Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
[1948, nummer 2]Jesus' Religie
| |
De plaats van het gebed in het leven van Jesus.Een mens die grondig aan God gehecht is, kan niet nalaten te bidden. Het gebed krijgt een ruime plaats in Jesus' leven. En vooreerst, zoals tal van aanduidingen er op wijzen, nam Hij grotendeels de traditionele gebeden van het Judaïsme over. Meer dan eens begaf Hij zich naar Jerusalem met de bedevaart van Pasen of van enig ander groot feestGa naar voetnoot3.. Tijdens zijn prediking in Galilea maakte Hij herhaaldelijk gebruik van de samenkomsten in de synagoge op de Sabbat om het rijk Gods te verkondigen. Ongetwijfeld nam Hij daar ook deel aan de gebruikelijke gebeden, misschien zelfs bad Hij voor, aangezien Hij toch de toespraak hield over een SchriftuurtekstGa naar voetnoot4.. Alvorens de broden en vissen te vermenigvuldigen, sprak Hij de zegen uit die bij de maaltijden gebruikelijk wasGa naar voetnoot5.. Zijn antwoord aan de schriftgeleerde die Hem naar het eerste gebod had gevraagd, begint met de aanvang van het Sjema, de geloofsbelijdenis die de mannen 's morgens en 's avonds moesten opzeggenGa naar voetnoot6.. Het Onze Vader, dat Hij aan zijn leerlingen leert, biedt treffende woordelijke overeenkomsten met het Kaddisj, dat men, naast de andere gebeden, | |
[pagina 114]
| |
op de bijeenkomsten in de synagoge badGa naar voetnoot7.. De synoptische Evangeliën berichten dat Hij er aan hield daags voor zijn dood het Paasmaal te gebruikenGa naar voetnoot8.. Bij het einde er van stelde Hij de eucharistie in en verbond, zo lijkt het, de consecratie van de wijn met de gewoonte na het maal een beker te ledigen tot teken van dankzeggingGa naar voetnoot9.. Naar de gewoonte alweer besloot Hij de gehele ceremonie met de zang van het HallelGa naar voetnoot10.. Op het kruis waren Jesus' laatste gebeden brokstukken uit de psalmenGa naar voetnoot11., alsof de stervende, om aan God nog zijn ziel uit te zeggen, tot lang vertrouwde formules zijn toevlucht nam. Jesus heeft zich echter niet vergenoegd met gebeden te verrichten die door het gebruik min of meer werden opgelegd. Alle belangrijke gebeurtenissen van zijn openbaar leven worden met persoonlijk gebed begeleid. Vooreerst zijn doopsel in de Jordaan met de theophanie, die het vergezelde. Het ontvangen van dat doopsel was een religieuze daad; 'Hij was aan het bidden' bericht Sint Lukas, toen Hem de hemelse verschijning gewerd als een teken om in het openbaar op te tredenGa naar voetnoot12.. Onmiddellijk daarop 'drijft de Geest' Jesus naar de woestijnGa naar voetnoot13., waar Hij veertig dagen doorbrengt in vasten en stellig ook in gebedGa naar voetnoot14.. Zijn twaalf apostelen kiest Hij na een nacht in gebed doorgebrachtGa naar voetnoot15.. Te Cesarea Philippi, vóór het beslissende uur waarop Hij Petrus' geloofsbelijdenis zal uitlokken, blijft Hij niet ver van de leerlingen in gebed verzonkenGa naar voetnoot16.. Zijn glorieuze gedaanteverandering op de berg, geschiedt tijdens een nachtelijk gebedGa naar voetnoot17.. Bij het naderen van zijn lijden heeft Hij voor Petrus, het hoofd der apostelen, gebedenGa naar voetnoot18.. Sint Jan deelt ons het onderhoud mede dat volgde op de instelling van de eucharistie. Vol van een intense religieuze emotie eindigt het met 'het hogepriesterlijk gebed' dat de diepste gevoelens van Jesus' gemoed openbaartGa naar voetnoot19. Maar op die onvergetelijke avond moest van zeer dichtbij de brutale werkelijkheid volgen van de Passie. We zien Jesus dan ook 's nachts in de tuin van Getsemani nog bidden om de kracht te ontvangen voor het uiterste offerGa naar voetnoot20.. Zijn mirakels worden meer dan eens door een kort gebed voorafgegaan. Alvorens het 'Effeta' uit te spreken dat de doofstomme uit | |
[pagina 115]
| |
