van de Congregatie der bisschoppen en regulieren over de prediking, een voorloper der bekende encycliek van Benedictus XV over dit onderwerp. De twee andere betreffen de hereniging der oosterse christenen. Hieronder geeft de apostolische brief Orientalium de grondwet der hereniging: geen latinisering, maar eerbiediging van de eigen kerktucht der afgescheidenen.
Tametsi futura. Encycliek van Paus Leo XIII van 1 November 1900 over de Christus den Verlosser. Vert. door denz. 64 blz. Deze encycliek besluit het heilig jaar, dat met Annum Sacrum was ingeluid, en is met deze encycliek een voorbereiding op de Christus-Koning-enc. van Pius XI. De gedachten concentreren zich om de beschouwing van Christus als weg, waarheid en leven. In dezelfde aflevering volgt nog: de brief Au milieu des consolations van 23 December 1900 over de vervolging der kloosterorden in Frankrijk. Vert. door Dr H. Janssen C.ss.R. Motu proprio Tra le sollicitudini van Paus Pius X over de kerkmuziek, 20 November 1903. Apostolische constitutie Divini cultus van Paus Pius XI over het gestadig meer bevorderen van de liturgie, de gregoriaanse zang en de gewijde muziek, 20 December 1928. Met aanhangsel. Ingeleid en vertaald door Dr E. Bruning O.F.M. en I.P.J. Kaarsgaren, Pr. 52 blz. De inleiding bestaat uit een overzicht over de kerkmuzikale wetgeving en het aanhangsel bevat citaten uit Mediator Dei, welke de hier gepubliceerde documenten bekrachtigen.
Mystici Corporis Christi. Encycliek van Paus Pius XII van 29 Juni 1943 over het Mystieke Lichaam van Christus en de vereniging die wij daarin bezitten met Christus. Met een voorwoord van Dr H. van der Meulen C.ss.R., 104 blz. Het voorwoord geeft kort en duidelijk de betekenis der encycliek aan t.o.v. moderne stromingen in de theologie en de spiritualiteit. De nederl. vertaling is die der Tipografia Vaticana Poliglotta, welke als authentiek te beschouwen is.
P. Sch.
| |
| |
Aflatencodex. Nieuwe authentieke verzameling van gebeden en goede werken waaraan aflaten verbonden zijn. - Romen's Tekstuigaven, Roermond en Maaseik, 1949, 596 pp., geb. f. 9,50.
Deze door de Benedictijnen van Oosterhout verzorgde vertaling der door de Penitentiarie uitgegeven Preces et Pia Opera Indulgentiis Ditata (1937) verschijnt nu in tweede druk.
De vertaling is op enkele plaatsen gecorrigeerd, en enige nieuwe gebeden en oefeningen in de vorige druk nog niet opgenomen zijn uit de Acta Apostolicae Sedis 1940-1947 toegevoegd. Bovendien is deze uitgave typografisch nog keuriger verzorgd dan de eerste.
P. Huizing
| |
Taal en letterkunde
A. ROLAND HOLST, Verzamelde verzen. - Van Dishoeck, Bussum; A.A.M. Stols, Den Haag, 1949, 225 en 277 pp., per vier delen f. 30.
In de twee delen dezer uitgave die wij ontvingen, verschenen in het deel Proza een aantal essay's en beschouwingen, en in het deel Gedichten vijf vroeger uitgekomen bundels van A. Roland Holst. De uitgave is berekend op vier delen, die niet afzonderlijk verkrijgbaar zijn. De technische verzorging dezer uitgave is voortreffelijk.
J.v.H.
Walter BREEDVELD, Het gouden Kruis. - Het Thijmfonds, Den Haag, 1949, 274 pp.
Een wonderlijk verhaal van een met prachtige stem begaafde dorpsjongen, die tevergeefs tracht als zanger vooruit te komen. Leesbaar en verdienstelijk verteld zonder dat de schrijver een hoger niveau bereikt.
J.v.H.
