Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 733]
| |
Mijn visie op het Kapitalisme
| |
[pagina 734]
| |
niet aan te nemen. Bovendien valt gelukkig ook van de zijde der voorstanders der geleide economie - voor vele socialisten de étappe tot algehele socialisatieGa naar voetnoot2. - een voorkeur voor zelffinanciering van het bedrijfsleven waar te nemen, zoals die in het vóór-kapitalistische tijdperk algemeen plaats had. Ook naar mijn mening wordt met zelffinanciering een stap in de richting van conjunctuur-egalisatie en wel van ordening van onderen op gedaan. Immers de geleidelijke en degelijke groei wordt met dit systeem van financiering bevorderd en een te snelle expansie - zoals in het laatkapitalistische tijdperk door het aantrekken van aandelen-kapitaal mogelijk werd gemaakt - kan er goeddeels door voorkomen worden.Ga naar voetnoot3. Dat het euvel van te snelle expansie onder het vigerende overheidstoezicht nog geenszins overwonnen is, mag onder anderen worden afgeleid uit het jongste jaarverslag van de Nederlandsche Bank, waaraan ik de volgende passage ontleen: 'Het is een van de teleurstellende aspecten van de huidige economische ontwikkeling, dat terwijl de eisen die een juiste conjunctuur-politiek stelt theoretisch volledig erkenning vinden en de overheid ook de macht bezit om overeenkomstig die eisen te handelen en te doen handelen, nochtans die overheid zich, evenmin als de vrije ondernemer van weleer, weet te hoeden voor een overmaat van activiteit gedurende een opgaande conjunctuur.' en waarin Dr Holtrop een grief uit, die ik in de discussie over mijn prae-advies 'Hoe en Wanneer'Ga naar voetnoot4. eveneens naar voren heb gebracht. Leningen. Nog onlangs heeft ook minister Lieftinck zich tegenstander betoond van institutionele belegging in aandelen, zodat evenmin uit deze | |
[pagina 735]
| |
besparingen, die mede onmatig gelden aan het bedrijfsleven onttrekken, nieuwe sappen aan dit bedrijfsleven zullen worden toegevoegd. Het aantrekken van de benodigde middelen zal dus vooreerst voor industriële belegging nog via de krimpende kapitaalmarkt moeten plaats hebben; immers hier zowel als in Engeland valt hetgeen in The Economist van 29 Mei 1948 een 'Capital Shyness' wordt genoemd, waar te nemen. Bovendien zullen de Herstelbank en de Maatschappij voor Industrie-financiering zich met geld van de gemeenschap in het uitzetten van risicodragend kapitaal moeten beperken. Van lenen van semi-overheidsinstanties kan dus, althans op grote schaal, geen sprake zijn en door de in wezen langlopende credieten, die de banken aan de Staat verschaffen, worden ook zij in hun credietverstrekking aan het bedrijfsleven beperkt. Ik meen derhalve, dat wij in de keuze tussen een kapitalistische en een collectivistische economie, in de beginperiode van de Marshallhulp, allesbehalve vrij zijn. Wat nog niet is kan wellicht komen, maar zeker niet wanneer de ook hier onontbeerlijke geleidelijkheid uit het oog wordt verloren en winst niet onverwijld als de beste stimulans voor kapitaalvorming wordt erkend. Veelal wordt als een bezwaar tegen een kapitalistische economie aangevoerd, dat de loontrekkers afhankelijk zijn van een minderheid, die als kapitaalbezitster wordt aangemerkt. In Japan heeft die toestand vóór de oorlog ongetwijfeld bestaan, maar in kleine democratische landen zoals Nederland, Zwitserland, België enz. kon reeds vóór de oorlog een bezitsspreiding worden geconstateerd zonder dat de overheid zich, zoals nu, die spreiding tot taak had gesteld. Over de gehele wereld nam het percentage, dat uit het nationale product aan de werkers ten goede kwam in gelijke mate toe; over de gehele wereld vertoonde het inkomen in de 19e eeuw en de daarop volgende jaren een stijging als nooit te vorenGa naar voetnoot5.. Intussen is in Frankrijk en laatstelijk ook in Engeland gebleken, dat de Staat in de practijk geen betere werkgever is dan de gesmade particuliere ondernemer en dat juist voor een geleide, collectivistisch georiënteerde economie het bezwaar, dat het lot der velen in de hand der weinigen berust, veel klemmender is. Dat bovendien die weinigen uit het nationale inkomen minder zouden opeisen dan de zogenaamde kop in het kapitalistische stelsel wordt niet alleen meer door het Russische voorbeeld voldoende weerlegdGa naar voetnoot6.. | |
[pagina 736]
| |