de Dekapolis moet genezen, heft Hij de ogen ten hemel en slaakt een zuchtGa naar voetnoot21.. We vermeldden reeds het gebed vóór de beide broodvermenigvuldigingen. Eens wendden de leerlingen vergeefse pogingen aan om een bezeten epilepticus te bevrijden. Daar komt Jesus en verlost hem. Op de vraag van de leerlingen naar de oorzaak van hun mislukking antwoordt Hij: 'Dit soort kan alleen door het gebed uitgedreven worden'Ga naar voetnoot22.. Het Evangelie van Johannes leert ons uit welk vertrouwensvol gebed 's Meesters wonderen voortvloeien. Vóór de verrijzenis van Lazarus 'hief Jesus - zo bericht het - de ogen ten hemel en zei: Vader ik dank U, omdat Gij Mij verhoord hebt. Ik weet wel, dat Gij Mij steeds verhoort. Maar Ik sprak zo terwille van het volk dat hier rond staat, opdat ze geloven dat Gij Mij gezonden hebt'Ga naar voetnoot23.. Bij Sint Lukas en bij Sint Jan, zien we Jesus' aandoening zich plots in een vurig gebed uitstorten. Luisteren we eerst naar Sint Lukas. Toen de leerlingen terugkwamen van de zending die de Meester hun had opgedragen, 'jubelde Hij het uit in de Heilige Geest, en sprak: Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, en aan kleinen geopenbaard. Ja Vader, want zo is uw welbehagen geweest'Ga naar voetnoot24.. Sint Jan echter vermeldt een gesprek waaronder Jesus, die zo even op zijn aanstaande dood heeft gezinspeeld, met angst bevangen wordt: 'Nu is mijn ziel ontsteld, - bekent Hij plots, - en wat zal ik zeggen? Vader, red mij uit dit uur? Maar... daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen... Vader, verheerlijk Uw naam'Ga naar voetnoot25.. Welde het gebed uit Jesus' ziel te midden van uitwendige bedrijvigheid, toch hield Hij er aan zich van de menigte te verwijderen om in de eenzaamheid te bidden. Soms hield zijn gebed aan tot laat in de nacht. Zo na de eerste broodvermenigvuldiging, bij het meer van Gennezaret, toen Hij zijn leerlingen beval het meer over te steken, en zelf zich terugtrok 'in het gebergte om er te bidden'Ga naar voetnoot26.. Of ook begon zijn gebed lang vooraleer de dag klaarde: 'Zeer vroeg in de morgen - verhaalt Sint Markus, - stond Hij op en ging heen; Hij begaf zich naar een eenzame plaats, en bleef daar in gebed. Het duurde totdat Simon en andere leerlingen die ondertussen naar Hem op zoek waren gegaan, Hem vonden en Hem berichtten, dat het volk op Hem wachtte'Ga naar voetnoot27.. Sint Lukas geeft volgend overzicht van 's Mees- | |
[pagina 116]
| |
ters apostolische bedrijvigheid: 'Hoe langer hoe meer begon zijn faam zich te verbreiden. Talrijke scharen kwamen bijeen om Hem te horen en van hun ziekten te worden genezen. Maar Hij trok zich terug op eenzame plaatsen om te bidden'Ga naar voetnoot28.. We hebben reeds de gelegenheid gehad te wijzen op de gebedswake vóór de keuze van de apostelen, en op twee andere nachtelijke gebeden van elkaar zo verschillend: dat van de transfiguratie en dat van de doodstrijd. De Evangeliën vermelden uitdrukkelijk, dat gedurende deze laatste twee gebeden de aanwezige apostelen insluimerdenGa naar voetnoot29.. Alles wijst er op, dat de leerlingen niet gewoon waren aan Jesus' lange gebeden deel te nemen. Deze moesten nochtans op hen indruk maken; en aan een heilig verlangen dat ze bij hen wekten, verbindt Sint Lukas het aanleren van het Onze Vader: 'Het gebeurde, - zo verhaalt hij, - dat Jesus ergens aan het bidden was. Toen Hij ophield, sprak een zijner leerlingen tot Hem: Heer, leer ons bidden; en Hij leerde hun het Onze Vader'Ga naar voetnoot30.. In een der smekingspsalmen zegt de psalmist tot God: 'De ganse dag, Jahweh, roep ik U aan, en strek mijn handen naar U uit'Ga naar voetnoot31.. Wij vinden hier een gebed dat er naar streeft het hele leven te doordringen; wat aan de geest van Jesus reeds doet denken. De Meester vertelt de parabel van de weduwe welke, door een onwaardig rechter voortdurend lastig te vallen, tenslotte recht bekomt. Zoveel te meer, besluit Hij dan, zal God, die goed is, degenen verhoren die 'dag en nacht naar Hem roepen'. Men moet dus 'altijd bidden, zonder ooit te versagen'Ga naar voetnoot32.. Hij zou willen dat men los genoeg staat