Dr H.H. KNIPPENBERG, Memoriaal. - Uitg. Helmond, 1949, 106 pp., f. 3,90.
'Memoriaal' noemt Dr Knippenberg terecht dit boekje van zijn hand. Men vindt er herinneringen aan zijn studententijd te Amsterdam en verder wetenswaardigheden omtrent talloze bekende persoonlijkheden uit het openbare leven der laatste veertig jaar, vooral uit de Zuidelijke provincies. Knippenberg vertelt aardig en onderhoudend, ook al is de inhoud niet al te zwaarwichtig of wereldschokkend.
J.v.H.
Dichterkeur. Een keuze uit verzen dezer eeuw door Dr W.L. Brandsma. - Stafleu, Leiden, 1949, 254 pp., f. 7,50.
In deze bloemlezing heeft Dr Brandsma verzen van een kleine zestig dichters uit deze eeuw bijeen gebracht. Achter in het boek geeft hij een korte biographie van elk der bijdragenden, en een inleiding biedt een overzicht over de literatuurperiode der laatste honderd jaar ongeveer. Overigens biedt de bloemlezing geen bijzondere aspecten en is zij als andere anthologieën.
J.v.H.
Pyramide-zakromans. - De Driehoeck, 's Graveland, 1949, f. 1 per deeltje van omstreeks 230 pp.
Stijn Streuvels, Langs de wegen; Phyllis Bottome, Puinpiraatjes; T. Scheutz, Rimboe-avonturen van vlieger Kid; Bernice Bryant, Trudy's moeilijke jaren. Vier boeiende, handige boekjes die voortreffelijke treinlectuur vormen.
J.v.H.
Helene TIMMERMANS, Spreken en schrijven wij goed Nederlands? Tweede, verbeterde uitgave. - Boekuil- en Karveeluitgaven, Antwerpen, 1948, 187 blz., Fr. 65.
Wij, Vlamingen, spreken en schrijven nog slordig; de reeds talrijke taalzuiveraars De Vreeze, Meert, De Boeck, Schrijvers, De Tavernier, Peeters, Noë haalden den slag niet thuis. Onderhavige bijdrage, een verbeterde tweede uitgave, is bescheiden, vertrouwbaar, bruikbaar. Bescheiden, daarom niet minder met aandrang, richt ze zich tot alle ge- | |
| |
cultiveerden; zij bestaat uit volkomen vertrouwbare lijsten, waarbij ons het zuiver taalgevoel van de auteur treft en haar praktische zin. En om de bruikbaarheid aan te tonen, hoeven we de titels der hoofdstukken slechts over te schrijven: Spelling; Het juiste woord; Streektaal; Barbarismen; 'De' of 'het'; Zinsbouw.
Warm aanbevolen.
E. Janssen
Ab VISSER, Guido Gezelle, mens en dichter. - Born, Assen, 1949, 95 blz. geb. fl. 3,25.
'Het doel van dit boekje', zo schrijft de auteur, 'is... de belangstelling voor Gezelle levendig te houden en een bescheiden hulde te brengen aan de nagedachtenis van de dichter, ter gelegenheid van zijn vijftigste sterfjaar' (blz. 7). Met toewijding en vlijt werd er aan gewerkt; maar de taak was den auteur te zwaar. Hij wist in zijn bronnen het zekere van het hypothetische niet te onderscheiden; hij achterhaalde de structuur niet van Gezelle's leven noch de eigenlijke betekenis van diens poëzie. Dan begreep H. Roland Holst-van der Schalck, die in 1930 een soortgelijk boekje liet verschijnen, den groten dichter toch zoveel beter!
E. Janssen
Lieven RENS, Het schrikkeljaar. - Eigen uitgave (Fiévéstraat 32, Gent), 1948, 54 blz.
Dit is een keurig uitgegeven bundeltje van 34 verzen. Deze staan los van elkaar; in den loop van 1948 wellicht werden ze occasioneel gedicht; ze beelden samen een jongen man uit, een verfijnd artist met een veelvuldige belangstelling, een teer idealiserende ziel tegelijk zelfbewust en beschroomd.
