Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 680]
| |||||||
Het economisch Leven
| |||||||
[pagina 681]
| |||||||
Het abstract karakter der economische wetenschapDe eerste oorzaak van verwijdering tussen theorie en practijk in het economisch leven ligt in het abstract karakter van de economische wetenschap, zoals wij die uit de 19e eeuw hebben overgeërfd. Als een overwegende begripswetenschap heeft zij slechts schoorvoetend en onvoldoende de ontwikkeling en de verschuiving in het economisch leven gevolgd. In plaats van te verklaren wat hier gebeurd is en gebeurt, onderwijst zij aan haar toehoorders of lezers de inhoud van bepaalde economische begrippen: Wat is prijs? Wat verstaat men onder vraag en aanbod? Wat is een kartel? Wat een trust? Wat verstaat men onder conjunctuurcyclus? Men bestudeert de verschillende economische stelsels door het vergelijken van de gebruikte begrippen en opvattingen; men omschrijft de verschillende stadia van het economisch leven door karakteristieken als de stadseconomie, de volkshuishouding, de wereldeconomie, enz. Verre van mij de verdienste van deze soort kennis te verwerpen. Ook begrippenkennis is nodig. Doch wat doet men met deze statische begrippenkennis, als er sprake is het evoluerende economisch leven te volgen gelijk dit zich in onze laat-kapitalistische maatschappij voltrekt te midden van allerlei structurele wijzigingen (denk aan de kartel-economie en de trusten, aan het wonderbare gebruik dat gemaakt werd van het giraal-geld vooral sinds 1929, aan de omvorming van koloniale volkeren tot vroeg-kapitalistische economieën met eigen beheer, aan de ongelijke bevolkingsaangroei bij de verschillende industriële volkeren, aan de toenemende unifiërende macht van de techniek en het ontstaan van economische groot-ruimten); onder de stuwing van ideologieën en van een stijgend aantal sociale hervormingen (die gaan van Bismarck's sociale wetten tot de Maatschappelijke Verzekering onzer dagen) en van catastrofen (als de laatste twee wereldoorlogen) die het economisch centrum van de wereld hebben verplaatst. Het milieu waarin het economisch proces zich voltrekt, drukt zijn stempel op het uitzicht en het karakter van de specifiek economische verschijnselen, wijzigt hun innerlijke waarde en hun wederzijdse betrekkingen. Het economisch leven is niet het statisch geheel dat ons in de z.g. economische wetenschap in een sluitend stel van begrippen wordt voorgelegd. Het is een krachtenveld vol spanningen waar algemene historische grootmachten onweerstaanbaar binnenvallen en hun verwoestingen aanrichten, waar zware belangenconflicten worden uitgevochten, waar partners de huid van de beer betwisten, | |||||||
[pagina 682]
| |||||||
waar voorheen onbestaande concurrenten als een rukwind opduiken, waar onbekende technieken de een fortuinen aanbrengen en de ander tot de bedelstaf veroordelen, waar ideologieën vandaag de enkeling vooruitstuwen en hem morgen vervangen door een staatsmacht die alle touwtjes van het bedrijfsleven in handen houdt. Ten overstaan van een economisch bestel dat derwijze de fluctuaties ondergaat van al die factoren, dat sinds 1918 in haast alle zogenaamde 'kapitalistische' landen andere economieën vertoont - denk aan de Duitse en de Engelse economie sinds 1933, aan de Amerikaanse en de Franse sinds 1936, aan de invloed op de Duitse en de Franse economie uitgeoefend door een verschillende bevolkingsdruk -, begrijpt men de achteloosheid waarmee de volkeren voorbijgaan aan economische theorieën die onberoerd door de grote schokken der werkelijkheid, van hand tot hand werden overgeleverd. | |||||||
Sociale en politieke machtenHierin ligt een eerste vorm van verwijdering tussen de theorie en de practijk van het economisch leven. Een andere vorm is voortgesproten uit het optreden van sociale en politieke machten, die vooral sinds de eerste wereldoorlog aan het economisch proces een andere inhoud hebben gegeven. Onder de vorm van sociale bewegingen en het beklemtonen van het recht van de loontrekkenden op een hoger aandeel in de voortgebrachte goederen; onder de vorm van machtspolitieke aanspraken op de leiding en de oriëntatie van de economische bedrijvigheid, heeft zich een stel van gedachten en inzichten ontwikkeld, die op een diepgaande manier het economisch proces hebben gewijzigd. De sociale bewegingen hebben een economisch leven bevorderd dat afhankelijk werd van een gelijker verdeling van de nationale voortbrengst, anders gezegd van het nivelleren van de vermogens en van een grotere bestaanszekerheid voor de brede klassen der bevolking. De fascistische bewegingen daarentegen hebben onder de vlag van het herstel der productieve krachten en onder het motto van 'gemeenschapsbelang gaat voor eigen belang', de gewonnen middelen aangewend voor een investeringspolitiek die in haar Schachtse vorm begon met het bevorderen van industrieën van verbruiksgoederen, doch weldra overschakelde naar uitgebreide en kunstmatige beleggingen in kapitaalgoederen, die achter het masker van grote en vaak bewonderenswaardige technische hernieuwingen, de uitrusting smeedden voor een totale oorlog. | |||||||
