Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 785]
| |
[1949, nummer 8]Het Probleem van de Hereniging der ChristenenGa naar voetnoot1.
| |
[pagina 786]
| |
zijn zoals de Vader en de Zoon één zijn. Volgens een statistiek van 1940 zijn slechts de helft van de 800 millioen mensen, die zich op het Evangelie beroepen, katholiek en werkelijk verenigd onder één hoofd, de Paus, stedehouder van Christus; 150 millioen vormen de afgescheiden kerken van het Oosten; meer dan 200 millioen zijn door min of meer enge banden met de afval van Luther en Calvijn verbonden; verder bestaan er beperkte groepen van oudere datum, zoals de overblijfselen van het nestorianisme in Kurdistan (200.000) en het monophysitisme (Jakobieten, Armeniërs, Kopten, Ethiopiërs), of van jongere datum, zoals de Jansenisten en de Oud-Katholieken. Dit is slechts een ruwe schatting, want de niet-katholieken, vooral de protestanten, zijn in werkelijkheid veel meer verdeeld. Het protestantisme van Engeland telt drie honderd sekten, en een anglikaan heeft werkelijk weinig gemeen met tal van groeperingen der Low Church en van het nonconformisme. Die stand van zaken wordt steeds pijnlijker en ergerlijker en edelmoedige pogingen worden aangewend om er een einde aan te maken of althans de wanorde ervan te verminderen. Laten we eerst aan de hand van enkele bijzonderheden nagaan, wat door de christenen, die van Rome afgescheiden zijn, ondernomen werd.
De niet-katholieken hebben aan hun actie voor de vereniging der kerken de benaming oecumenisme gegeven. Die naam betekent voor hen een streven naar algemeenheid, naar katholiciteit en eenheid. Het oecumenisme in zijn huidig stadium spruit voort uit de fusie van of althans het akkoord tussen twee vrij uiteenlopende bewegingen, die beiden in het leven werden geroepen om de christelijke eenheid te bevorderen, en die beiden oecumenisch gericht zijn. De oudste, genaamd Faith and Order (Geloof en Kerkorde, of Dogma en Priesterschap), beschouwt als essentieel de eenheid in de leer, en tracht deze te verwezenlijken. Ze werd opgericht in 1910 te Cincinnati, door leden van de bisschoppelijke Kerk van Amerika, die ontstaan is uit het anglikanisme. Haar bezielende leiders, een leek Robert Gardiner en Dr Brent, bisschop van New-York (West), droomden van een wereldconferentie, waarop alle christenen zouden vertegenwoordigd zijn. Benediktus XV ontving Gardiner hoffelijk, maar wees de uitnodiging van de hand om deel te nemen aan conferenties waarop de ware Kerk van Christus door de afgescheiden gemeenten als gelijke zou worden behandeld. In feite verenigden Gardiner en Brent steeds talrijker groepen van protestanten en afgescheurde Oosterlingen te Konstanz in 1914 op de vooravond van | |
[pagina 787]
| |
de eerste oorlog, te Genève in Augustus 1920, en voornamelijk te Lausanne in 1927. De andere beweging is die van het practische christendom, genaamd Work and Life (Werk en Leven). Voor haar is van overwegend belang: elkander te verstaan voor de actie, ondanks de verscheidenheid van geloof. Ze werd in het leven geroepen en practisch uitgewerkt door de aartsbisschop van Upsala, Nathan Söderblom, leider der lutherse kerk van Zweden. Na een voorbereidende conferentie in Den Haag in 1919, organiseerde Söderblom de belangrijke conferentie van Stockholm, die van 19 tot 29 Augustus 1925, 610 afgevaardigden van 31 kerkgenootschappen samenbracht. Te Stockholm werd een program van christelijk sociale actie opgesteld, waarin uitstekende gedeelten voorkomen. Maar de godsdienstverschillen kwamen er scherp aan het licht. Ze openbaarden zich ook te Lausanne, waar de onenigheid nog meer werd aangevoeld, omdat men er beter de ernst van begreep. De twee bewegingen zetten haar arbeid voort en ieder van haar organiseerde voor 1937 een conferentie: de praktische richting te Oxford, de leerstellige te Edinburg. Toen ontdekte men te Oxford, hoe moeilijk het is overeenstemming te bereiken voor de actie, zonder een minimum eenheid in het geloof. En men kwam tot het inzicht, dat er geen reden bestond om de twee oecumenische bewegingen van Stockholm-Oxford en Lausanne-Edinburg gescheiden te houden, maar dat men ze moest verenigen in één representatief orgaan van de kerken. Dit orgaan kwam 1938 te Utrecht tot stand, op een conferentie onder de benaming Oecumenische Raad der Kerken door William Temple voorgezeten; in afwachting dat de eerste algemene vergadering van de Raad plaats zou hebben, werd een voorlopig Comité aangesteld. De oorlog verhinderde de samenkomst van de Raad, maar het voorlopig Comité bleef in dienst en werkte te Genève onder de directie van een zeer actieve secretaris-generaal, Dr W.A. Visser 't Hooft, van de Hervormde Kerk van Holland. De voornaamste taak van dit comité - want het heeft ook veel andere taken waargenomen - bestond er in de Vergadering van de Oecumenische Raad voor te bereiden, die in de maand Augustus 1948 te Amsterdam gehouden werd. Intussen heeft een koninklijke gift van Rockefeller junior van 1.000.000 Dollar - elders las ik 500.000 - het mogelijk gemaakt te Genève een centrum van oecumenische vorming op te richten. De pogingen van de niet-katholieken, vooral van de protestanten, ten gunste van de vereniging zijn dus belangrijk. Om zichzelf en om | |
[pagina 788]
| |
haar resultaten verdienen ze overwogen te worden en vragen ze ons oordeel.