Opvallend zijn, bij dezen debuterenden dichter, de stielvaardigheid, de zuivere taal, de verzorgde vorm. Slechts een uitzonderlijk begaafd, een technisch ernstig kunstenaar, vermag zo verscheiden en keurig liederen te zingen, strophen te bouwen. Even opvallend zijn de eruditie en de verscheidenheid van motieven, die toch alle nauwgezet scherp worden gezet. In gebreke blijft echter de spontane dichterlijkheid: het reflexieve, het min of meer abstraherende ontnemen aan de meeste verzen de volle kleur, het betoverend geluid. Ze blijven, in hun voortreffelijke voornaamheid, eerder mat en egaal.
Wij kunnen niet uitmaken in hoever het reeds imponerend talent van Lieven Rens vooreerst dichterlijk moet heten. Zijn persoonlijkheid is nog niet rijp, niet vast; misschien ligt zijn kracht in proza en essay; intussen openbaart hij zich, in dit bundeltje, als een rijk begaafde, een degelijk gevormde.
Bijgaand versje, Nieuwe regel moge onze kritiek illustreren:
Ontbeer het nooit-ontbeerde,
Alleen het nieuw-begeerde
Begeer het nooit-begeerde
Een voor het eerst vereerde
Vereer het nooit-vereerde
Van 't eeuwiglijk ontbeerde:
E. Janssen
Dr G.S. OVERDIEP, Stijl- en literatuurgeschiedenis. Bibliographie. Derde deel van Verzamelde opstellen over taal- en letterkunde, voor den druk bezorgd door Dr G.A. van Es. - Standaard-Boekhandel, 1948, 170 blz., geb. Fr. 160.
Wij bespraken het tweede deel van deze verzamelde opstellen; wij wezen er op hoe niemand misschien, in de laatste jaren, aan onze taal- en letterkunde méér en groter diensten heeft bewezen dan wijlen Dr Overdiep. Van de taalkunde ging hij naar de letterkunde over; de letterkunde grondde hij op de taalkunde. Van het leven naar de kunst en van de kunst naar het leven: alles methodisch, sekuur en verantwoord!
Ziehier hoe Dr Overdiep zelf zijn kritisch-literair programma aangeeft: 'De subjectiviteit die men vreest bij het beroep op de litteraire vormen zal men zelve moeten afschudden. En men zal dit alleen kunnen doen door training in het gebruik en door opbouw van een we- | |
| |
tenschappelijk-stijlkundig apparaat, d.i. een stylistiek van klank-woord-zin, van vers en proza, van stromingen en genres' (blz. 5). De dertien hier gebundelde opstellen, alle van 1933 tot 1939, zijn dertien bijdragen tot zulke stylistiek, - en Vondel en Coornhert, en Hooft en Huygens, en Potgieter, Bosboom en Couperus staan voor ons zoveel scherper getekend, naargelang de vaardige analyticus dieper doordrong in hun stijlvormen en geest, hun plastiek en dramatiek, hun tendenzen en de ondergane beïnvloeding.
Geen literair criticus, geen taalkundige mag het werk van Dr Overdiep ongemoeid laten. En worde het naar zijn geest, piëteitvol, door getrouwe volgelingen voortgezet en voltooid!
E. Janssen
LIN TSIN SEN, De liefdespijl. - Wereldbibliotheek, Amsterdam-Antwerpen, 1948, 36 blz.
De liefdespijl is een chinese novelle, fijn, vernuftig, typisch oosters, nogal erotisch, zwemend naar het sprookje, heel eenvoudig verteld en verdienstelijk (niet praegnant) vertaald. Voor onze Vlaamse lezers is het een fijn gerecht en een lichte bedwelming.
E. Janssen
Van den vos Reynaerde. Uitgegeven, ingeleid en verklaard door Prof. Dr P. de Keyser. Tweede herziene uitgave. - Klassieke Galerij 8, 151 blz.
