| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst en ascese
J. JANSSENS, pastoor, Kerk en gezin. Terug naar de kristelijke gezinsopvoeding. - St-Franciscus-Drukkerij, Mechelen, 1948, 165 blz., Fr. 45.
Een priester is hier aan het woord, die na lange ervaring en grondig onderzoek tot de overtuiging gekomen is dat geen diepgaande voortgang inzake zielzorg mogelijk is, zolang men er niet toe komt in elke parochie een kern te vormen van katholieke model-huisgezinnen, waarvan de ouders uitblinken door hun voorbeeldig gedrag en hun bezorgdheid voor de katholieke opvoeding. Niet alleen deze overtuiging, maar ook de praktische middelen voor zulk een katholieke gezinsopvoeding wil Schr. aan alle zielzorgers bijbrengen. Jammer dat hij geen woord rept over al hetgeen in dit verband reeds in binnen- en buitenland beproefd en met succes verwezenlijkt werd. Een bezoek aan het S.C.G.V., Spastraat, 27, Brussel zou den lezer veel verder brengen. En ofschoon Schr. in zijn voorwoord tegen de kamergeleerdheid op dit gebied van leer trekt, is hij zelf van dit euvel niet vrij te pleiten, en pas na lange dogmatische uiteenzettingen komt de persoonlijke, beleefde en ontroerende getuigenis van de zieleherder. Doch deze laatste passages met bezieling en enthousiasme geschreven zullen elken zielezorger meer dan eens te stade komen.
P. De Meester
L. DENIS S.J., Elementa Theologiae Dogmaticae: Tractatus de Sacramentis secunda Pars nec non de Novissimis. - Zech et Fils, Braine-le-Comte, 1947, 232 blz.,
Dit theologisch handboek komt uit het hartje van Afrika, uit Mayidi, het Groot-Seminarie van de Kisantumissie. Het is van de hand van de professor in dogmatiek aldaar, de ondernemende redactiesecretaris van de 'Revue du Clergé africain'. Opgesteld voor Congolese seminaristen is dit handboek een voorbeeld van helderheid, methode en paedagogisch inzicht. Al bepaalt zich de auteur terecht tot de scherpe omlijning en bepaling van de 'doctrina communis', toch bieden sobere bemerkingen en wenken gelegenheid tot diepere beschouwingen in de dogmatische problemen. De indeling zelf van het werk is klassiek, zoals in alle manualia.
P. Fransen
Les Etudes Carmélitaines, SATAN. - Desclée De Brouwer, Mei 1948, 666 blz.
Volgens de formule door zijn sympathieken Directeur, E.P. Bruno, sinds enkele jaren gekozen, is ook dit nummer van het tijdschrift 'Les études carmélitaines' aan één onderwerp gewijd, dat van alle mogelijke standpunten uit door een aantal bevoegden belicht wordt. Zo krijgen we nu: Satan. De onmenselijke wreedheid, die zich in de laatste oorlog uitwoedde, heeft velen aan een ontketening van duivelse machten doen denken.. 'Men spreekt van onrecht en misdaad, schreef Gertrud von Lefort (K.C.T. Streven, Feb. 1948, blz. 451), dat echter achter deze duidelijke, aardse begrippen een grondeloos diep metaphysisch geheim staat,... het mysterie van een zeer reële onmetelijk grote bovenmenselijke macht, dat is zeer weinig mensen bewust, ook zeer weinig christenen, - de niet-christelijke moderne wereld wil er zelfs volstrekt niets meer van weten: de macht van den duivel is haar evenzeer ontgaan als de macht van God'. De opzet van dit Satan-boek gaat insgelijks van de overtuiging uit dat het satanisme als een actueel probleem dient beschouwd.
'Satan de nos jours' luidt de titel van een bijdrage van den in- | |
| |
middels gestorven Dom Alois Mager, uit Salzburg (blz. 635-643): een beschrijving van het Nazisme. Waarop Jean Madaule schijnt te reageren: 'Le Diable, c'est peut-être Hitler, à moins que ce ne soit le maréchal Staline. Vous avez le choix, et derrière chacun de vos ennemis, vous pouvez, si cela vous amuse, dessiner la silhouette cornue de l'Ennemi. Mais cela vous empêche de voir que le Diable est aussi, est d'abord en nous-mêmes et que, s'il était véritablement ailleurs, il ne serait pas capable de nous faire autant de mal' (blz. 607).