[pagina 683]
| |||||||
Centraal geleide economie gaat haar wegUit de oorlog 1914-18 was de Westerse economie teruggekeerd met voor zich millioenen onterfden, die deze eeuw waren ingegaan met beloften van vooruitgang, met een harde strijd voor een betere levensstandaard, en die ten allen prijze een ruimer deel bedongen van de nationale welvaart. Daar tegenover stond een patronaat dat zijn voorrechten wilde handhaven; en deze met des te meer hardnekkigheid verdedigde als concurrenten op de wereldmarkt verschenen - in de eerste plaats de V.S. en Japan - die dank zij een betere uitrusting of goedkopere arbeidskrachten, in staat bleken beproefde klanten in de wacht te slepen. Honderden millioenen die in het buitenland waren belegd - Rusland, Roemenië, Servië, China, Zuid-Amerika, Polen - gingen ofwel verloren of zagen hun inkomsten geblokkeerd. Anderzijds daagde in het Oosten een economie op van een totaal verschillend maaksel dan de onze. Deze economie poogde sinds 1918 een klassen-vrije economie op te bouwen, zonder ondernemers en zonder bekommernis om geld te verdienen, gedragen door de wil om haar schepping tot een wereld-régime te maken. Ik behoef hier niet de critiek te herhalen die tegen de sowjet-economie in ruime mate werd geformuleerd: haar gemis aan eenheid in de planning, de onevenwichtigheid in het bevorderen van bepaalde nijverheidstakken, de hongertoestand van tal van categorieën arbeiders en het bevoordelen van andere, het mislukken der kolchosen en sowchosen, de haast goddelijke verering van de techniek, enz. Toch is het een feit dat die economie, met al het onmenselijke dat haar kan aangewreven worden, met de fouten die in haar plannen voorkomen, zeer veel gepresteerd heeft; en dat zij een productiemachine heeft gemonteerd die iedereen verbaast. En men mag zich afvragen wat deze economie, wanneer zij zich heeft door-gehongerd, en haar uitrusting en productie-middelen door arbeid heeft vrijgekocht, op het gebied van prijs en consumptie zal verwezenlijken. Het is nl. volstrekt niet zeker dat haar economische rendabiliteit voor de onze fataal moet blijven onderdoen. Wij hebben de mogelijkheid van een centraal-geleide economie als de Russische onderstreept, omdat onze theorie al te vaak beweerd heeft dat zij onmogelijk was. Door andere opvattingen in het leven geroepen, kan zij standhouden, zolang de ideeën die haar hebben verwekt aan de macht blijven. De schoonst gebouwde theoretische bespiegelingen zullen hieraan niets veranderen. | |||||||
[pagina 684]
| |||||||
De verwarring in DuitslandDe economische theorieën zonder autoriteit, een patronaat dat het status quo verdedigde, de sociale bewegingen die vooraf gelijkheid en medezeggenschap vorderden, brachten in de jaren na de eerste oorlog weldra een ontstellende verwarring. Duitsland dat een tijd lang dreigde over te slaan naar een radenrepubliek zag zijn gehele productie ontwricht, de politieke discussie de arbeid vervangen, en onder de leuze van allerlei ideologische hervormingen, de zogenaamde 'democratisering van het bedrijfsleven' invoeren. In 1923 trad een muntontwaarding in van ongekende afmetingen. Dag en nacht draaiden de persen van de Reichsbank en nog konden zij geen gelijke tred houden met de voortschrijdende ontwaarding van de betaalmiddelen. Gemeenten, banken en particulieren gaven zelf papier uit, om aan het ontbrekende geld te verhelpen. In November 1923 werd op de vrije markt voor één dollar 12 billioen mark betaald; en tegen het einde van dit jaar bedroeg de biljettenomloop meer dan 500 trillioen mark. Noch de professoren, noch de regering vermochten aan die toestand het hoofd te bieden. De meest ingewikkelde valuta-projecten, nauwkeurige berekeningen over de procentuale goud-dekking werden ondernomen. Doch men kwam niet verder dan tot het ontwerpen van plannen. Daarop deden de socialistische regering en de socialistische Rijkspresident Ebert beroep op de liberale bankier Schacht, die door een drietal draconische maatregelen Duitsland een munt bezorgde, die het voordeel had tot in 1929 een rekenvaste munt te blijven: de zogenaamde 'Rentenmark'. De maatregelen door Schacht genomen waren:
Deze algemene maatregelen gingen natuurlijk gepaard met een vloed van deviezen-voorschriften, en leidden tot een muntsysteem dat, alhoewel aanknopend bij de goudstandaard, slechts een verrekeningseenheid was. Deze fundamentele wijziging in de geldpolitiek geschiedde buiten de medewerking om van de grote geldtheoretici van die tijd: Knapp in Duitsland, Irving Fisher in de V.S., John Maynard | |||||||
[pagina 685]
| |||||||
Keynes in Engeland, Gust. Cassel in Zweden. Zij werd ingevoerd en doorgezet door een man die in de practijk van het financieel en economisch leven een grote ervaring had opgedaan en er had geleerd waar een houvast kon worden gevonden. | |||||||
Interventies van ongekende afmetingenDit Schacht-experiment, samen met de onzekerheid die allerwegen het economisch leven kenmerkt en die dramatische vormen aanneemt als in 1929 de grote crisis invalt, zijn het vertrekpunt van een reeks monetaire experimenten en van ingrijpen van de staat in het economisch proces die ons onbekend waren gebleven. Inzake valutapolitiek leidden de toestanden allerwege tot het opgeven van de goud-standaard die men in 1922 op de conferentie van Genua opnieuw had ingevoerd als waarde-meter van de munt en als grondslag van de inter-valutaire verhandelingen. Japan gaf in 1931 het signaal met de devaluatie van de yen. Deze werd nog in hetzelfde jaar gevolgd door de devaluatie van het pond sterling. Haast alle kapitalistische landen gingen weldra deze weg uit. Amerika devalueerde in 1933, België in 1935. Het blok der goud-valuta - bestaande uit Frankrijk, Nederland en Zwitserland - dat zich aanvankelijk tegen de muntontwaarding verzette, stortte ineen toen Frankrijk, tengevolge van de Blum-politiek, plotseling verplicht was de overeenkomst met zijn partners te verbreken. Dit geschiedde in 1936. In al de vernoemde landen was het de crisis welke tot die inflatiemaatregelen verplichtte. Wellicht zijn nog enige cijfers bekend uit de catastrofale werkloosheid van toen: In 1932-33 waren er in Duitsland 6 millioen werklozen. Toen Roosevelt in 1933 zijn republikeinse voorganger Hoover uit het zadel wipte, waren er in de V.S. niet minder dan 14 millioen werklozen. België telde er in 1935 320.000 en Nederland 200.000. In Engeland maakte de voorspelling opgang dat men voortaan diende te rekenen met anderhalf millioen blijvende werklozen. De wereldhandel was op een derde gevallen van het bedrag dat hij in 1929 bereikt had. Moeten wij zeggen dat die werkloosheid de nachtmerrie was van de kapitalistische landen en een bron van allerlei revolutionnaire pogingen? De conjunctuurstudie die men sinds 1918 meer analytisch ter hand nam - voornamelijk in de V.S. en in Duitsland - trad in het centrum der belangstelling. Het bleek weldra dat men op het gebied der theorie even aarzelend was als in de practijk. De meest gezaghebbende auteur van die dagen was de Engelse economist J.M. | |||||||
[pagina 686]
| |||||||
Keynes, die naam gemaakt had met zijn critiek op het Verdrag van Versailles en met een originele thesis over het geld: A Treatise on Money. Te midden van de economische crisis verscheen van hem The General Theory of Employment, Interest and Money. Niet zonder ironie zegt hij in de inleiding van dit werk, dat de lezers van zijn boek over het geld, waarschijnlijk zullen geschandaliseerd zijn bij het vaststellen van de verwarrende tegenstrijdigheden die bestaan tussen zijn theorie van gisteren en die van vandaag. Meteen werd hiermee duidelijk dat Keynes meer een creatieve dan een systematische geest was, zonder bijzondere bekommernis voor de consequentie in het denken. Hij was een geniale improvisator. Keynes was zo onder de indruk van de structurele werkloosheid van die tijd, dat hij de werkverschaffing als een essentieel en blijvend punt van de economische politiek beschouwde en hij op grond daarvan, een theorie van staatsinterventie ontwikkelde, die in de eerste plaats gericht was op het inpompen van extra-middelen om de economie op dreef te helpen. Hij verspreidde de mening dat sparen gevaarlijk was en leidde tot onder-consumptie. Over de juiste zin van Keynes' opvattingen was men het weldra oneens, zowel in Europa als in Engeland en Amerika. Ik verwijs in dit verband naar het boek van Gottfried