Vooreerst is het een nieuw en belangrijk feit, dat een zo groot aantal protestantse genootschappen belang stelt in het vraagstuk van het oecumenisme. Zowel in de theorie als in de praktijk zag het protestantisme tot voor kort geen groot bezwaar in de verdeeldheid en de verbrokkeling van de kerkgemeenschappen. Dat de behoefte aan eenheid zich thans zo dwingend laat gevoelen kan het alleen maar nader brengen tot het katholicisme en de hoop op een betere toekomst wettigen. Want niet alleen om opportuniteits- of nuttigheidsredenen zoekt het protestantisme de vereniging, maar om aan het evangelie te gehoorzamen. Het erkent dat Christus gewild heeft, dat Zijn kerk één zou zijn. Meer dan twintig jaar geleden, zei Dominee Rougemont van Frans Zwitserland reeds: 'De christelijke Kerk is niet geroepen om verdeeld te zijn... Het ideaal van de Kerk is de eenheid'. In een recent boek over het probleem van de christelijke eenheid betoogt Dominee Marc Boegner, de voornaamste vertegenwoordiger van het protestantisme in Frankrijk, zo gedegen als men van een katholiek godgeleerde zou verwachten, dat de Kerk van Christus en de apostelen de eenheid onder haar meest essentiële eigenschappen bezit, en hij besluit: 'Zo leren ons de teksten. Zij mogen onbekend, vergeten, verkeerd uitgelegd zijn. Zij staan daar in de Heilige Schrift, met een openbaring waarvan de Heilige Geest getuigt dat ze de waarheid Gods is. Of wij het willen of niet, ze spreken ons van één enkele Kerk van Christus, waarvan de zichtbare eenheid een deel is van het getuigenis, dat ze tegenover haar Heer moet afleggen. Omdat er “een enkele Heer is, een enkel geloof, een enkel doopsel, een enkele God en Vader van allen”; evenals “een enkele Geest, een enkele hoop”, is er “een enkel lichaam,” (Eph. IV,4), een enkele Kerk'. Ook hij vindt, dat aan dit begrip van eenheid geenszins voldaan wordt, noch in de puseïstische theorie van de drie takken, die een Kerk samenstelt uit drie kerken, de roomse, de orthodoxe en de anglikaanse, want geloofsverschillen scheiden hen; - noch in de verdere ontwikkeling van deze theorie, die in elke tak (de roomse, orthodoxe, anglikaanse) slechts een der mogelijke interpretaties van het christelijk dogma ziet, want dit is het begrip van het dogma vernietigen, dat zijn tegenstelling uitsluit; - noch in de fusies die in de schoot van eenzelfde belijdenis plaats hebben, want het probleem is | |
[pagina 789]
| |
dat van de verscheidenheid der belijdenissen; - noch tenslotte in de verenigingen die tot stand komen door het aanvaarden van een algemene basis die vaag genoeg zou zijn om niemand te mishagen, want dit zou de verwatering van de leer betekenen. Dezelfde noodzakelijkheid van de eenheid erkende ook het anglikaanse episcopaat te Lambeth in 1931, toen het verkondigde: 'Wij erkennen in dit streven naar eenheid een dubbele aandrang: de eerste en diepste is de trouw aan onze Heer, want de Kerk is Zijn lichaam en haar verdeeldheid is noodzakelijkerwijze tegenstrijdig met Zijn wil en in tegenstelling met Zijn plannen.'Ga naar voetnoot2. De terugkeer tot een juister opvatting van de Kerk gaat natuurlijk gepaard met een terugkeer tot de waarheden waarvan de Kerk de bewaarster is en die haar een eigen karakter geven. Tegelijk met de oecumenische beweging ontwikkelt zich bij de protestanten een theologische beweging, ongetwijfeld nog vrij verward, maar die krachtig reageert tegen het liberalisme van eertijds. Over die heropleving van het deel der katholieke waarheid dat Luther en Calvijn bewaard hadden en dat de voornaamste christelijke mysteries omvat, de Heilige Drievuldigheid, de Menswording en de Verlossing, kunnen we ons verheugen als over een terugkeer tot Gods openbaring. Wel moeten wij onderzoeken welk begrip van eenheid zij zich vormen, die er een eigenschap van de kerk in zien. Zij onderscheiden de ideale, theoretische eenheid en de betrekkelijke, mogelijke eenheid. Het lijkt wel, soms althans, alsof ze de theoretische eenheid of de eenheid in rechte als een dwingender noodzakelijkheid opvatten dan men wel van hen zou verwachten. Zij sluiten de eenheid van geloof mee in. Doch dadelijk zien zij van alle kanten onoverkomelijke hinderpalen oprijzen, en zij durven nauwelijks nog voor de aardse Kerk een zo zuivere eenheid te hopen. Zij maken dan van die eenheid, zoals Boegner, die hun opvattingen schijnt te delen, zegt: 'een eschatologische werkelijkheid waarvan het visioen de aardse wegen verlicht, maar waarvan de eeuwigheid alleen het bezit zal verzekeren'. M. a.w. de Kerk zal één zijn, niet op de aarde maar in de hemel.Ga naar voetnoot3. De oecumenische beweging nu heeft op de aarde plaats. Zij beoogt dus niet een vereniging die hier een volmaakte eenheid verwezenlijkt, maar slechts een betrekkelijke eenheid, een steeds groeiende eenheid. Men mag haar niet verwijten dat ze niet bereikt wat ze niet nastreeft. Wanneer een katholiek meent, dat het oecumenisme zonder al te diepgaande hervormingen zou kunnen leiden tot een hereniging der | |
[pagina 790]
| |