Het zou ons te ver voeren alleen de namen op te sommen van de drie en dertig medewerkers - theologen, philosophen, psychiaters, literatoren, enz. - die om de beurt het bestaan, de geschiedenis, de bestrijding, de therapeutiek en de velerlei vormen van het satanisme bespreken. Verreweg de langste bijdrage leverde M. Albert-Duquesne onder den titel: Réflexions sur Satan en marge de la tradition Judéo-Chrétienne (blz. 179-311); men vindt er onder ruim gebruik van de kaballa, tal van spitsvondige, soms inzicht gevende tekstvergelijkingen, die evenwel niet altijd genoegzaam objectief gefundeerd zijn.
Vermelden we als bijzonder geschikt om den lekelezer te interesseren verschillende studies over Satan in de literatuur, inzonderheid bij Dante, Milton, Balzac, de Franse romantici, Gogol en Dostojevski, de hedendaagse schrijvers. Een vrij uitvoerige chronologisch geordende bibliographie, bezorgd door R. Villeneuve, beëindigt dit rijk gevarieerde boek, dat veel materiaal van blijvende waarde verzamelt en ongetwijfeld in brede kringen belangstelling zal vinden.
E. Druwé
Chanoine Jacques LECLERCQ, Sainte Cathérine de Sienne, Catholique romaine. - Tweede uitgave, Casterman, Doornik, 1947, 388 blz., Fr. 66.
Onder de talrijke werken van Kan. Prof. Leclercq blijft zijn Katharina-leven een van de aantrekkelijkste, al werd het meer dan twintig jaren geleden geschreven. Aan deze nieuwe uitgave werd slechts weinig gewijzigd, en dit op verzoek van het publiek zelf, dat van grondige veranderingen eerder schade dan verbetering vreesde. Het is veel meer een portret, dan een biografie of een louter historisch document. Na Jörgensen en Fawtier zou een biografie bezwaarlijk nog veel nieuws hebben kunnen brengen.
De grondtrekken van de spiritualiteit, die dit middeleeuwse meisje bezielde, blijken merkwaardigerwijze ook die te zijn, welke onze tijd behoeft: de mystiek van de Kerk en van het apostolaat. De gestalte waartoe Katharina van Siëna geestelijk uitgroeit onder de invloed van deze mystiek, is voor ons, modernen, even aantrekkelijk als leerrijk.
A. Deblaere
Met de Heiligen het jaar rond. Geredigeerd door Dom J. Huyben O.S. B, †, Dom H.J. Scheerman O.S.B., Antoon Coolen, Anton van Duinkerken, IIe Deel. - Paul Brand, Bussum, 1949, 431 pp., f. 15,-.
Reeds spoedig na het eerste deel dezer op vier delen beraamde uitgave verschijnt het tweede deel, dat de maanden April, Mei en Juni omvat. Het is in opzet en bewerking geheel gelijk aan zijn voorganger. In het korte bestek van vier, vijf bladzijden wordt voor elke dag der maand het leven van een Heilige beschreven. Enige kunstenaars illustreerden het werk met tekeningen. Men zou zulk een uitgave een verzameling van geestelijke short stories kunnen noemen. Zoals dit werk tot stand is gekomen door medewerking van bijna geheel katholiek Nederland, zo zou men wensen, dat ook geheel katholiek Nederland zich dit werk kon aanschaffen. De hoge prijs verhindert dit echter en daarom ware het wenselijk dat, zo deze mogelijkheid te verwezenlijken is, een goedkope volkseditie naast de huidige, enigszins luxueuse, verschijnen kon. Het werk moet een volksboek worden voor het katholieke gezin.
J.v.H.
| |
| |
| |
Taal en letterkunde
Verhalen uit Boccaccio's Decamerone. - Wereldbibliotheek-vereniging, 1948, 175 blz.