Haberler, Prospérité et Dépression, dat in 1937 voor het eerst door de Volkenbond werd uitgegeven, en in 1943 een derde uitgave beleefde. Haberler geeft een grondige critische analyse van Keynes' crisis-theorieën en toont aan hoe vaak hij verkeerd begrepen werd en hoeveel er in zijn naam werd ondernomen dat slechts een caricatuur is van zijn opvattingen. Onlangs heeft een van Keynes' leerlingen, Roy Harrod, in een boek Are these Hardships Necessary, andermaal de verkeerde interpretatie van zijn meester aan de kaak gesteld en hem gemobiliseerd tegen de politiek van Attlee en Cripps. Hoe dit ook zij, de gevulgariseerde Keynes maakte opgeld bij de staten in hun strijd tegen de werkloosheidGa naar voetnoot1.. Van 1929-1932 af begint overal de gedachte van de plan-economie te rijpen. Vooralsnog onder de vorm van een meer actieve credietpolitiek, beheersing van de geldmarkt en devaluaties. Duitsland streefde naar loons- en prijsvermindering. In België, de V.S. en Frankrijk trachtte men de koopkracht te stimuleren. Overal deed men aan werkverschaffing. Rond alle grote mogendheden ontstonden valuta-blokken. | |||||||
[pagina 687]
| |||||||
Die politiek werd met succes bekroond in Groot-Brittannië, Zweden en Duitsland; terwijl ook het Belgisch experiment, zij het met vertraging, tot resultaten leidde. De interventies in de V.S. en in Frankrijk moeten daarentegen minder gelukkig worden genoemd. Zij vertoonden of een onsamenhangend of een demagogisch karakter. | |||||||
Onsamenhangende New DealVolgens de Amerikanen was de crisis in de overvloed te zoeken. In Canada werd tarwe verbrand en in Brazilië zag men koffie in zee werpen. In de V.S. waren de schuren der farmers gevuld, terwijl zij hun schulden niet konden betalen. Roosevelt reageerde hiertegen met verschillende middelen, die allen onder een verzamelnaam de wereld zijn ingegaan: de New Deal. Slechts enige van deze middelen kunnen hier worden aangehaald: op 6 Maart stuurt Roosevelt de banken met verlof en legt embargo op het goud. Terzelfdertijd verhoogt hij de belastingen en vermindert hij de wedden der ambtenaren met 15%, ten einde aldus zijn budget in orde te brengen. Op 20 April 1933 wordt de goudstandaard opgegeven en krijgt de president het recht de munt te ontwaarden tot de helft van haar oude pariteit; tevens krijgt hij de mogelijkheid bankbiljetten uit te geven voor een bedrag van 3 milliard. Op een maand tijd wisselen aldus deflationistische en inflationistische maatregelen met elkaar af. De 'Banking Act' van Juni 1938 wijzigt de financiële structuur der banken en stelt hun bedrijvigheid onder verregaande staatscontrole. Voor het herstel van de industriële en commerciële activiteit en voor de rendabiliteit van de landbouw wordt een echte cascade van maatregelen getroffen. Onder meer de zeer omstreden actie van de N.R.A. (National Recovery Act) die, onder leiding van Generaal Johnson, nijverheids- en handelscodes wil invoeren, doch versmacht is onder een berg van excessen. In zijn boek 'L'Economie dirigée à la Lumière de l'Expérience Américaine' wil Prof. L. Baudin de overdrijvingen van deze planning illustreren waar hij zegt: 'Il n'est pas de branche d'activité, si minime soit-elle, qui ne tienne à coopérer à l'oeuvre de salut public; il y a un code du macaroni, un code de la sauce mayonnaise, un code du papier gommé, un code de la fabrication pour le broyage des cacahuètes brutes, un code pour les anneaux à passer dans le groin des porcs...' (p. 26) Resultaat was: niet vermindering der prijzen, maar verhoging; twisten tussen de werkgevers en de arbeiders over de bestemming der vermoedelijke winsten en een stroom overtredingen. De A.A.A. (Agricultural Adjustement Act), in 1933 opgericht op | |||||||
[pagina 688]
| |||||||
grond van de Farm Relief Act, slaagde erin door het verlenen van premies aan de landbouwers deze te bewegen de katoenplantages met circa vier millioen hectaren in te krimpen. Andere muntexperimenten einde 1933, hervormingen in de N.R.A. en de A.A.A., beperking der codes, afschaffing van de algemene controle op de productie, en andere maatregelen konden de toenemende ontevredenheid niet stuiten. Met de veroordeling van de N.R.A. in Mei '35 en van de A.A.A. in Januari '36 door het Hoger Gerechtshof was de New Deal practisch gelikwideerd. In 1935 herleeft evenwel de economische bedrijvigheid. De redenen hiervan vindt Prof. L.H. DupriezGa naar voetnoot2. in de natuurlijke receptiviteit van de economie als de crisis haar laagtepunt overschreden heeft: 'La raison fondamentale de ce succès est la réceptivité de la conjoncture à tout accroissement de la demande effective au fond de la crise: les forces de contraction sont épuisées et la demande nouvelle engendre sans délai un processus cumulatif de hausse, si celui-ci n'est pas contrarié par des mesures vraiment trop inappropriées.' Wat niet meer zeggen wil dan: Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. | |||||||