christenen in de ware eenheid, is hij optimistischer dan de leiders van de beweging zelf. Inderdaad, niet alleen antwoorden deze met een resoluut en beslissend neen op de uitnodigingen van de katholieke Kerk, maar ze laten toe, ja ze wensen zelfs, dat in de schoot van de vereniging die ze nastreven de verschillende belijdenissen verschillend blijven. Daarom verheugen ze zich over het feit dat de oecumenische manifestaties gepaard gingen met een versterking en een toename van het confessionalisme. Ds Boegner zegt het ons: 'Zo wordt de orthodox, als men het zo mag zeggen, nog orthodoxer, de anglikaan nog meer anglikaan, de lutheraan nog meer luthers, de hervormde nog meer hervormd. Het oecumenisme bepaalt een heropleving van het confessionalisme.'Ga naar voetnoot4. R.T. Brandreth van het anglikaans Oratorium van de Goede Herder, schrijft eveneens: 'De oecumenist moet op alle punten de geest en de traditie van zijn eigen Kerk belichamen; slechts aannemen wat zij aanneemt en verwerpen wat zij verwerpt.'Ga naar voetnoot5. Voor welke eenheid werken ze dan, welke eenheid menen zij hier te verwezenlijken? Als ik een woord mag gebruiken, dat zij zelf niet aanwenden, maar dat volgens mij heel goed de gedachte van velen weergeeft, stellen zij zich tevreden met een 'deelname' aan de eenheid. In plaats van die platonische term, spreken zij van manifestatie of openbaring van de Una Sancta in de oecumenische werkzaamheid. Zo meent Dr Visser 't Hooft, dat, wanneer de diverse genootschappen zich de inspanning getroost hebben om samen te bidden en zoveel mogelijk hun wil tot vereniging te bevestigen, de Heilige Geest hun die gedachten zal inblazen en die boodschappen zal ingeven die de enige Kerk van Christus waardig zijn, en dat de H. Geest zich op die wijze heeft geopenbaard.Ga naar voetnoot6. Op vrij overeenkomstige wijze stelt Boegner zich voor dat de werkelijke eenheid van de Kerk een geopenbaarde realiteit is, die de pogingen tot vereniging aanwakkert en steunt, en zodoende, in welke onvolmaakte graad ook, een historische werkelijkheid wordt.Ga naar voetnoot7. Hij haalt volgende woorden van de anglikaanse bisschop Temple aan: 'We zouden de vereniging niet kunnen nastreven, als we de eenheid niet reeds bezaten.'Ga naar voetnoot8. Men ziet trouwens moeilijk in, hoe de intellectuele leiders van het protestantisme door hun beweging een werkelijke en concrete eenheid van de christenen zouden kunnen bewerkstelligen. Zelfs wanneer al de kerkgenootschappen die van de beweging deel uitmaken tot eens- | |
[pagina 791]
| |
gezindheid op geloofsgebied kwamen - en de ervaring leert, dat dit niet mogelijk is - dan zouden die gemeenten overblijven die er geen deel van uitmaken, zou er vooral de Roomse Kerk met haar vier honderd millioen gelovigen buitenblijven. Wanneer inderdaad het oecumenisme niet wezenlijk zijn grondbeginselen wijzigt, wanneer het zich wil uitstrekken tot de Kerk van Rome, deze als een van de bestaande gemeenschappen beschouwend en niet als de traditionele Kerk, die de andere gemeenschappen op verschillende tijdstippen van de geschiedenis hebben verlaten; wanneer het vooral meent haar te kunnen overhalen ook maar één punt te verloochenen van wat in de concilies van Trente en van het Vatikaan bepaald werd, zal de katholieke Kerk zich afzijdig houden, en niets zal de twee tegenover elkaar staande blokken kunnen verzoenen. We moeten dus besluiten: wanneer de oecumenische beweging van de niet-katholieken zich niet grondig wijzigt, zal ze ongetwijfeld zekere godsdienstige voordelen kunnen verschaffen, maar de werkelijke hereniging van de christenen zal ze niet verwezenlijken.
Moeten we dan wanhopen? Moeten we de breuk die tot hiertoe bestond als definitief beschouwen? De huidige stand van zaken, hoe moeilijk hij ook is, zal ons niet verhinderen in Gods macht te geloven, en te werken opdat niet alleen alle christenen maar alle mensen slechts één kudde onder één herder zullen vormen, volgens de wens van Christus zelf. Doch om dit ideaal te kunnen verwezenlijken in heel de mate voorzien in het plan van de Voorzienigheid, moeten we eerst en vooral aandacht schenken aan de ware en absolute voorwaarden voor de hereniging; vervolgens moeten we onder alle christenen nagaan wie het meest geneigd zijn gehoor te geven aan de oproep tot vereniging, en in de eerste plaats tot hen spreken. De voorwaarden voor de unie kunnen in enkele woorden worden samengevat: om zich te verenigen moet men het eens zijn over het geloof; en om het eens te zijn over het geloof, moet men tot het geloof van de Rooms Katholieke Kerk komen. We moeten ongetwijfeld de opstellers van het oecumenisch handvest prijzen, omdat ze in hun beweging slechts 'de Kerken die Onze Heer Jezus Christus als God en Verlosser erkennen' toelaten, volgens de inhoud van artikel een. Heel wat groepen die zich protestant en Christen noemen, zijn door die tekst uitgesloten. Hoe zou men het inderdaad eens kunnen worden op godsdienstig terrein, wanneer men niet dezelfde God aanbidt? De God der oecumenisten is dus de christelijke Drievuldigheid met haar vleesgeworden en verlossend | |
[pagina 792]
| |
Woord. Doch benevens dit punt (dat in ere wordt gehouden, al is een zekere vrijzinnige interpretatie niet uitgesloten), hoeveel verschillen blijven er niet mogelijk: en helaas! voortdurend in stand gehouden. Is de Kerk zichtbaar of onzichtbaar? Is er een priesterschap dat zich niet tot alle gelovigen uitstrekt? Zijn er sacramenten en hoeveel? Is Jezus Christus in de eucharistie tegenwoordig? Een beweging die de geloofseenheid niet op deze aarde zoekt kan op dergelijke vragen een ja of neen toelaten. Wie echter de ware eenheid nastreeft, kan er niet mee instemmen op zo wezenlijke punten verdeeld te zijn. Op de conferentie van Lausanne verklaren het de Oosterlingen met klem: 'We kunnen ons niet een vereende Kerk indenken, waarin de enen geloven dat de H. Schrift de enige bron van goddelijke openbaring is, en de anderen dat de traditie het onmisbare aanvullende element ervan is. We begrijpen niet hoe zij die zeggen dat de bedienaren der Kerk door de wil van Christus werden aangesteld, en zij die twijfelen of Christus zelf ze heeft aangesteld, kunnen overeenstemmen. We achten een formule over de noodzakelijkheid van de sacramenten van geen nut, wanneer de fundamentele verschillen omtrent hun aantal, hun zin, hun wezen, hun bijzondere uitwerkingen enz... blijven bestaan.'Ga naar voetnoot9. De voorwaarde nu van een werkelijke vereniging der christenen is de vereniging of de hereniging met de katholieke Kerk. De reden ervan is duidelijk: men kan enerzijds niet van vereniging spreken, wanneer de voornaamste scheiding, die van de traditionele Kerk, blijft bestaan; en anderzijds kan de katholieke