Van de honderd verhalen die de Decamerone uitmaken, werden er hier twintig vertaald en gebundeld. Vertaling (door W.G. van Nouhwijs), keuze, houtgravures (door N.J. Bulder) en uitgave zijn alle uitstekend te noemen. Wordt het laatmiddeleeuwse leven in Noord-Italië ergens levendiger voorgesteld, dan in deze anekdoten en legenden, paradoksen en vreemde avonturen? Maar alles is voor eenieder allesbehalve geschikt; de gehele bundel zou de zedelijke quotering II verdienen.
E. Janssen
Prof. Dr C.G.N. de VOOYS, De Letterkunde van de negentiende Eeuw tot ongeveer 1885 in Noord-Nederland. - Teulings-Malmberg, Den Bosch; Standaard-Boekh., Brussel, 1948, 354 pp.
De bewerking van dit zevende deel der grote Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden werd toevertrouwd aan Prof. Dr de Vooys, en wie de degelijke wetenschappelijke werkwijze en de voortreffelijke georiënteerdheid van hem kent, weet tevens dat er een verzorgd en goed geschreven werkstuk voor den dag komt. De Vooys deelt de negentiende eeuw tot 1885 in in drie tijdperken, die hij alle volgens hetzelfde systeem behandelt, beginnend met een 'Overzicht en Karakteristiek' en dit doende volgen door de 'Hoofdpersonen en hun onderlinge verhouding'. De periode van '60 tot '85, die door de Tachtigers al te zeer gesmaad was, heeft sinds geruime tijd weer meer belangstelling getrokken, en de Vooys stemt geheel in met deze herwaardering. Hij wijst met recht op het viertal figuren Potgieter, Busken Huet, Multatuli en Pierson, die in dezen tijd schreven en werk leverden dat zijn waarde behoudt. Vooral de waardering van Potgieter heeft zich, sinds Albert Verwey zijn boek over hem schreef, in een stijgende lijn bewogen. Lezende in deze geschiedenis der letterkunde van de negentiende eeuw voelt men zich aldoor geleid door een betrouwbaren, uiterst bekwamen gids. De Vooys is te zeer geleerde, te zeer professor om zich door eigen impulsen of eigen voorkeur te laten verrassen. Zijn oordeel is getoetst aan voorgangers en zeer betrouwbaar. Het bereikt de hoogste mate van objectiviteit. Zo is hier een werk ontstaan dat als wetenschappelijke geschiedenis der negentiende-eeuwse letteren moeilijk te overtreffen zal zijn, volkomen evenwichtig, volkomen verantwoord. Het boek is evenals de vorige delen uitstekend verzorgd wat typografie en materiaal betreft, en het grote aantal foto's en illustraties, vaak weinig gekende, verhogen in niet geringe mate de aantrekkelijkheid ervan.
J.v.H.
Wilfrid WARD, Om hoge Waarden. Bewerkt door F. v. Oldenburg-Ermke. - Thymfonds, den Haag, 262 pp., f. 2,50 en f. 5,25.
Een goede en met psychologisch talent geschreven roman, waarbij alleen de wat kunstmatige intrige en de overdeftige stoffering ouderwets aandoen. Het zijn levende en goed gekarakteriseerde mensen, onder wie zich deze geschiedenis van een wonderlijk testament afspeelt. Lezers van alle pluimage zullen dit boek genieten.
J.v.H.
C.F.C. van DAM, Spaans Handwoordenboek. Tweede deel, Nederlands-Spaans. 2e verm. druk, - G.B. van Goor Zn., Den Haag-Batavia, 1949, 1256 pp., f. 17,50.
'Ik vlei mij met de illusie dat de eerste druk van dit boek, die reeds jarenlang was uitverkocht, inderdaad een bijdrage geleverd heeft tot de verheffing van het peil van de studie van de Spaanse taal en letterkunde in Nederland en België en op de Nederlandse Antillen', aldus S. in zijn Voorbericht. Met deze tweede druk, die met meer dan 100 pp. werd uitgebreid, en waarbij elk artikel
| |
| |
van enige betekenis grondig werd herzien, heeft de samensteller niet enkel een enorm werk gepresteerd maar inderdaad ook een zeer belangrijke en voor de beoefenaars van het Spaans een zeer welkome bijdrage geleverd. De uitgave werd op de bekende wijze van de van Goor's handwoordenboeken, uitstekend verzorgd op prachtig houtvrij papier.