Het experiment BlumHet experiment Blum kende een ongelukkiger verloop. In de zomer van 1936 kreeg in Frankrijk Léon Blum de meerderheid; hij vormde de zg. volksfrontregering. Hij beproefde de moeilijkheden van het ogenblik te overwinnen door het verhogen van de lonen en het verkorten van de arbeidsduur: verhogen van de lonen om de koopkracht te vermeerderen, verkorting van de arbeidstijd om de grote inkomsten behaaglijker te kunnen uitgeven. In plaats van tevredenheid te brengen, vroegen de arbeiders steeds meer; de arbeid werd vervangen door de bekende 'grève sur le tas' of 'grève perlée'. De prijzen stegen wel, doch de investeringen namen niet toe. De reactionnaire Franse rentenier bleef ongevoelig voor de zogenaamde nieuwe mogelijkheden. De kapitaalbezitters stonden economisch en politiek wantrouwig. In de plaats van de investering trad de kapitaalvlucht; de goudvoorraad van de Banque de France (83 milliard frank) verminderde met een derde, terwijl anderzijds de staatspapieren op de markt werden geworpen en het geld van de banken werd afgehaald. Reeds in het najaar van 1936 moest de frank gedevalueerd worden, terwijl de neiging tot inflatie bleef voortduren tot de komst van Daladier in 1938. | |||||||
[pagina 689]
| |||||||
De devaluatie die geroepen was om de uitvoer te verhogen, kon haar doel niet bereiken daar in de sector kapitaal en arbeid alles zo vertroebeld was dat de productie bestendig verminderde. Een sprekend voorbeeld voor de onmacht van afzonderlijke interventionistische maatregelen, waar deze niet ondersteund worden door een coördinerend geheel van factoren. | |||||||
Planisme overheersendHoe ook het verloop was van al die inmengingen van de staat, welke perijkelen zij moge vertoond hebben, de planistische gedachte en de geest van interventionisme, bleven voortaan een bestendige bekommernis van de economische politiek. Van die tijd af zien wij in alle kapitalistische landen actieve inmenging in de credietpolitiek, in de werkverschaffing, in de handelspolitiek, in de politiek van prijzen en lonen. In de Times van 7 October 1938 bepleitte Keynes de oprichting van een dienst die streng de hand zou houden aan de toepassing van het reciprociteitsbeginsel in de buitenlandse handel. De vrijhandel, schrijft de Times op 11 Januari 1941, is slechts nog een fraze van een voorbije tijdGa naar voetnoot3.. Sommige landen, zoals Duitsland, streven er naar zich economisch onafhankelijk te maken van het wereldverkeer en sluiten zich op in een autarkisch regime. Het planisme, zoals gezegd een algemeen geldend parool geworden, en gedragen door tijdsstemmingen, wordt, onder de auspiciën van Hendrik De Man, gebruikt als het aangepaste vervangingsmiddel van de dogmatische ideologieën van staatsinmenging. In deze economische mode geraakt de rendabiliteitsgedachte op de achtergrond. Het economisch leven staat overwegend in het teken van de 'algemene welvaart'. Het lijkt absurd te beweren dat het werken, wroeten en zorgen van de mens in de eerste plaats gericht is op het voldoen van individuele behoeften. Werk en brood moeten voor allen met alle ter beschikking staande middelen verschaft worden. En waar de natuurlijke gang van zaken tekort schiet, springt de staat bij of vervangt hij de economische wetten door zijn eigen inzichten, gedragen door een groot geloof in de doelmatigheid van zijn interventie. Ideologieën verdringen de economische wetmatigheden; sociale en politieke idealen en machten willen het economische onderwerpen aan hun strevingen. Het economisch leven ziet er uit, alsof zijn zwaartepunt niet meer | |||||||
[pagina 690]
| |||||||
in de eerste plaats in het bedrijf en in zijn rendabiliteit ligt, doch in de algemene maatregelen en schikkingen die worden genomen inzake crediet-, prijs- en deviezenaangelegenheden, en betreffende de openbare werkverschaffing. Full-Employment, plein emploi, Vollbeschäftigung moet er zijn; en kan men die niet bereiken langs de weg der burgerlijke economische mogelijkheden, dan stampt men er desnoods een onoverzienbare militaire uitrusting voor uit de grond.