Kerk niet van geloof veranderen; ze kan dus geen andere vereniging aanvaarden dan de terugkeer in haar schoot van hen die haar verlaten hebben. Het probleem moet bijgevolg in deze bewoordingen gesteld worden: welke christelijke gemeenschappen wettigen in hun huidige staat de hoop dat zij binnen de kortst mogelijke tijd heel het katholieke geloof zullen aanvaarden? De vraag zo gesteld kan ons slechts leiden naar de christelijke wereld die Paus Pius XI genoemd heeft 'de eerbiedwaardige Oosterse Kerken'. Zeker, we moeten de ogen niet sluiten voor de kloof die de scheiding tussen haar en Rome heeft teweeggebracht en die zich in de loop der eeuwen heeft verbreed. De erfgenamen van Photius loochenen niet alleen het oppergezag van de bisschop van Rome, ze verwerpen ook meer dan een dogma dat in de katholieke Kerk erkend wordt. De echtscheiding is bij hen geoorloofd, ze is er gemakkelijk | |
[pagina 793]
| |
en komt veelvuldig voor. Protestantse infiltraties over de kwestie van de genade en over het wezen der Kerk hebben haar doordrongen. Doch anderzijds bezitten zij de apostolische opvolging en het oorspronkelijk priesterschap; ze hebben de cultus van het dogma bewaard als van een onveranderlijke waarheid die de traditie doorgeeft zonder ze te vervalsen; ze bewijzen de Moeder Gods een geestdriftige en diepe eredienst; ze omringen de eucharistie met een prachtige liturgie; en geen enkele katholieke waarheid is er, zelfs niet de oppermacht en onfeilbaarheid van de paus, of ze vond bij hen verdedigers. Voegen we daarbij de lessen van de ervaring, die aangetoond hebben hoe gevaarlijk het is voor een kerk afhankelijk te zijn of blijken te zijn van de burgerlijke macht; want zo die macht christelijk is, matigt ze zich te veel aan, zo ze het niet is, vernedert ze en onderdrukt ze. Het is dan ook een feit dat vele christenen van deze Oosterse Kerken hun blikken naar Rome wenden en met haar de onvoorwaardelijke unie wensen. Ze voelen wel dat de beslissende stap is, het volle gezag van de Roomse Opperpriester te erkennen en dat daarna al het overige van zelf zal volgen. Ze zijn er trouwens zeker van - de Pausen hebben het dikwijls en plechtig beloofd en in de reeds tot stand gekomen verenigingen is het duidelijk gebleken - dat in alles wat niet aan de zuiverheid van het geloof raakt, de tradities, gebruiken en devoties van hun kerken zullen bewaard blijven. Daar het om zelfstandige kerken gaat, is er trouwens geen enkel vereiste dat heel het Oosten zich tegelijk in beweging zet. Een kerk zal voor zich zelf haar eigen hereniging kunnen verwezenlijken en zodoende de komst der anderen afwachten en vermoedelijk verhaasten. Van die afzonderlijke herenigingen kan niemand de mogelijkheid in twijfel trekken, immers in de loop der eeuwen hebben er zich meerdere voorgedaan: die van de Armeniërs (XIIde, XVIIIde en XIXde e.), van de Ruthenen (XVIIde e.), van de Roemenen (XVIIde e.), van de Kopten van Egypte, en heel onlangs in 1930 van de Jacobieten van Indië onder de leiding van Mar Ivanios.Ga naar voetnoot10. 'Wat het Oosten betreft, zegt P. Congar, hebben we de vaste overtuiging dat de hereniging eens zal tot stand komen.'Ga naar voetnoot11. Niet zo dicht bij de Roomse Kerk staande als de afgescheiden Oosterse broeders, zullen evenwel ook de Anglikanen op een dag die we niet al te ver verwijderd hopen, zich met de grote Kerk verenigen. Ze worden er toe gedreven door de logica van Newman die gekomen is waar zij nu zijn en die zich genoodzaakt heeft gezien nog verder te | |
[pagina 794]
| |
gaan. Want ten slotte spruiten al hun moeilijkheden, zelfs die over de opperste en universele rechtsmacht van de roomse hogepriester, voort uit het feit dat ze bij de oorsprong van de Kerk sommige geloofsmeningen en praktijken missen die ze heden ten dage bij de katholieken zien. Ze houden daarbij geen rekening met de wet van een rechtmatige ontwikkeling, waardoor dat wat in het begin slechts als kiem bestond d.i. in een impliciete vorm, gegroeid is, zich uitgedrukt heeft en volledig tot ontplooiing is gekomen. En toch is die wet zó werkelijk en onveranderlijk, dat wanneer men ze verwerpt, men zelfs meerdere leerstellingen die de Anglikanen met nauwgezetheid belijden, niet zou kunnen wettigen omdat ze aan de oorsprong niet te vinden zijn. Hun houding is dus onzeker en ze neigt met heel haar gewicht naar het Roomse standpunt. De onderhandelingen van Mechelen hebben geen uitkomst gebracht, maar ze hebben de toestand niet onveranderd gelaten; ze hebben een grote hoop gewekt en het mogelijk gemaakt beter de middelen te zien voor een groter welslagen. De Anglikanen nu zijn niet alleen zonen van Engeland. In Amerika en Zweden, treft men onder andere benamingen op zijn minst dezelfde erkenning van alle dogma's aan, met als enige uitzondering de onfeilbaarheid van de Paus. Wat de overblijfselen van het Jansenisme en de Oud-Katholieken betreft, zullen zij tot aan het einde der tijden gelijk willen hebben tegen de Kerk, en zullen zij zich niet met meer recht nog dan Newman veroordeeld voelen door de uitspraak van de Heilige Augustinus: 'Securus iudicat orbis terrarum'? De grote massa der Protestanten is helaas! veel verder van het katholicisme verwijderd. Met diegenen onder hen die de dogmatische basis van de oecumenische Raad welke de godheid van Christus bevestigde, te eng hebben gevonden, en Jezus alleen eren als de beste leraar van moraal, kan alleen overeenstemming bereikt worden voor de verdediging van de christelijke beschaving. Te hunnen opzichte bestaat het probleem van de eenheid der christenen niet, want ze zijn slechts in een zeer brede zin christenen. Laten we de andere beschouwen, die Jezus Christus als hun God, het vleesgeworden Woord aanbidden. Ze zijn nog talrijk: Hollandse calvinisten, Duitse lutheranen, Franse hervormden... Welke hoop bestaat er hen te zien terugkeren tot de katholieke eenheid?