Ch.N.
Dr A.J.J. de WITTE O.P., De Betekeniswereld van het Lichaam. Taalpsychologische, taalvergelijkende studie. - Centrale Drukkerij, Nijmegen (Standaard Boekh., Antwerpen), 1948, diss. 476 pp.
De winst, die dit proefschrift - reeds uitvoerig in vaktijdschriften besproken - de wetenschap brengt, wordt uitstekend geformuleerd in de twee eerste stellingen: 'De overdrachten bij de namen der lichaamsdelen gaan voor verreweg het grootste gedeelte van het lichamelijke uit en niet naar het lichamelijke toe; indien het laatste het geval is geschiedt dit meestal tengevolge van schaamte of andere affectieve oorzaken' (I). 'Naast aanmerkelijk verschil in de betekenisvelden bij de namen voor de lichaamsdelen vertonen de indo-europese en de niet-indo-europese talen een opmerkelijke overeenkomst, hetgeen wijst op het aanwezig zijn van overeenstemmende fantasie-structuren' (II). Ter adstructie hiervan worden, na enige inleidende hoofdstuken, eerst de benamingen van lichaam en lichaamsdelen afzonderlijk en vervolgens de projecties van het lichamelijke uit - en in enkele gevallen er naar toe - behandeld, en wel voor het Nederlands, het Barée en het Marindinees. Tegen de toevalligheid van deze combinatie zal geen linguist bezwaar maken.
De sterke zijde van dit werk is dominant: het is de rijkdom aan materiaal en de uitstekende wijze, waarop dit in uitgewerkte schemata bijeengezet is. De zwakke zijde - s.v.v. tegenover dit respectabele werk van jaren - is het ontbreken van een krachtige synthese en de weinig overtuigende situering van het geheel in het veld der wetenschappen. De wetenschap is hierin autonoom en men dient een begripsverwarring tussen metafysiek en wetenschap te vermijden, die het eerste hoofdstuk ontsiert en waaraan schrijvers redeneringen soms mank gaan. Liever was ons een principiële uiteenzetting over zijn standpunt b.v. t.o.v. taalpsychologie en linguistiek geweest, wij hadden dan kunnen vernemen, waarom hij zichzelf linguist (p. 35) en zijn studie taalpsychologisch noemde, welke laatste term ons de enig juiste lijkt. Het prachtig geordende materiaal had bij een wetenschappelijke synthese aan praegnantie alleen maar kunnen winnen.
B. Tervoort
Kramers' Woordentolk. Verklarend woordenboek. Vreemde woorden, uitdrukkingen en afkortingen. 25e druk bewerkt door Dr G.A. Brands en R.W. Lieve. - G.B. van Goor Zn., 's Gravenhage-Batavia, 1948, f. 5,75.
Deze woordentolk viert zowel zijn honderdjarig bestaan als zijn 25ste druk. De eerste druk verscheen nl. in 1848. Maar zijn omvang werd in die tijd haast verviervoudigd. Het is klein en handig van formaat, en vooral in deze tijd van geestdodende afkortingen en neologismen voor ieder, die in zijn werkkring veel met zulke aberraties in de huidige taal te maken krijgt, om zijn practisch formaat en korte heldere verklaring een uitkomst.
Ch.N.
| |
Sociologie
Prof. Dr F.A. WEVE O.P., Sociaal-wijsgerige Opstellen. - Tilburg, W. Bergmans, 1948, 219 blz., geb. f.. 5,90.
Het is ene gelukkige gedachte geweest van Prof. Weve om enige zijner te goeder faam bekend staande opstellen, welke afzonderlijk niet meer verkrijgbaar zijn, te zamen met enige nog niet verschenenen, in éne bundel bijeen te brengen. Elk
| |
| |
opstel blijft een op zich zelf staand geheel, wat het nadeel meebrengt, dat op hem, die de Verzameling achtereen doorleest, Schrijver de indruk maakt van nog al eens in herhalingen te vervallen. Vooral betreft dit de opstellen over Het algemeen Welzijn, over Gemeenschap en Ordening en over De maatschappijleer van het Universalisme en van Sint Thomas.