Jacob VAN MAERLANT, Roman van Torec. Uitgegeven met inleiding, aantekeningen en bibliographie door Dr A.Th.W. Bellemans. Tweede druk. - Klassieke Galerij 14, 96 blz.
Jan BRUGMAN, Verspreide sermoenen. Uitgegeven met inleiding en toelichtingen door Dr A. van Dijk O.F.M. - Klassieke Galerij 41, 170 blz.
CICERO, De vriendschap. Vertaald, ingeleid en toegelicht door Dr H. Beek en E. de Ridder. - Klassieke Galerij 43, 47 blz.
Wij willen deze vier werkjes niet afzonderlijk bespreken, te meer daar de eerste twee, in hun genre beide voortreffelijk, slechts heruitgaven zijn. Het derde boekje is ons voorlopig het kostbaarste, omdat we nergens zoveel over en van Brugman bijeen vonden; het vierde - een verzorgde doch weinig artistieke vertaling - werd onvoldoende ingeleid en gecommenteerd.
En wat wordt de 'Klassieke Galerij', met zijn 'Meesterwerken uit de wereldliteratuur', ons een kostbaar cultureel bezit!
E. Janssen
Marie GEVERS, Scaldis, Vertaling van E. Willems. - Doornik, Casterman, 192 pp., Frs 60.
Het is zeer lastig een dichterlijk werk te vertalen. Dit bewijst ook deze bewerking. Zij laat immers wel vermoeden dat het oorspronkelijke loflied op de Schelde zeer stemmig geschreven is en een schat van legenden bevat in een keurig verband gebracht. De stemming wordt jammer genoeg verbroken door een vrij stroeve en letterlijke vertaling, door vreemde zinswendingen die pedant aandoen in een fris verhaal. De Franse tekst verdiende een betere vertaling.
R. Hostie
Boekengilde 'Die Poorte', Antwerpen, 1947:
Michael ARLEN, Shelmerdene, vertaald door L. Cremers, 253 blz.; Carl ASZLANYI, Zeven Oorvegen, vertaald door U. De Wael, 190 blz.; A. AVERTSJENKO, Een Wervelstorm, vertaald door L. Cremers, 175 blz.; Fritiof, NILSSON, Bombi Bitt en Ik, vertaald door A. Fr. Dierckx, 218 blz.; Edouard PEISSON, De Man met de Dollars, vertaald door Korneel Goossens, 208 blz.
In deze goed uitgegeven reeks, bekoorde ons het meest het pittige verhaal der Zeven Oorvegen. Dit is een prettig boek, vrolijk en fantastisch. Bombi Bitt, Shelmerdene en vooral de Man met de Dollars zijn aangename en zeer leesbare werken, hoewel het tweede deel van Bombi Bitt, de jaarmarktgeschiedenis, lang niet zo leuk is als het eerste. Lezers die niet goed sombere literatuur verdragen, doen beter niet te beginnen aan Wervelstorm, een reeks schetsen,
| |
| |
waarvan de hoofdpersoon overal cynisch het geluk en de vrede vernielt. Shelmerdene, Bombi Bitt en Wervelstorm veronderstellen gevormde lezers.
J. Vandermeersch
| |
Cultuur en kunst
Christopher DAWSON, Religion and Culture. Gifford Lectures, delivered in the University of Edinburgh in the year 1947. - London, Sheed and Ward, 1948, 225 pp.
'Wij staan tegenover een geestelijk conflict van een uiterst scherpe aard, een soort van sociale schizophrenie die de ziel der maatschappij verdeelt tussen een a-morele wil tot macht die zich bedient van een onmenselijke techniek, en een moreel idealisme dat geen macht heeft het menselijk leven te beïnvloeden. Er moet een terugkeer komen tot eenheid - een geestelijke vervulling der cultuur - wil de mensheid blijven bestaan.'
'Wij hebben een geseculariseerde wetenschappelijke wereldcultuur die een lichaam is zonder ziel; terwijl van de andere kant de godsdienst haar geïsoleerde bestaan handhaaft als een geest zonder lichaam.'