Indien we ons houden aan de beschrijving die Ds Boegner van hun geestesgesteldheid geeft, is de hoop gering, kleiner nog dan hij meent. Volgens hem zou de geloofseenheid, die zou volstaan voor wat men hier op aarde aan unie kan verwezenlijken, op het punt | |
[pagina 795]
| |
staan verworven te worden binnen de oecumenische beweging. De meningen over de opvatting van de Kerk blijven weliswaar uiteenlopend, maar voor al het overige zouden de oecumenische conferenties, zegt hij, ofwel 'een volledige eensgezindheid hebben geregistreerd, ofwel de overtuiging dat de nog bestaande verschillen niet van dien aard zijn om de scheiding te wettigen'.Ga naar voetnoot12. Doch vormt alleen reeds het feit dat men het niet eens is over de opvatting der Kerk, niet een fundamenteel verschil dat, zolang het blijft voortbestaan, het recht ontzegt om van eensgezindheid over het geloof te spreken? Bestaat er een priesterlijke macht die niet alle gelovigen toekomt? Moet men een leerstellig gezag erkennen dat in staat is de juiste zin van de H. Schrift aan te duiden en op te leggen? Is de opvatting van de Kerk bepaald in de boeken van het Nieuwe Testament, zodat ze een geloofszaak is, of is ze aan de vrije beslissingen van de mensen overgelaten? Het ja en neen in zulke zaken bepaalt werkelijk stellingen die door een afgrond gescheiden zijn. En wanneer men het bovendien niet eens is over het antwoord dat op die vragen dient gegeven, dan is het akkoord over de meest essentiële christelijke waarheden slechts toevallig en precair. In werkelijkheid bestaat die eensgezindheid slechts over zeer algemene punten en die men zich wacht nader te bepalen. De twee conferenties van Stockholm en Oxford hebben de eenheid verkondigd die ze hadden vastgesteld of verwezenlijkt. Ze hebben het in bewoordingen gedaan waarvan de ingehouden geestdrift misschien de meest hoopgevende factor is die we bezitten voor een werkelijke hereniging in de toekomst, maar die helaas! slechts een uiterst losse eenheidsband uitdrukken. Te Stockholm werd verkondigd: 'Toen we te zamen het Onze Vader opzegden, ieder in zijn moedertaal, werden we ons met vreugde van de eenheid der Kerk bewust'. Te zamen het Onze Vader kunnen zeggen is reeds iets, maar de werkelijke eenheid verlangt ook eensgezindheid over het Credo. Te Oxford verkondigde men: 'Onze eenheid in Christus is niet een eenvoudige wens, want ze is een gegeven feit'. Doch dit ondanks (want er was een ondanks) 'ondanks de tragedie van onze verdeeldheid en onze onbevoegdheid om in meerdere belangrijke zaken een eensluidende mening uit te drukken.' Alles te zamen genomen was de eenheid die van Christus, niet die van zijn ledematen, zoals in de lutherse theologie de rechtvaardigheid Christus' rechtvaardigheid is, niet die van zijn ledematen. Te Edinburg was men wat nauwkeuriger: 'We zijn één in het geloof in Onze Heer Jezus Christus, het vleesgeworden | |
[pagina 796]
| |
Woord Gods'. Doch dit, het geloof in de Godheid van Christus, is slechts de vereiste voorwaarde om deel uit te maken van de oecumenische beweging; men moest dan ook onmiddellijk bekennen dat juist degenen die dit geloof beleden, verdeeld bleven en dat hun verdeeldheid strijdig was met de wil van Christus.Ga naar voetnoot13. Ik weet wel dat te Edinburg Orthodoxen, Anglikanen en Hervormden gemeend hebben het eens te worden over de leer van de genade. Het is evenwel zeker, dat ofwel de Hervormden de fundamentele thesis van Luther hebben opgegeven, die veel meer dan de thesissen over de aflaten de werkelijke oorzaak was van de scheiding van de katholieke Kerk; ofwel hebben de Orthodoxen en de Anglikanen aan de leer van de Kerkvaders en van de eerste concilies verzaakt, die nochtans hun enige steun zijn. Tussen de uitwendige lutherse rechtvaardigheid en de rechtvaardiging die ons innerlijk rechtvaardigt, kunnen we geen brug werpen, doch dient er gekozen te worden.Ga naar voetnoot14.
Indien we dus de enige weg zouden moeten volgen die Boegner kent en waarlangs naar eenheid gezocht wordt, terwijl de verdeeldheid blijft bestaan, zouden we er aan moeten verzaken ooit het doel van de werkelijke eenheid te bereiken. Gelukkig is er een andere weg, een steile misschien, maar een mogelijke en die uitkomst biedt. Laten we eerst de werkelijke inhoudsopgave van het probleem nog eens herhalen. Daar de door Christus gewilde eenheid die is, die de katholieke Kerk meedeelt omdat zij ze bezit, gaat het er om, aan te tonen hoe de terugkeer van de protestanten tot de katholieke Kerk mogelijk zou zijn, ik bedoel van hen die zich van de Anglikanen onderscheiden, maar die tot de oecumenische Raad behoren en in de godheid van Christus geloven, in dit fundamentele dogma van Petrus' belijdenis, het dogma waarvan de Kerk en de sacramenten de wonderbare en natuurlijke uitbreiding vormen. Die terugkeer zou, dunkt ons, in de eerste plaats kunnen geschieden door steeds beter het licht van de H. Schrift waar te nemen, en in de tweede plaats door in navolging van Newman na te denken over de rechtmatigheid van een dogmatische vooruitgang. Het is vooreerst een reden tot grote hoop, dat op het ogenblik waarop het heimwee naar de verloren eenheid zich laat gevoelen, een zo groot aantal protestanten het geloof in het gezag van de Heilige Schrift behouden hebben. Weliswaar heeft dit geloof het nadeel | |