In een korte bespreking kan niet ieder opstel aan een critisch onderzoek worden onderworpen. Slechts op een tweetal punten moge de aandacht gevestigd zijn.
In het opstel over Het Gezag (blz. 101-122) geeft Schrijver zich veel moeite om de oorsprong van het gezag en van de daaraan beantwoordende verplichting tot gehoorzaamheid op te sporen. Uitgaande van de primaire zin van het gezag als: beïnvloeding van het willen, wijst hij op het transcendentele van dit begrip en definieert dan de analoge toepassing op het eigenlijk overheidsgezag als: de bevoegdheid van een bepaald orgaan, leider der gemeenschap, om hetgeen het gemeenschapsdoel vergt, vast te stellen en verplichtend op te leggen (blz. 113). Desondanks heeft hij niet duidelijk weten te maken, waarom de gezagdrager zijne maatregelen als verplichtend vermag op te leggen. Men staat veel sterker, wanneer men de oorsprong van het gezag legt in de opeisbaarheid van het recht. Ieder recht verschaft aan de rechthebbende een overwicht, waaruit een plicht ontstaat, op hem op wie de corresponderende plicht rust. Toegepast op het staatkundig leven betekent dit, dat krachtens de legale rechtvaardigheid, de gezagdrager in naam van de gemeenschap, waarvan het doel noodzakelijk bereikt moet worden, een zodanig overwicht op de onderdanen uitoefent, dat hij hun de naleving der uitgevaardigde voorschriften als verplichtend vermag op te leggen.
In het opstel: Beroepsstanden (blz. 161-178) slaat Schrijver de maatschappelijke betekenis van de corporaties, beroeps- en bedrijfsschappen te laag aan. Op de vraag, of deze lichamen een onderdeel van het algemeen belang behartigen of dat bij hen het belang van het bedrijf vooropstaat, antwoordt Schrijver, dat het eerste doel van het bedrijfsschap niet is primair orgaan van de gemeenschap te zijn, maar orgaan van het vrije bedrijfsleven. Dit hangt samen met ene vroeger (blz. 24) door hem geopperde mening dat het algemeen belang zich niet in onderdelen splitsen laat. Het is natuurlijk volkomen waar, dat de verzorging van het algemeen belang in zijn volle omvang, de geharmoniseerde ordening van alles wat het veelzijdig algemeen welzijn omvat, bij uitsluiting de taak van de staatsoverheid is. Dit neemt echter niet weg, dat onder staatscontrole, de behartiging van een gespecificeerd onderdeel (naar globale indeling: territoriaal, cultureel, economisch) door ondergeordende organen kan worden ter hand genomen. De corporaties worden daardoor niet tot staatsorganen evenmin als de provincie of gemeente dit is.
Het primaire doel van de beroeps- en bedrijfsschappen is dan ook wel degelijk de verzorging van een onderdeel van het algemeen welzijn. Het is immers het doel dat de gemeenschap naar haar wezen determineert. Welnu, het hygiëneschap beoogt de behartiging van de volksgezondheid, het mijnschap de voorziening in het voor de volksgemeenschap benodigde stookmateriaal en zo verder. Het doel van de corporatie als afzonderlijke realiteit staat los van de particuliere doeleinden van hen die haar samenstellen. Dezen mogen daarnaast gerust het eigenbelang behartigen, maar dit kunnen en mogen ze slechts doen binnen het kader van de dienst, die de corporatie aan de volksgemeenschap bewijst. In alle bescheidenheid zij gezegd, dat de opinie door Schrijver voorgestaan, niet alleen theoretisch onjuist is, maar ook van een te gering sociaal aanvoelen getuigt.
Arn. Borret
Emil BRUNNER, Gerechtigheid, een leer van de grondbeginselen ener maatschappelijke orde. - W. ten Have N.V., Amsterdam, 1948, 304 blz., geb. f. 8,50.