In een boek dat verscheen in de nazomer 1948, Abrechnung mit Hitler vertelt Hjalmar Schacht op welke onzinnige manier in Duitsland reuzen-industrieën als de 'Hermann Göring Werke' werden opgericht, daar Hitler voortgestuwd werd door de waan der 'Vollbeschäftigung' en der autarkie, en door het geloof dat een sterke wil volstaat om uit de economische mogelijkheden meer te halen dan er inzit. Göring wilde produceren ten allen prijze, om het even of zijn productie economisch al dan niet mogelijk was. Wie om op het even welke wijze deviezen aanbracht werd beloond, geen reglementeringen konden hem treffen; wie echter de deviezenbeschikkingen overtrad en geen deviezen binnenbracht, werd onverbiddelijk gestraft. Om aan te tonen tot welke graad van miskenning der rendabiliteit Hitler gekomen was, citeert Schacht deze kanttekening door Hitler gemaakt op een verslag van de toenmalige minister van Economie: 'De Duitse ijzerproductie moet verhoogd worden. De bemerking dat wij niet in staat zijn uit de Duitse ertsen met een gehalte van 26% ruw ijzer te produceren dat even goedkoop is als dit getrokken uit het Zweedse erts met een gehalte van 45% is zonder belang. De bemerking dat in dit geval al de Duitse hoogovens moeten omgebouwd worden is eveneens zonder belang. Bovendien moet het Reichswirtschaftsministerium zich niet met dergelijke aangelegenheden bemoeien.' Het geloof in de economische mogelijkheden van de overheidsbeschikkingen, dat spreekt uit bovenstaande bemerkingen, gelijkt aardig op de overtuiging van de Japanse soldaat waardoor deze zich bekwaam achtte de oorlog te winnen met bamboesperen, als de keizer hem zulks beval. In een dergelijke houding wordt de controle van de rede en van de ervaring prijsgegeven; de grenzen en mogelijkheden van de economische activiteit worden geruild tegen vage en onbepaalde dromen en wensen. | |||||||
De invloed van de totale oorlogDe rechtstreekse bevordering van het algemeen welzijn, zoals die door de nood der werkloosheid, en door de prikkel van etatistische | |||||||
[pagina 691]
| |||||||
ideologieën een brede echo had gevonden onder de Westerse industriebevolking, zou tijdens de oorlog onder de stuwing van de schaarste, de propaganda en de behoeften van de oorlogsvoering, haar stelling nog aanzienlijk versterken. Op alle gebieden is de mens door de totale oorlog overrompeld en aan zijn verplichtingen dienstbaar gemaakt. De volkeren gaan in een ijzeren keurslijf, overgeleverd aan een noodlot waarin de persoonlijke beschikking slechts nog voortleeft als een lang voorbije droom. Alles heeft tijdens de tweede wereldoorlog samengewerkt om aan de administratie een onvermoede rol toe te kennen in het beheer van het economisch leven: de schaarste van de verbruiksgoederen en de onbeperkte vraatzucht van de oorlogsbehoeften, de uitbreiding van techniek en organisatie, het geloof in het vernuft van de staat. Grondstoffen en afgewerkte producten worden verdeeld volgens centrale beschikkingen. De buitenlandse handel geschiedt overeenkomstig algemene noodwendigheden en aan de hand van deviezenbeschikkingen waarvan de ingewikkeldheid vaak slechts geëvenaard wordt door de willekeur waarmee zij door de machtige toegepast worden. Ambtenaren berekenen prijzen en lonen en vernietigen daardoor de overeenkomsten tussen producent en verbruiker en tussen werkgever en werknemer. Vernuftige compensatie-stelsels worden uitgedacht om prijsverschillen te effenen en een kunstmatig evenwicht te handhaven, ofwel om gesacrifieerde industrieën voor de totale ondergang te bewaren. De berekeningen van de bedrijfsleider zijn ondergeschikt en afhankelijk van de regelingen der administratie. Wij kennen geen andere behoeften-voorziening dan die waarvoor de bewindslieden instonden of de mogelijkheden verkregen - en die was vaak zo miserabel en zo karig dat de zwarte markt de rijke oom uit het sprookje werd. De natuurlijke verhoudingen in de economie, haar eigen spel, spanningen en bewegingen werden overgedragen aan de kantoorwijsheid van de administratie of aan de schraapzucht van de bezetter; althans voor zover de administratie van zich uit niet verstandig genoeg was om haar bevoegdheid in hoofdzaak uit te oefenen in functie van de vereisten van het bedrijfsleven. | |||||||
Geen institutionaliseren van het ziekelijkeDeze ambtenaren-economie werd ook na de Bevrijding voortgezet - ook toen de eisen der schaarste minder dwingend waren. De toestand van een economie in de schaduw van de verstaatsing, was voor de socialisten een welkome gelegenheid om het bestaande te | |||||||