Het is eerst na een breed overzicht over de voorbije cultuurvormen der wereld, zowel primitieve als hoogontwikkelde, dat Dawson ons dit oordeel geeft over de volkomen abnormale toestand, waarin de mensheid op het ogenblik verkeert. Overal en altijd is het beschavingsleven een zinvolle eenheid geweest tussen het aardse bestaan en de bovenaardse, eeuwige, religieuze werkelijkheden. Hadden de humanisten in hun wetenschappelijke Godsleer nog een gemeenschappelijk fundament, nog altijd levend uit de traditie van het geloof, de rationalisten der Verlichting verbreken de laatste banden met de werkelijke bovenaardse realiteit, en baanden de weg voor de romantische reactie, die slechts voor de gevoelswaarde der Godsdienstige verschijnselen oog had, tot tenslotte de godsdienstwetenschap gereduceerd werd tot het vergelijkend constateren van zinloze verschijnselen of in de lucht hangende producten van het menselijk bewustzijn. Dawson betoogt met klem, dat men de godsdiensten zonder een godsdienstige instelling, zonder een natuurlijke theologie niet kan benaderen; een wetenschap der Godsdienst die zich beperkt tot anthropologie of psychologie is een pseudo-wetenschap. In drie hoofdstukken beschouwt hij de religieuze organen der maatschappij, de Profeet (Islam), de Priester (Hindouisme), de Koning (Egypte), en toont de diepgaande invloed van het religieuze bewustzijn op de beschavingsvormen aan in 3 hoofdstukken over de oorsprong der wetenschap, de oorsprong van het recht en het ascetisch en geestelijk leven.
Dit boek is niet alleen een knappe analyse van voorbije verschijnselen. Het maakt bovendien, zoals het trouwens bedoelde, zonder meer evident, dat het in de meest letterlijke zin van het woord 'gekkenwerk' is, een cultuur, en nog wel een wereldcultuur, op te bouwen op de loutere basis van techniek en economie. Dat er geen menselijke beschaving denkbaar is, die niet mede en zelfs allereerst gevormd wordt uit de dienst van God. Wat niet uitsluit, dat Dawson zeer scherp godsdienst en cultuur onderscheidt, en zelfs de gevaren niet voorbijziet, die een té innige vermenging van een religie met een bepaalde cultuurgemeenschap oplevert.
Dit werk van Dawson is zelf een bewijs van zijn stelling: het doet ons zien, wat een strikt wetenschappelijke uiteenzetting aan diepte en helderheid kan winnen, als ze gehouden wordt door een werkelijk godsdienstig mens.
P. Huizing
O. DEGRIJSE, Christelijk Humanisme II, Opbouw. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1948, 461 pp., f. 11,25 en f. 12,50.
O. Degrijse voltooit zijn zeer degelijk en verantwoord werk 'Christelijk Humanisme' met dit tweede deel 'Opbouw'. De schrijver is uitermate belezen en belicht allerlei levenskwesties vanuit zuiver katholiek standpunt. Voor ontwikkelde leken is er inderdaad veel uit dit boek te le- | |
| |
ren. Het is geen gemakkelijke vlotte lectuur; een zwieriger, kleuriger opdissing der zware gerechten zou het boek ten goede zijn gekomen. Maar zoals het daar ligt, is het een ware summa van katholieke levenswijsheid. In het eerste deel dat 'Terreinverkenning' heet, werd de blik meer in het rond gericht, op het algemeen levensterrein, terwijl in dit deel vooral het huwelijk in zijn breedste gelding en de christelijke cultuur behandeld worden. Wat de schrijver beoogde, 'een levensideaal voor katholieke intellectuelen' te ontwerpen, is ongetwijfeld bereikt. De auteur heeft een open blik voor al de geestesgoederen en de cultuurwaarden dezer aarde en hij wijst de weg om deze alle te kerstenen en organisch op te nemen en te ordenen in het volle christelijke leven.