Dit boek kan worden getypeerd als een poging van protestantse zijde tot een maatschappelijke ordening, die op de eeuwige, onvergankelijke beginselen is gebaseerd. Volgens S.
| |
| |
zijn dezen vervat in het Christelijk natuurrecht, waarin de Bijbelse leer van de scheppingsorde en de gerechtigheidseis van de ene heilig rechtvaardige God zijn samengesloten. Het betoog, vooral in het eerste deel, is wat langdradig en vervalt nogal eens in herhalingen; het is het klemmendst, waar de onaanvaardbaarheid van de totalitaire staatsgedachte en de noodzakelijkheid om ter wille van de gerechtigheid zowel de gelijkheid der mensen in wezen en grondrechten als hun ongelijkheid in concrete omstandigheden, tot haar recht te laten komen, worden aangetoond. De katholieke maatschappij- en staatsleer is aan S. niet onbekend, maar meer kan men er niet van zeggen. Thomas van Aquino is de enige genoemde auteur en ééns wordt hij tweedehands aangehaald in een citaat dat aan Gierke ontleend is. Waar de katholieke leer van die van de S. afwijkt, wordt zij enigszins uit de hoogte ter zijde geschoven, zoals bij de bindingskracht van het natuurrecht en het kerkelijk renteverbod. De reden waarom de vredesboodschappen van Paus Pius XII in het vage zijn gehouden, wordt gezocht in ene remming door politieke consideraties in plaats van in ene vooropgezette beperking tot het principiële met uitsluiting van practische politieke toepassingen. Protestanten en niet-christenen, die in eeuwige onvergankelijke waarheden geloven, zullen aan de hand van dit boek hun inzicht kunnen verdiepen en verstevigen; aan katholieken heeft het niets nieuws te leren, wat in hun eigen boeken niet beter en juister verhandeld is, tenzij dat in grote lijnen met de protestanten nuttig kan worden samengewerkt in de verspreiding der juiste beginselen omtrent de maatschappelijke ordening.
Arn. B.
Prof. Mr J. VALKHOFF, Grondwet en maatschappij in Nederland 1848-1948, (met medewerking van de Prof. Donner Rüter Scholten en Verberne en de Heren van der Goes van Naters en Verkade). - De Kern, Den Haag, 1948, 364 pp., geb. f. 9,25.
Het eeuwfeest der grondwetsherziening van 1848 heeft vele publicaties doen ontstaan. Te midden daarvan 'wil dit boek 'n eigen plaats innemen door juist op de maatschappelijke en politieke achtergrond van de grondwet de nadruk te leggen. De bevorderende en remmende invloeden zullen er in belicht worden' (blz. 14). Het boek wil meer geven dan alleen ene feestelijke herinnering aan een merkwaardig feit uit de vaderlandse geschiedenis. Het wil de burgers dichter bij de grondwet brengen: daarom is het, behalve voor staatsrechtskundigen, voor iedere ontwikkelde lezer van belang en begrijpelijk, al wordt bij uitzondering wel eens iets meer verondersteld dan men van een leek in het vak verwachten mag.
In originele en onderhoudende bijdragen worden zowel de voorgeschiedenis en de na de grondwetswijziging van 1848 voorgevallene maatschappelijke en politieke veranderingen uiteengezet, als de mannen herdacht die de grondwet schiepen en interpreteerden en de grondwet aan het Nederlands volkskarakter getoetst.
De uitlating, waarin Prof. Rüter op blz. 281 de 'specifiek Nederlandse vroomheid en godsdienstige zin' meent te moeten kenmerken door Geert Groote en Menno Simonsz tegenover de 'bezeten energie en schroeiende hartstocht' van Ignatius van Loyola te stellen, ware beter achterwege gebleven.
Arn.. B.
Mr Dr F.M. HAVERMANS, Beknopte psychiatrie voor sociaal-werkenden, met een hoofdstuk over psychiatrie in het leger door F.J.M. Schmidt, 3e dr., - J.J. Romen en Zn., Roermond, 1948, 173 bl., ing. f. 5,10, geb. f. 6,-.