[pagina 692]
| |||||||
consolideren in instellingen en over te gaan tot de nationalisatie van belangrijke takken van het bedrijfsleven, gelijk voornamelijk in Frankrijk en in Engeland geschiedde. Wat uit de nood geboren was, trachtte de ideologie te bestendigen; het tijdelijke bleek nu een onafwendbare grondslag voor de toekomst, overeenkomstig het bekende slagwoord: 'Ce n'est que le provisoire qui dure!' De geneesmiddelen die men in tijden van ziekte en verzwakking heeft leren gebruiken, wil men doen doorgaan als het normale voedsel voor een gezond leven; wellicht omdat wij in de opeenvolgende oorlogen, crises, devaluaties en andere verschijnselen van een algemene onzekerheid het eigen karakter en de eigen vereisten van gezonde toestanden verleerd hebben. Het is nu hoog tijd zich over deze vragen te bezinnen; vooral daar de ingetreden crisis ongetwijfeld een versterken van de dirigistische druk met zich brengen zal. Reeds heeft de heer Anseele op een vergadering van de Algemene Raad der B.S.P. van 5 Januari 1949 betoogd, dat die landen die hun economisch stelsel gewijzigd hebben geen werkloosheid kennen; er aan toevoegend dat wij dezelfde weg op moeten, willen wij de toekomst niet verspelen (Volgens het Verslag in 'De Volksgazet' van 6 Jan. 1949). Wat wel schijnt te betekenen, dat de conjuncturele werkloosheid waaronder wij lijden, haar oorzaak vindt in een ontoereikend dirigisme en in het uitblijven van nationalisaties. Alsof een essentieel-politieke planning bij machte kan zijn stoornissen van overwegend economische aard uit de wereld te helpen. Niet anders dan de heer Anseele sprak de heer Major, die de oorzaken van al onze huidige moeilijkheden toeschreef aan de 'roes van liberalisme' waarin wij thans leven. Wij spreken al te vaak in algemene begrippen hetzij over de economische kwalen of over de zogenaamde remedies om er aan te verhelpen; terwijl het een feit is dat de economische politiek een uiterst fijngevoelig en ingewikkeld systeem van middelen is. Alles diende hier gericht te zijn op het zakelijk erkennen van de onontbeerlijke middelen. Het herkauwen van aftandse ideologieën en het omtoveren van slagwoorden in oplossingen is hier even noodlottig als de waan dat het affirmeren van privé-belangen en het verdedigen van gevestigde toestanden gelijkstaat met de vereisten van een algemene economische politiek. Ons economisch denken moet op het peil gebracht worden van de werkelijk voorhandene moeilijkheden en mag zijn voornaamste bekommernis niet putten in het ontvluchten of verdoezelen van die moeilijkheden. Moeten wij onderstrepen dat de | |||||||
[pagina 693]
| |||||||
inspanning die hierbij gevergd wordt, zeer groot is! Gaat het met de economische vragen niet zoals met andere aangelegenheden van het openbaar leven, gelijk reeds de Engelse wijsgeer uit de XVIIIe eeuw, Berkeley, gezegd heeft: 'Weinige mensen denken, doch allen willen hun mening hebben.' Nu is het bijzonder gevaarlijk als brede kringen der bevolking over economische vragen een mening krijgen zonder over die mening critisch na te denken. Wij in West-Europa zien onze economische activiteit als het middel ter verzekering van de welvaart van de mens. In deze opvatting is de mens het doel en tevens het middel. Hij moet niet alleen genieten van het voortgebrachte, hij moet tevens zorgen dat het tot stand komt. Dit kan het best geschieden niet enkel door het samenwerken, maar tevens door het samendenken van de gehele bevolking. Dit laatste nu verondestelt vrijheid en inzicht. Zonder voldoende innerlijke en uiterlijke vrijheid, d.i. zonder een zekere onafhankelijkheid van de mens tegenover zijn eigen begeerten en zonder een brede verdraagzaamheid, is er geen geestelijk openstaan voor de economische vragen die gesteld worden aan volkeren wier leven geteisterd werd door vreselijke oorlogen, door nijdige partijtwisten, door gewetenloze schraapzucht en door verblindende afgunst. | |||||||