[pagina 797]
| |
exclusief te zijn, en anderzijds strekt het zich niet tot de hele kerkleer uit, maar het is echt, diep, werkdadig. Door dit geloof kan de eenheid hersteld worden. Laten we ons een protestant van onze dagen voorstellen, die in het Evangelie de wil van God over zijn Kerk zoekt, en die deze verzen van de heilige Mattheus leest: 'Gij zijt Petrus en op deze rots zal ik mijn Kerk bouwen' en de rest... Hij weet ongetwijfeld dat de echtheid van die woorden betwist geworden is; maar hij weet ook, dat al de manuscripten, al de versies en het karakter zelf van deze uitgesproken Hebreeuwse tekst getuigen, dat dit wel degelijk de woorden van de Heer zijn, van de Zoon van God die antwoordt op de belijdenis van Simon Petrus, zoon van Joannes. Ik zal niet zeggen: is het mogelijk dat hij er niet in ziet wat een katholiek er in ziet, maar ik zal zeggen: is het niet mogelijk dat hij het er in ziet? Kan hij niet begrijpen dat het in die tegelijk zo eenvoudige en plechtige verklaringen om een werkelijk gezag gaat, goed onderscheiden van dat van een boek; dat dit gezag waarvan de uitspraken in de hemel bekrachtigd worden, op de rots gegrondvest is; dat die rots met name genoemd wordt; dat die naam niet zonder erfgenaam kon blijven; en dat ten slotte die naam van opvolger van Petrus aan hem behoort die alleen sinds eeuwen hem in het aanschijn van de wereld draagt? Ziedaar een van de wegen waarlangs de Heilige Schrift naar de Kerk leidt. Ik moet me beperken, maar men zou op eenzelfde wijze kunnen te werk gaan door bij voorbeeld als uitgangspunt te nemen elk der klassieke kenmerken die de Heilige Schrift aan de Kerk van Christus toeschrijft, die de katholieke Kerk bezit en die men bezwaarlijk in het protestantisme zou vinden. De protestant op zoek naar waarheid, heeft nog een ander licht nodig. Hij is gewoon er zich aan te ergeren, wanneer hij de katholieke Kerk nieuwe dogma's ziet vaststellen, eerbiedwaardige instellingen wijzigen en tot dan ongekende devoties goedkeuren. Hij moet begrijpen dat die ontwikkelingen geen veranderingen noch verraad zijn, maar het normale uitvloeisel van het leven dat aanpassing is en groei. Wanneer hij evenals Boegner verwonderd is over de plaats die de Maagd Maria in de christelijke prediking en praktijk heeft ingenomen, laat hem dan in overweging nemen, of de woorden die de Heilige Schrift aan de Moeder van Jezus wijdt niet van die aard zijn, dat ze, eens door de menselijke geest opgevangen, heel de vooruitgang moesten teweegbrengen die de mariale leer in werkelijkheid gemaakt heeft. Volstaat de titel alleen van Moeder van God, zelf eindpunt van een eerste groei, niet reeds om de weelderigste bloei van privilegiën te rechtvaardigen en al de eerbewijzen te wettigen | |
[pagina 798]
| |
die beneden de aanbidding staan? Toen hij nog ver van bekeerd was, had Newman aan de muur van zijn studentenkamer een beeltenis van de H. Maagd opgehangen, en aan wie het hem verweet, zei hij: 'Maar staat er niet in het Evangelie dat ze onder alle vrouwen gezegend is'? Boegner herhaalt het waar hij schrijft: 'Moeten niet alle geslachten haar gelukzalig heten, zij die onder alle vrouwen gezegend werd, Maria, aan wie de grote genade te beurt viel in haar schoot de enige Zoon van God, de Verlosser der wereld te dragen'?Ga naar voetnoot15. Doch hij gelooft, dat door haar zo hoog te verheffen, door haar bij voorbeeld onbevlekt of mede-Verlosseres te noemen, men iets aan de uniekheid van het offer van Christus ontneemt, en de glorie van Christus en de oppermacht van zijn Heer-zijn vermindert (p. 92). Weet hij dan niet dat een katholiek niets aan Maria verleent dat niet van haar Zoon afgeleid is, en dat bijgevolg Maria vereren haar Zoon verheerlijken is? Pulchra ut luna. Hoe lichtend en zacht de maan op een mooie avond is, haar glans is toch nooit meer dan de weerschijn van de zon. Het is waar dat de godsvrucht soms op dwaalsporen geraakt en dat een slecht geregelde geestdrift tot daden kan leiden die niet meer volgens de geest en de waarheid zijn. Doch is dit niet juist een nieuwe reden om te aanvaarden wat we eerst vooropstelden: een moederlijk gezag dat de gelovigen voor alle buitensporigheden bewaart, dat hen vrijelijk laat gaan maar hen op de weg terugvoert wanneer ze te veel naar rechts of links afwijken. Er is dus tussen ons en de christenen over wie het hier gaat geen onoverkomelijke muur. Van op het punt waarop zij staan, kunnen ze onder de drang van de Heilige Geest die ze aanroepen, en de natuurlijke richtlijn volgend van de waarheden die ze reeds bezitten, tot ons komen.