De 3e dr. van dit werkje biedt niet alleen enkele nieuwe hoofdstukken (algemene psychologie en psychopathologie; op pad met de huisbezoekster; legerpsychiatrie), maar tevens een ingrijpende omwerking van de vroegere drukken. De hoofdstukken over psychopathieën en neurosen werden belangrijk uitgebreid; andere werden ingekort en meer aangepast aan het gestelde doel.
De heldere en prettige wijze van
| |
| |
behandelen, de rake voorbeelden, het gezonde en evenwichtige oordeel van den schrijver maken dit boekje een zeer geschikte handleiding voor sociaal-werkenden.
Enkele opmerkingen. De bewering, dat een twaalfjarige met de hoofdzaken van het sexuele leven vertrouwd dient te zijn (bl. 89) achten wij in haar algemeenheid beslist overdreven. Bij de bespreking van het sterilisatie-vraagstuk (bl. 153v.) was een duidelijker formulering van het katholieke standpunt gewenst geweest.
A.v.K.
| |
Geschiedenis
Geestelijk Nederland 1920-1940. Onder redactie van Dr K.P. PROOST en Prof. Dr Jan ROMEIN, dln 1 en 2, - Kosmos, Amsterdam-Antwerpen, 1949,, 303 pp. elk deel, per stel f. 19,50, elk deel afz. f. 12,50.
De bedoeling van deze 22 bijdragen door deskundigen geschreven is niet alleen aan deze deskundigen gelegenheid te geven hun vak te populariseren, maar voornamelijk om door vastlegging van de bloeiperiode op geestelijk gebied tussen 1920-'40 bij de Nederlandse lezer belangstelling te wekken in het geestelijk leven der natie. Op het terrein van onderwijs, kunst en wetenschappen wordt de lezer in grote lijnen wegwijs gemaakt over de ontwikkeling, die deze verschillende vakken hebben bereikt. Dat een lezer voor al deze 22 overzichten gelijke belangstelling zal hebben, kunnen de schrijvers niet verwachten. De redactie heeft dit voorzien en daarom de delen afzonderlijk verkrijgbaar gesteld. Wij voor ons hebben ons beperkt tot de lezing van 'Wijsbegeerte' door Prof. F. Sassen en 'Geschiedenis' door Prof. J. Romein. De objectieve uiteenzetting der wijsgerige stromingen in ons land als de meer persoonlijke visie van laatstgenoemde professor in de geschiedenis, zijn waardevolle gegevens over de ontwikkeling, die deze beide vakken in die korte periode hebben doorgemaakt. Wij twijfelen niet, dat gezien de namen der schrijvers de andere bijdragen op hetzelfde niveau staan. Met de bewering der redactie: 'Hier ligt voor u: een compleet overzicht van geestelijk Nederland' in deze periode, kunnen we het, tot onze spijt, niet eens zijn. Vergeefs zochten we onder 'Godsdienst en Kerk' een afzonderlijke behandeling van hetgeen sinds de volkstelling van 1930 de grootste kerk in Nederland is met haar bijna 3 millioen gelovigen. In deze twintig jaar heeft de Rooms-Katholieke Kerk een ontwikkeling meegemaakt, die voor geestelijk Nederland niet zonder betekenis is.
K.J.D.
James BURNHAM, De Strijd om de Wereldmacht. - H.P. Leopold, Den Haag, 1948, 276 pp., geb. f. 6,90.
De Engelse tekst van dit werk is ontworpen in 1944, voltooid in 1946 en verschenen in Maart 1947. De ongewijzigde Nederlandse vertaling is van 1948. Deze data verklaren, waarom veel van hetgeen Burnham aan de Amerikaanse regering verwijt 'überholt' is. In hoeverre dit boek aan het veranderd en verbeterd politiek inzicht van de V. St. heeft bijgedragen, kunnen we niet beoordelen. Ondubbelzinnig wijst Burnham op de geweldige fouten tijdens en na de tweede wereldoorlog gemaakt, op de weifelmoedigheid van zovelen, ook nu nog, die met Roosevelt menen, dat met de Sovjet-unie wel te praten valt. De scherpe uiteenzetting, die de schrijver geeft over het wezen van het communisme en het doel der sovjet-politiek zal niet spoedig verouderen. Politiek bezien, zo zegt hij, kan het communisme, zodra het de omvang van een kleine secte heeft overschreden, geen enkele andere machtsgroepering naast zich dulden en het einddoel der Sovjet is de verovering der wereld. Bij alle kronkelingen in woorden en daden van hun leiders, moet men dit nooit vergeten. De aansporing van Burnham om zich onder leiding der V. St. tegen dit dreigend gevaar te verzetten, is vermoedelijk niet vergeefs geweest.