Daarbij dient dan nog in aanmerking te worden genomen, dat de arbeidsproductiviteit in die landen, die met een goedkoopgeldpolitiek - de draagster der geleide economie - zogenaamde full employment nastreven en wier regeringen bij herhaling een beroep op harder werken moeten doen, als onvoldoende moet worden aangemerkt. In dit opzicht heeft nu onlangs minister Stafford Cripps de moed gehad om door de wind te gaan. Na het mislukken van de directed labourGa naar voetnoot7., een logische consequentie ener van overheidswege geregelde productie, waarbij ook het verbruik geregeld dient te worden, heeft onder anderen deze Labourminister openlijk de noodzakelijkheid van desinflatie bepleit: 'There is still a great amount of undermanning in some of our most vital industries, and until that state of affairs is cured we cannot say we have disinflated our economy. The sign of a generally high inflationary pressure is, of course, that there are apparent shortages everywhere. As inflation diminishes shortages become more selective and actual surpluses are thrown up in luxury and less necessary goods. This gives the more vital industries a chance to get more material and labour and so increase their production and their exports.' In wezen een terugkeer tot de beproefde automatische onpersoonlijke regeling in een kapitalistisch stelsel! Een niet minder gewaagde uitlating van de Labourminister Shinwell op 2 Mei 1948 te Edinburgh: 'When the mining industry was nationalised, for example, we thought we knew all about it; the fact of the matter was, we did not' maant op dit gebied - vooral tijdens een periode van voortdurende schaarste - tot grotere voorzichtigheid met experimenteren. Zij wijst vervolgens op de risico's, die bij het voltrekken ener 'sociale omwenteling' worden gelopen. Een ander bezwaar, dat tegen het laat-kapitalistische stelsel wordt opgeworpen, is, dat voor een vrijer internationaal verkeer 'de voorwaarden onder een stelsel van geleide economie meer aanwezig zijn dan onder de laat-kapitalistische verhoudingen'.Ga naar voetnoot8. | |
[pagina 737]
| |
In zijn studie over 'Socialism versus Capitalism' 1947, heeft Pigou er de aandacht op gevestigd, dat het in 't bijzonder voor een theoretisch econoom moeilijk is om met betrekking tot de maatschappelijke problemen uit te maken, dat de éne koers beter is dan de andere (blz. 137). Dit voorbehoud geldt ook ten aanzien van de visie van de heren Hymans en Mey, welke visie echter reeds door de practijk als onhoudbaar werd achterhaald. Juist de geleide, collectivistische economie steunt op de bilaterale overeenkomst, waarvan ook Prof. Lieftinck zich onlangs tegenstander heeft verklaard, en leidt tot Schachtistische muntmanipulaties. Het verleden heeft bewezen, dat tijdens een kapitalistische periode, gepaard met een multilateraal goederen- en geldverkeer, een optimum van welvaart kon worden bereikt.Ga naar voetnoot9. Reeds nu werd bij herhaling, onder anderen op het economische congres te ParijsGa naar voetnoot10. in 1947, geconstateerd, dat de vooruitgang na de oorlog in die landen het geringst was, die een collectivistische economie bedreven. Andermaal werd bewezen, dat vermindering van invoer tot vermindering van uitvoer leidt en tot verlaging der exportprijzen dwingt. Het Marshallplan berust dan ook op een verwezenlijking van een multilateraal verkeer tussen de zestien steun genietende landen en het al dan niet slagen van de Benelux is er mee gemoeid! Vandaar, dat onlangs een Belgisch minister zich in een interview liet ontvallen, dat ook zijn Nederlandse vrienden het moment gekomen achten 'om sommige handles om te leggen: afbouwen van de extrasubsidies, herziening van hun reglementeringspolitiek met de consequenties van dien'. Juist het feit, dat wij omtrent die lofwaardige zwenking in eigen land vóór de verkiezingen van Regeringszijde niet werden ingelicht, bewijst wel hoe moeilijk deze verandering van koers naar een vrijer kapitaal- en goederenverkeer enkele onzer ex-Regeringsvertegenwoordigers gevallen is! Maar eveneens bewijst dit, dat practischer denkbeelden veld winnen en het beginsel van actie en reactie in deze werkzaam is. Amerika is nog steeds voorstander van een vrije economie en wist daarmede een allen overtreffend levenspeil te bereiken, waardoor het nu in staat is Europa, mits dit van koers verandert en alle krachten inspant, uit zijn armoede op te heffen. Werd het kort na de bevrijding van Regeringszijde wel eens voorgesteld, dat Nederland Amerika zou leren hoe het moest en zelfs dat ons land bij een crisis in Amerika zou zijn gebaat, thans moet men wel met blindheid geslagen zijn om niet in te zien, dat geheel Europa speculeert op een | |
[pagina 738]
| |