Nu moeten we nog zien welke houding de katholieken tegenover het oecumenisme kunnen aannemen. Ze geven zich rekenschap van de reusachtige moeilijkheid van de hereniging. P. Congar schrijft: 'Het is onze innigste overtuiging, dat de hereniging evenals de eenheid van de Kerk zelf, het werk van de Heilige Geest zal zijn.'Ga naar voetnoot16. Voor de katholieken is de eenheid niet een afwezig goed dat moet veroverd worden, maar een goed dat ze bezitten en dat moet mee- | |
[pagina 799]
| |
gedeeld worden. Het verlangen echter om de eenheid aan alle afgescheiden christenen mee te delen, is niet minder vurig, niet minder dringend en minder vruchtbaar in hun hart, dan in het hart van anderen het verlangen om tot eenheid te geraken. De pauselijke encyclieken drukken veelvuldig de wens van de geestelijkheid en de gelovigen uit onder de vorm van vaderlijke en broederlijke aansporingen van een aangrijpende innigheid. De bidweek voor de hereniging van 18 tot 25 Januari, d.i. van de dag van St Petrus' Stoel te Rome tot aan die van St. Paulus' bekering, wordt ieder jaar meer luister en betekenis bijgezet. In de verschillende landen, Amerika, Engeland, Frankrijk, Italie, ontstaan verenigingen die tot doel hebben het uur van de hereniging der christenen te bespoedigen. Men zoekt en komt tot contacten; sommige blijven geheim, van andere worden verslagen gepubliceerd, zo bij voorbeeld de jaarlijkse conferenties die Mgr de Solages en Dominee Roux te zamen in het seminarie van Montauban houden. Uitstekende geschriften verschijnen getekend door Mgr Arata, Mgr Journet, Pater Manna, Pater Congar, Igino Giordani, abbé Couturier, Dom Winslow, Dom Lialine, om maar enkele namen te noemen. Betekende het oecumenisme slechts een inspanning van menslievendheid en goede verstandhouding om in de interconfessionele betrekkingen een sympathieke objectiviteit te stellen in de plaats van de hatelijke en ergerende polemieken, of bestond het slechts in het ijveren voor de eenheid door een werk van verduidelijking en rechtzetting, dan zou men moeten erkennen dat er heden ten dage een sterk uitgesproken katholiek oecumenisme bestaat. Verstaat men integendeel het oecumenisme zó als zij die het in het leven riepen, m.a.w. als een beweging die veronderstelt dat geen enkele bestaande Kerk dé Kerk van Christus is, of dat elke Kerk zich innerlijk moet veranderen om tot de ware eenheid toe te treden, dan wijst het katholiek geloof een zodanig oecumenisme af. Bestaat er tussen het oecumenisme in de brede zin van het woord, dat de katholieken beoefenen, en het oecumenisme in de enge zin van het woord, dat hun verboden is, een middenweg? Kan men tegelijk aan de katholieke Kerk gehecht zijn als aan de enige ware Kerk van Christus, en toch menen dat de terugkeer van de afgescheurden haar niet alleen een vermeerdering in aantal maar ook een geestelijke verrijking in de kennis van het dogma en het beoefenen der deugden zou brengen? Antwoordt men ja, dan geeft men toe aan de broeders van de andere oever, en werpt hun een brug over dewelke men in beide richtingen gaat. De hereniging wordt dan niet | |
[pagina 800]
| |
meer de eenzijdige aanvaarding van de katholieke waarheid, maar een uitwisseling van rijkdommen, een wederzijdse mededeling tot aan de verwezenlijking aan beide zijden van eenzelfde volheid. Bij voorbeeld zou de lutheraan aan de katholiek een diepere zin voor de onverdiende gave van de genade brengen; de calvinist zou hem een inniger contact met de Bijbel inprenten; de anglikaan een strengere ingetogenheid in de dienst van God; de orthodoxe een meer doorleefd gevoel van het mystieke leven der Kerk. Het probleem is delikaat, want men loopt gevaar de Kerk te kleineren door haar een gemis toe te schrijven dat alleen maar het feit is van deze of gene van haar leden. Ik zou niet willen toegeven dat op het een of ander punt van het geloof de lutheranen of de anglikanen een volmaakter leer bezitten dan onze katholieke Kerk, met wie Haar Bruidegom blijft tot aan het einde der eeuwen. Doch het is zeker dat sommige katholieken minder doordrongen zijn dan de Katholieke leer dit eist, van de onverdiende gave der genade, van de heiligheid van de Bijbel of van de mystieke schoonheden der Kerk. Dezen zouden zonder twijfel in de Kerk prachtige voorbeelden kunnen ontdekken op al de punten waarin ze zelf te kort schieten. Ze kunnen echter ook buiten de Kerk een of andere nuttige les opdoen die hun onmiddellijke omgeving hun niet biedt. We mogen dus zeggen dat de terugkeer van onze gescheiden broeders ongetwijfeld onze aandacht zou vestigen op geestelijke schatten van de Kerk, die wij niet genoeg benutten, terwijl zij zelf gelukkig zouden zijn ze in hun volheid aan te treffen, zonder verslappende vermindering of verderfelijke bijvoeging. Zo versta ik P. Congar. En dat is voldoende opdat in de oecumenische gesprekken de katholieken op de meest natuurlijke wijze zouden kunnen spreken met bescheidenheid, eerbied en liefde. Het is ook voldoende opdat de hereniging voor de anderen niet een ontworteling zou schijnen, maar een versteviging van hun dierbaarste bezit, volgens de ervaring die Newman op zes en tachtigjarigen leeftijd zo uitdrukte: 'De grote en brandende waarheden van de evangelische onderrichting, die ik leerde toen ik kind was, werden met een nieuwe en groeiende kracht door de heilige katholieke Kerk in mijn hart geprent. Die Kerk heeft toegevoegd aan de eenvoudige “Evangelielering” van mijn eerste meesters, maar er niets van verduisterd, verwaterd of verzwakt. Integendeel, ik heb een kracht, een toevlucht, een opwekking, een troost gevonden in de goddelijkheid van Onze Heer, en een verzoening in zijn werkelijke tegenwoordigheid in de Communie, in zijn goddelijke en menselijke macht, alles zaken die de goede katholieken | |
[pagina 801]
| |