J.v.H.
F. van der MEER, Christus' oudste gewaad. Over de oorspronkelijkheid der oud-christelijke kunst. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1949, 268 pp., 64 platen, f. 15,50.
Het nieuwste boek van Prof. van der Meer bezit alle eigenschappen van zijn voorgaande werken: een geestrijke en fonkelende gedachtengang, een grootse eruditie en een boeiende brillante stijl. De schrijver heeft zich ingeleefd in de wereld die hij beschrijft, en die ook zijn grote liefde bezit: de oud-christelijke kunst. Daarom wordt het beeld dat hij oproept in dit boek buitengewoon levend en belangrijk. Hij is een van de historici die over geschiedenis schrijft niet als iemand, die er alleen veel over heeft gelezen en nagedacht, maar 'die er zelf bij geweest is', gelijk Gertrud von le Fort het eenmaal formuleerde. Dat verheft dit uiterst wetenschappelijk boek ver boven het niveau van een zeer nuttige, maar dorre wetenschappelijke feitenkennis, en maakt het zó belangrijk, ook voor de kunstenaars en hun artistieke problemen en bekommernissen van het ogenblik.
't Is een lievelingsgedachte van Prof. van der Meer, dat de hedendaagse christelijke kunstenaars meer bezieling zouden zoeken in de kunst en de thema's der oude christenen; voor degenen, die dit willen doen heeft hij met zijn laatste boek de weg daartoe geopend, waarop hij zelf dan nog een zeer bekwame en kunstzinnige gids is.
Het thema, dat in dit boek wordt behandeld is een zeer uitvoerige en overtuigende uitwerking van een openbare les, door Prof. van der Meer te Nijmegen gegeven in 1939 over de oorspronkelijkheid van de oudchristelijke kunst. De opzienbarende stelling, die Dvorak vóór jaren poneerde wordt hier nog eens grondig beschouwd en boeiend gecommentariëerd. Dit wil geenszins zeggen, dat Prof. van der Meer's boek een commentaar zou zijn. Daarvoor is het te persoonlijk en te groots. Het brengt werkelijk een nieuwe kijk op een schone maar weinig bekende wereld. De uitgever heeft gezorgd, dat de uitgave niet bleef onder het hoge gehalte van dit boek. Zij is fraai verzorgd en rijk geïllustreerd. De platen doen het voortreffelijk tegen de dof-zwarte achtergrond, vooral de foto's der beeldhouwwerken komen zo volledig tot hun recht.
C. de Groot
Charles BERNARD, Opsomer. - 15 blz., 26 buitentekstplaten, waarvan één in kleur, 24,5 × 18,5 cm., fr. 60.
Roger AVERMATE, James Ensor. - 15 blz., 26 buitentekstplaten, waarvan één in kleur, 24,5 × 18,5 cm., fr. 60.
Voor het Ministerie van Openbaar Onderwijs, uitg. De Sikkel, Antwerpen, z.j.
Dank zij het initiatief van het Belgisch Ministerie voor Openbaar Onderwijs, hoeft een inleiding tot het werk van zekere hedendaagse meesters niet meer gezocht te worden in zeldzame tijdschriften of dure luxemonographieën. In elk van deze albums gaat een korte inleiding een representatieve reproductiereeks vooraf.
Ch. Bernard beschrijft het leven van de Lierenaar Opsomer, en typeert zeer juist zijn robuste, gezonde kunst.
R. Avermaete geeft ons de geschiedenis van Ensor's werk, daar over het leven van den trouwen Oostendenaar even weinig te vertellen valt als over dat van onze oude meesters. En tegenover het innerlijk
| |
| |
leven, dat uit zijn werk spreekt, blijkt zelfs een kunstcriticus 'gepuzzeld'. Een vergelijking met Bosch of Bruegel schijnt S. goedkoop te vinden, maar misschien is zij er niet minder juist om, ter benadering van dit mysterieuze werk?