| |
| |
De vertaler, Richter Roegholt, spreekt van 'De politiek der weifelmoed'. Sinds wanneer heeft 'moed' zijn mannelijkheid verloren?
K.J.D.
Middeleeuwse Handschriften op Godsdienstig gebied, in het bezit van de Bibliotheek der Gemeente Rotterdam, beschreven door P. Dalm. van HEEL O.F.M. - Uitg. van de Stichting Vrienden der Gemeente-Bibliotheek, Rotterdam, 1948, 203 blz.
Dit documentatiewerk bevat de beschrijving van 'n 40-tal handschriften uit de Gemeente-Bibliotheek te Rotterdam, waarvan de meesten, blijkens het inleidend woord van den huidigen bibliothecaris F. Kossmann, nog aangekocht werden door Prof. W. De Vreese. Dat de beschrijver ruim gebruik kon maken van de aantekeningen der Bibliotheca Neerlandica Manuscripta (Leiden), eveneens door wijlen Prof. De Vreese samengesteld, sluit niet uit, dat hier 'n werk van monnikengeduld is gepraesteerd, waardoor niet alleen de beschrijver, maar tevens in niet geringe mate de Vrienden der Gemeente-Bibliotheek, die de uitgave bekostigen, al de vorsers naar ons geestelijk verleden zeer verplicht hebben. De beschrijving van Gebeden- en Getijdenboeken is veelal zeer omslachtig, wegens de bonte verzameling die zij samenbrengen. Men vindt ze hier in bijzonderheden en met soms wel korte, toch voldoende incipit's en explicit's aangegeven. Meerdere verwijzingen naar de werken van De Vreese, Kruitwagen, de nog steeds onvolledige maar zo nuttige studie van M. Meertens, e.a., een uitvoerige lijst van 'Initia', en een uitgebreid register van Personen en Zaken, verhogen de bruikbaarheid ten zeerste. In dit laatste ontbreekt de naam van Ruusbroec, waarnaar nochtans bv. op blz. 155 meermaals verwezen wordt, jammer genoeg naar de XII Doghede, die nu wel definitief op naam van Godfried Wevel zijn komen te staan, zoals Prof. Dr J. van Mierlo afdoende bewees in 'Verslagen en Mededelingen der Kon. Vl. Academie', 1941, blz. 429, vv. De 'prior van gronendale' p. 146, is Jan v. Schoonhoven, die dus in de lijst achteraan 'n dubbel verwijzingscijfer verdiende. (Zie Werken v. Jan v. Ruusbroec, 2e uitg., dl. IV, p. LXVII).
L. Moereels
Harold FRENCH, Ik was achter het IJzeren Gordijn. Oost-Duitsland in de greep van het Sovjetisme. - Nederl. Boekhuis, Tilburg, 1948, 229 pp., geïll., geb. f. 5,90.
Drie omstandigheden hebben ons bij dit werk gehinderd. Vooreerst dat de schrijver, een Nederlander, zich achter een buitenlands pseudoniem verbergt, vervolgens dat hij niet verder achter het ijzeren gordijn is doorgedrongen dan de omgeving van Berlijn en ten laatste, dat het boek, ofschoon de foto's uitstekend zijn, wat de afwerking betreft, een enigszins slordige goedkope indruk maakt. Voor het overige niets dan goeds. We kunnen ons volledig aansluiten bij het inleidend woord van H. de Greeve: 'Afgezien van het feit, dat men het broodnodig heeft om zich te oriënteren omtrent de politieke instellingen, partijen, namen en personen (in Berlijn), kan en moet het tot gevolg hebben, dat het in ons het uiterste verzet wakker maakt.'
K.J.D.
|
|