waarlijk bezitten, de evangelische christenen daarentegen slechts in geringe mate.'Ga naar voetnoot17. Men ziet evenwel welke beslissende rol aan de theologen toekomt. De ideeën alleen hebben niet de scheiding veroorzaakt, maar zonder haar zouden de schisma's niet ontstaan zijn noch voortgeduurd hebben. Om een einde te stellen aan onze verdeeldheid dringt zich de opsporing en het onderzoek van de gedachten op die tot de scheuring geleid hebben. In ieder afzonderlijk geval is het van essentieel belang dat verwezenlijkt wordt, wat de Dominikaan Ian Islop in een recente aflevering van 'Dieu Vivant' met betrekking tot het protestantisme vraagt: 'Onze taak, schrijft hij, is dus niet de werkelijkheid door geestdrift te verbloemen, noch te vechten tegen windmolens als theologische Don Quichotten; maar veeleer de theologische oorsprong van de Hervormingsbeweging te ontdekken, ten einde de ideeën in het licht te stellen die verantwoordelijk zijn voor de breuk der eenheid.'Ga naar voetnoot18. Er is niemand die niet inziet welke weldaden de hereniging der christenen aan de wereld zou brengen: een hernieuwde ijver in de schoot van de Kerk, een doelmatiger weerstand aan de aanvallen van het laicisme en het ongeloof, een toenemende veroveringskracht ten opzichte van de niet-christenen; in de missielanden het stopzetten van de ergernis der verdeeldheid, en een onweerstaanbare expansie van het ware geloof. Dat zo grote weldaden kunnen verkregen worden, althans in een zekere mate en geleidelijk, tot dit vertrouwen noopt ons het verlangen van Onze Heer Jezus Christus en van Zijn Kerk. De middelen ertoe liggen in ons bereik. Vooreerst moeten we ons verheugen over de heilige standvastigheid van de katholieke geestelijkheid die door te weigeren het gezag van de Kerk in het gedrang te laten brengen, het begrip zelf van de eenheid redt en het enige terrein vrij houdt waarop de christenen zich kunnen herenigen. Zo zullen de katholieken die voor zo'n edele zaak gewonnen zijn, met een duidelijk omlijnd doel voor ogen en gehoorzamend aan de richtlijnen van de Paus en de bisschoppen, zich inspannen om voor die eenheid het verstand en het hart van onze gescheiden broeders te veroveren, door zelf en voor zich zelf de onvergelijkelijke waarde van de katholieke eenheid grondig te bestuderen. Kalme en objectieve studie, broederlijke omgang, eensgezindheid voor gezamenlijke doeleinden, ondersteuning van de herenigingswerken; beter nog, en tegelijkertijd, verheffing van ons innerlijke leven en vermeerdering van onze geest van naastenliefde; en vooral, en met dit alles, een vurig | |
[pagina 802]
| |
en volgehouden gebed, verenigd met dat van Christus: dit zijn de middelen van het werkelijk oecumenisme; indien we ze gebruiken zal het succes niet uitblijven. | |
NawoordBovenstaand artikel is - zoals in de eerste voetnoot vermeld - de vertaling van een conferentie op 20 November 1947 te Rome gehouden. Men dient de tekst dus te interpreteren naar dien datum. Zeer veel uit dit artikel heeft zijn waarde behouden, andere elementen zijn juist nu merkwaardig om te lezen, als uiting van het katholiek optimisme, dat vlak na de oorlog zo algemeen was en op dit punt nog door geen samenkomst van de Wereldraad van Kerken te Amsterdam was verstoord. Intussen heeft het in Augustus 1948 te Amsterdam gehouden congres wel enkele optimistische verwachtingen van katholieke oecumenici vernietigd, of althans geschokt. De lijn Lausanne-Edinburg bleek in Amsterdam niet in dezelfde geest eendrachtig doorgetrokken te zijn: juist bij hen die zich op het dogma bezonnen, traden scherp de wijkende lijnen aan het licht: enerzijds het Barthianisme, anderzijds de oude 'Faith and Order'-richting. De laatste streeft nog altijd naar een universele, zichtbaar-onzichtbare Kerk, ook al valt het ideaal in dit aardse bestel misschien niet geheel te verwezenlijken. Het eerste wil van een te bouwen geunificeerde Kerk, hoe federatief dan ook geconstrueerd, niets weten. Zijn 'Una Sancta' is slechts de gemeenschap in Christus, die in Christus verborgen is bij God. Die 'Una Sancta' zal slechts op de jongste dag openbaar worden. Maar die 'Una Sancta' heeft niets te maken met een uitwendig-zichtbare kerkstructuur: die 'Una Sancta' kan men slechts betuigen in geloof. Het al te groot vertrouwen op de gebrekkige, zichtbare kerken moet volgens de Barthianen radicaal worden vernietigd, opdat de nieuwe gemeenschap kan ontstaan van Christenen, die alleen maar bouwen op het geloof in Christus en in die - in het actuele handelen Gods - nu hier dan daar eventjes zichtbaar wordende 'Una Sancta'. Voor de Barthiaan Dr W.A. Visser 't Hooft is de Wereldraad van Kerken dan ook niet meer dan een plaats, waar de kerken elkaar in gesprek en samenwerking ontmoeten, samen biddend, opdat door Gods genade in deze groeiende tekenen de onzichtbaar bestaande 'Una Sancta' nu en dan in ons aardse bestel reeds zichtbaar wordt. Oosters-Orthodoxen, Anglikanen en ook het gros der Lutheranen zullen deze wezensbepaling van de Wereldraad zeker niet volledig kunnen accep- | |
[pagina 803]
| |
teren. Mede hierdoor de spanningen op dit congres, dat desondanks in een voorbeeldige geest van christelijke saamhorigheid verliep. Tot die spanningen droeg verder bij de verschillende houding tegenover de Katholieke Kerk. Vooral bij Oosters-Orthodoxen en Anglicanen een duidelijke sympathie voor die Kerk, een betreuren van Haar afwezigheid en een open willen houden van de weg tot deelname. Bij de Barthianen, althans bij Karl Barth zelf, een uitgesproken antipathie tegen die Kerk, een blij-zijn over Haar afwezigheid en een duidelijk pogen de weg tot deelname voor Haar definitief af te sluiten. Visser 't Hooft, namens geheel de Wereldraad sprekend, zeide: wel te hopen, dat niet alle oecumenisch contact met de R.K. Kerk voor goed zou zijn verbroken. Barth en de zijnen wisten echter te verhinderen, dat - zoals op vroegere wereldconferenties gebruikelijk - het betreuren van de afwezigheid der R.K. Kerk door geheel het congres werd uitgesproken. Nog werden de spanningen op het congres verhoogd door het sterk aan invloed winnende Amerikaanse pragmatisme met zijn dogmatisch-nivellerende tendenz. In het licht van deze feiten zou Prof. Boyer wellicht iets minder optimistisch geschreven hebben over de niet-katholieke oecumenische beweging zelf. Maar zijn beschouwing over de juiste weg tot hereniging heeft nu nog aan actualiteit gewonnen. Juist in de lijn, waarin hij de mogelijke terugkeer beschrijft der afgescheiden groepen, zien we nu de ontevredenheid groeien over de dreigende nieuwe richting van de Wereldraad van Kerken. Er zijn tekenen, dat vele Oosters-Orthodoxen er zich niet meer thuis voelen, en uitzien naar Rome. Meerdere Anglicanen klaagden over het barthiaanse radicalisme, dat hun Angelsaksische geest niet ligt. Verschillende Lutheranen meenden, dat hun invloed op de gang van het congres te gering is geweest, omdat hun grootste, vooral Zweedse, theologen niet aan het woord kwamen, in tegenstelling tot de calvinistische barthiaanse. Nog is het onzeker, of de barthiaanse richting in de Wereldraad het zal winnen, of misschien de oude 'Faith and Order' richting of de Amerikaans-pragmatische. Een verzoening tussen deze drie standpunten schijnt op den duur niet wel mogelijk bij het ontbreken van een gezag, dat namens Christus spreekt. De kostbare wenken van Prof. Boyer voor de katholiek-oecumenische houding blijven echter bij elke ontwikkeling hun waarde behouden.
Dr J.L. Witte S.J. |
|