A. Deblaere
Lydia KRESTOVSKY, La laideur dans l'art à travers les âges. - Editions du Seuil, Parijs, 1947, 19,5 × 14 cm., 285 blz.
Het verschijnen van een studie over het lelijke in de kunst werd door zekere critiek begroet als een uiting van allesdoordringend negatief existentialisme. Al maakte het nog niet het onderwerp van een synthetische studie uit, het probleem is er niet minder reëel om: vanaf de primitieve maskers en Hetieten-gedrochten, over de monsters der middeleeuwse kathedralen, tot in de 'decomposities' der hedendaagse kunst, speelt het lelijke een grote rol. Lelijk, niet in de zin van artistiek ontwaardend, waardoor ook het zg. mooie karakterloos kan worden en een werk van zijn kunstgehalte beroven, - maar het lelijke misvormde, bewust aangewend als artistiek expressie-element in het scheppen van kunst. Over dit 'lelijke' verzamelt Schrijfster een zeer rijk materiaal, en stelt het ons voor in een schitterende taal en met goede illustraties. Het is dan ook eerder als basis voor verdere studie dan als definitieve synthese, dat het boek zijn waarde heeft, want tot een aesthetisch-wijsgerige verklaring blijkt S., trots merkwaardige belezenheid en goede wil, niet opgewassen.
A. Deblaere
K. VANGENECHTEN, Het antieke Rome. - Hellas en Rome. De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1948, 352 blz., 27 × 19 cm., ing. fr. 250, geb. fr. 300.
Een grote verrijking voor onze literatuur over de Oudheid. Het boek wil zijn een topographie van het oude Rome, maar het is ontzaglijk meer. Zoals geen ander werk in onze taal, geeft het ons een levend beeld van Rome's antiek verleden. Zonder historisch-archaeologische zwaarwichtigheid, en toch wetenschappelijk ernstig en gefundeerd, wordt ons in een heldere, soepele en boeiende taal, de groei, grootheid en verval van de wereldstad verhaald. We wandelen met de S. van heuvel tot heuvel, en onder de bezwering van zijn woord rijzen uit de oude puinen voor ons oog de tempels, basilieken, amphitheaters, en monumenten weer op, in hun kracht en schoonheid, met hun geschiedenis, met het leven dat er zich afspeelde, zelfs met hun anecdoten. Veel van wat wij uit de oude schrijvers vernamen, wordt ons eerst hier werkelijk en onmiddellijk levend. De talrijke reminiscenties uit de klassieken, op de juiste plaats in de tekst ingeweven, maken dit geschiedkundig werk dubbel kostbaar. Een schat voor alwie zijn humaniora geen dode letter wil laten blijven; maar ook voor allen op wie Rome zijn eeuwige fascinatie blijft uitoefenen, voor elke pelgrim, die de grootse ruines het mysterie van hun verleden wil laten verhalen.
Wellicht mogen wij wensen, dat in een tweede druk, - die ongetwijfeld zal volgen -, nog enkele plattegrondtekeningen (bv. van het Marsveld) worden opgenomen, en alle plannen worden voorzien van een duidelijke schaal en oriëntatie.
A. Deblaere
Prof. Dr V. CELEN, Frans-Vlaanderen in woord en beeld. - Uitgave 'Sanderus', Audenaerde, Vlaamse Toeristenbond, Antwerpen, 47 blz., 25 × 18,5 cm., talrijke foto's, gen. fr. 55, geb. fr. 70.
Prof. Dr V. Celen, de grote kenner van Frans-Vlaanderen, leidt ons in dit boekje door het land, de dorpen en steden van dit aloude Nederlandse stamgebied. Eenvoudig en gemoedelijk verhaalt hij ons van zijn schoonheid, van de cultuurgetuigen uit zijn verleden, van zijn trouw en beproevingen. Een werk, dat iedereen's belangstelling verdient, evenals dit broedervolk zelf, dat eeuwenlang alleen stond in de strijd om het bewaren van zijn eigen aard.
A. Deblaere
|
|