voortdurende welvaart van Amerika, althans zolang het nog termijnen van de Marshallhulp hoopt te ontvangen! Het voeren van een politiek tegen die van onze enige geldgever in kan niet verantwoord worden geacht, en vereist, wat Pigou in zijn reeds aangehaalde studie noemt 'a wide experience of men and affairs and a strong “feel” for what, with the human instruments available, will or will not work'. Op deze ontboezeming laat Pigou dan volgen, dat ook hij als econoom en dus met het voorbehoud van de beperking, die hij zich daarbij vrijwillig heeft willen opleggen, van mening is, dat 'the general structure of capitalism' vooralsnog dient te worden geaccepteerd, zij het ook, dat hij dit stelsel geleidelijk wil hervormen, een alleszins redelijke eis, die ook door Paul Hoffman en mij wordt voorgestaan. Beter de fouten, die het aankleven, elimineren dan een nieuw stelsel met gevaarlijke leuzen te blijven propageren, dat alleen nog maar tijdens een oorlog - dus tijdens een verarmingsproces - bewezen heeft werk aan allen te kunnen verschaffen en tot een onmatige vergroting van de staatsschulden heeft geleid, waarvoor nog geen deugdelijk bestrijdingsmiddel is gevonden.Ga naar voetnoot11. Niet onbesproken mag blijven, dat het geloof in een collectivistische economie in hoofdzaak wordt gevoed door de voorspiegeling van 'full employment'. De tijd zal leren, dat werkloosheid optreedt bij een dispariteit tussen lonen en prijzen. Dus niet alleen wanneer de lonen te hoog zijn in verhouding tot de prijzen, maar eveneens wanneer ze te laag zijn in verhouding tot de prijzen. Hetgeen zich thans in de schoenenbranche afspeelt en zich wellicht binnenkort in de textielbranche zal herhalen, zal de juistheid dezer stelling, die de voorstanders van full employment miskend hebben, bewijzen. Het niet snel genoeg overwinnen van de schaarste, mede door het ontbreken van de nodige prikkels, werpt reeds donkere schaduwen vooruit. Alleen bij de paritaire verhoudingen van lonen en prijzen kan een zo groot mogelijke werkgelegenheid bestendigd blijven. Door nu geleidelijk verlaging der ook door Dr Holtrop gelaakte subsidies toe te passen, kan een naderend kwaad nog juist op economische wijze worden bestreden! Een daarbij te verwachten grotere productie laat geleidelijk bij een dalend prijspeil, zoals zich dat bij een vrijere concurrentie in een kapitalistische economie voltrekt, een ruimere voorziening toe. Maar er zijn andere motieven dan zuiver economische om vooralsnog ten gunste van het kapitalistische stelsel te stemmen. Reeds thans mag worden vastgesteld, dat de individuele vrijheid in dit stelsel aanzienlijk | |
[pagina 739]
| |
groter is dan die ons in een collectivistische economie gelaten wordt, waarin, bij ontstentenis van automatische regulering, controle en dwang - weliswaar door de voorstanders ongewild - toch hand over hand toenemen. Ernstig zijn de klachten over rechteloosheid en corruptie, die niet te weerleggen zijn. Toegegeven, dat de uitwassen van het kapitalistische stelsel tot bestrijding daarvan nopen, waartoe o.m. een scherp toezicht op iedere vorm van monopolie noodzakelijk moet worden geacht, dient te worden vastgesteld, dat de morele excessen van een collectivistische economie, nog afgezien van de aantasting der persoonlijke vrijheid - na religie het hoogste goed - die van het laat-kapitalistische stelsel ver overtreffen. Het gaat in wezen niet in hoofdzaak om de keuze tussen het kapitalistische of collectivistische stelsel, tussen grotere welvaart voor allen of ogenschijnlijk gelijk verdeelde armoede, maar om de keuze tussen vrijheid en dwang. Het is in tijden van grote beroeringen gebruikelijk, dat minderheden in de verdrukking geraken en dat getracht wordt hen de wil van de meerderheid op te leggen. Na de tachtigjarige oorlog was het Justus Lipsius, professor aan de Leidse hogeschoolGa naar voetnoot12., die de openlijke vervolging van andere godsdienstige opvattingen dan die de overheid had aangenomen bepleitte. Het was Coornhert, die daar met de 'Vrijheidt der Conscientiën' tegen op kwam! Thans gaat het niet om een voorkeur voor één of andere godsdienst, maar om een vrije of een dwangeconomie, welke laatste in een geloof zonder offer dreigt te verkeren. De geschiedenis heeft ons geleerd, dat ons verdraagzaam volk altijd de vrijheid boven de dwang verkoos. Moge dit als een bemoedigende aanwijzing gelden, dat vroeger of later ook voor het economisch handelen ten gunste van vrijheid in gebondenheid wordt beslist. In Amerika heeft de periode der New Deal hier het nodige toe bijgedragen; en ook in dit opzicht is Amerika ons voor en strekt het ons tot voorbeeld. Voor een werkelijk welvaartsherstel kan de ontplooiing van het vrije initiatief zoals dat in een kapitalistisch stelsel tot gelding komt vooralsnog niet worden gemist! Vele socialisten menen nu nog, dat de economie om de politiek draait. Het wachten is op de Galilei's onder hen, die tot de ontdekking komen, dat het in werkelijkheid andersom is en die een aanvankelijke verzwakking hunner gelederen van zulk een getuigenis niet weerhoudt. |
|