In de voetsporen van de nieuwe BeveridgeEerst wanneer wij een levendig begrip krijgen voor deze toestanden, stijgen de mogelijkheden voor een herstel der normale verhoudingen tussen theorie en practijk in het economisch leven: het economisch denken zint over de practische maatregelen, en de economische handelingen worden afgestemd op datgene wat door het gemeenzaam en zakelijk overleg van de betrokkenen als gezond en verantwoord beschouwd wordt. Zodat wij kunnen zeggen: in de oriëntatie van ons economisch leven moet een grotere rol toegekend worden aan de middelen die afgestemd zijn op het herstel van normale economische verhoudingen. Gelijk uit deze uiteenzetting moge gebleken zijn, lijden wij sinds de eerste wereldoorlog onder economische toestanden waarin de natuurlijke componenten en wetten verdrongen zijn door een aaneenschakeling van noodmaatregelen en door de meest tegenstrijdige noodoplossingen. Meer dan bij het begin van deze eeuw diende ons economisch leven zich te voltrekken in een internationaal kader; wij hebben echter tegenover die tijd de klok teruggezet. Wij geraken meer en meer verward in talloze en ingewikkelde protectionistische maatregelen, in | |||||||
[pagina 694]
| |||||||
driehoeksoperaties en in deviezenschikkingen die het internationaal ruilverkeer verstoren en de hand lenen aan practijken die de ondergang zijn van de eerlijke handel. Een paar voorbeelden uit de practijk van het Belgisch economisch leven mogen dit illustreren. Nederlandse zakenlui kopen hier tapijten tegen 120 fr. de meter en kunnen die, door speculatie op de dollar, te New York tegen 110 fr. verkopen. Frankrijk, dat van oudsher de beste afnemer is van onze kopersulfaat, koopt nu, tegen hogere prijzen, in de Verenigde Staten, omdat daar gemakkelijker harde munt wordt gevonden. Chemische producten in België vervaardigd gaan naar Nederland, worden opnieuw in België ingevoerd en hier goedkoper verkocht dan de fabrikant ze kon leveren aan de Nederlandse afnemer. Deze practijken mogen in de ziekelijke toestand van de wereld gedeeltelijk hun rechtvaardiging vinden, zij mogen niet doen vergeten dat onze economische politiek moet gericht zijn naar gezonde en opene verhoudingen. Vooral een klein en overbevolkt transformatie-land als België, wiens gehele economische structuur gebouwd is op een breed ruilverkeer, heeft die oriëntatie nodig. Een eerste en onontbeerlijke stap op deze weg, is het herstel van een vaste internationale verrekeningsmunt, of ten minste de inwisselbaarheid der nationale valuta's over ruime regionale economische gebieden. Een dergelijk vast verrekeningsmiddel - ook het oogmerk van de grote Engelse en Amerikaanse economisten en hun respectievelijke regeringen in 1943 - veronderstelt nationale en regionale economieën die hun productiviteit weer op dreef hebben gebracht en wier levensstandaard in een betrekkelijk evenwicht is gebracht met de partnerlanden. Een 'Internationaal Clearing Union' gelijk zij aan Lord Keynes voorzweefde in zijn beroemde rede van 18 Mei 1943 voor het Hogerhuis, is onmogelijk wanneer 'some improvident country runs through its stock of bancor and gold and has none left to meet its engagements'; m.a.w. wanneer de betrokken landen de koopkracht van hun nationale munt niet steunen op een verhoogde productiviteit en een meer evenwichtige betalingsbalans. Dit doel nu, kan slechts verwezenlijkt worden door betere samenwerking van allen die bij de productie betrokken zijn, en door zuinig beheer; niet door het onvruchtbaar najagen van ideologieën of het toepassen van de paardenremedies (wij bedoelen de devaluaties) die sinds 1918 klassiek geworden zijn. Dit begrijpen betekent meteen het beperken der verwijdering tussen theorie en practijk in het economisch leven.Ga naar voetnoot4. | |||||||
[pagina 695]
| |||||||
In 1944 werd in West-Europa, en in het bijzonder in België, in aansluiting bij de verslagen opgemaakt door Lord BeveridgeGa naar voetnoot5., een grootscheepse maatschappelijke zekerheid door de staat opgebouwd, die de loontrekkende bevolking moest beschermen tegen honger en ziekte. Thans heeft Lord Beveridge een nieuw verslag gepubliceerd, ditmaal niet over de bescherming van de minder bedeelden, maar over de scheppende bevordering van de sociale vooruitgang. Dit derde verslag draagt de betekenisvolle titel Voluntary Action. Men heeft destijds ten onzent het parool gevolgd van de Beveridge van 1942. Mogen hij hopen dat zijn nieuwe en nog belangrijker aanmaningen, in ons verband overgedragen op de economische sector, met evenveel begrip zullen gehoord worden, wanneer hij zegt dat een goede maatschappij 'niet afhangt van de staat, doch het werk is van de burgers die, individueel of in vrije organisaties, handelen onder de stuwing van verschillende motieven, die nu eens geïnteresseerd en een ander maal belangeloos zijn, die soms berekend zijn op stoffelijk voordeel en een ander maal ingegeven door liefde voor de mens en liefde voor God.' |
|