van de tijdelijke goederen om hier op aarde te leven met een hart dat steeds bij God verwijlt: 'waar uw schat is, - zegt Hij, - daar is ook uw hart'Ga naar voetnoot33.. Dat Hij zelf aldus leefde, blijkt vooral uit het feit dat alles Hem van God sprak. De 'mussen', de 'leliën des velds', de 'haren op het hoofd' spreken Hem van de Voorzienigheid van de hemelse VaderGa naar voetnoot34.. Regen en zonneschijn zijn weldaden van de goddelijke mildheid voor goeden en kwadenGa naar voetnoot35.. De hemel komt Hem voor als 'Gods troon', de aarde als zijn 'voetschabel', Jerusalem als de 'stad van de grote Koning'Ga naar voetnoot36.. Hij wil, dat men de ziel der kleinen zou eerbiedigen, 'want hun engelen in den hemel zien altijd het aanschijn' van GodGa naar voetnoot37.. De neiging van de ouders om | |
[pagina 117]
| |
de verlangens van hun kinderen in te willigen herinnert Hem aan de goedheid van de Vader in de hemel die rekening houdt met onze gebedenGa naar voetnoot38.. Hij vergelijkt de vergiffenis door de huisvader geschonken, met die welke de goddelijke goedheid aan de mensen verleentGa naar voetnoot39.; en de eenvoudige vreugde van de herder die zijn verloren schaap terugvindt, roept voor zijn ogen de vreugde op die in de hemel ontstaat voor een enkele bekeerde zondaarGa naar voetnoot40.. Met het beeld van de wijngaardenier die rijkelijk de arbeiders van het elfde uur vergoedt, schildert Hij de God van liefde af en diens onverdiende voorkeurGa naar voetnoot41.. De koning die de genodigden tot het bruiloftsmaal roeptGa naar voetnoot42., en de meester die geld aan zijn dienaars toevertrouwtGa naar voetnoot43., dienen Hem om de wegen te openbaren van Gods Voorzienigheid. Zou men niet zeggen, dat voor Jesus de wereld doorschijnend is, dat Hij de aardse werkelijkheid slechts ziet in het stralen van Gods licht? | |
Kinderlijke liefdeIs het belangwekkend vast te stellen in welke ruime mate het gebed Jesus' bedrijvigheid doordrong, dan zal het nog meer de moeite lonen de grondige houding te achterhalen welke zijn gebed heeft vertolkt. Die houding schijnt ons gans kinderlijk te zijn geweest, vooral gekenmerkt door liefde, vertrouwen en getrouwheid. De Evangeliën hebben ons de inhoud bewaard van acht gebeden van de MeesterGa naar voetnoot44.. De meeste zijn slechts korte doch leerrijke aanroepingen. In ieder daarvan spreekt Jesus God met de naam Vader aan. Daar is maar één uitzondering, en die maakt geen werkelijke inbreuk op de regel, want ze komt in de aanroeping voor die Jesus onveranderd uit psalm twee en twintig overnam: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?'Ga naar voetnoot45.. Eveneens tot de Vader richt zich het gebed door de Meester aan zijn discipelen aangeleerd: 'Gij nu bidt zo: Onze Vader, die in de hemelen zijt...'Ga naar voetnoot46.. De idee van Gods Vaderschap was het Oude Testament niet vreemd. Jahweh is de Vader van Israël dat Hij teder bemint. Het vaderschap Gods lijkt aanvankelijk te zijn opgevat in collectieve zin. Het gehele volk van Israël, eerder dan dit of dat individu, werd als | |
[pagina 118]
| |
Jahweh's kind beschouwdGa naar voetnoot47.. Later werd die collectieve betekenis met een individuele verrijkt: de koningen, wegens hun bedieningGa naar voetnoot48., de rechtvaardigen om de onschuld van hun hartGa naar voetnoot49., werden op bijzondere wijze voor Gods kinderen gehouden. Meer in het algemeen werd het ook de gelovigen mogelijk God hun Vader te noemen, om de persoonlijke betrekkingen die ze met Hem onderhielden. Maar voorwaarde tot die kinderlijke verhouding bleef altijd het toebehoren tot het volk van IsraëlGa naar voetnoot50.. Die traditie handhaafde zich in de Joodse apocriefen en bij de rabbijnen. Van het einde af van de eerste eeuw na Christus komt in de uitspraken dezer laatsten de uitdrukking 'onze Vader die in de hemelen is' veelvuldig voor. Ze blijft duiden op Gods Vaderschap tegenover Israël of tegenover sommige IsraëlietenGa naar voetnoot51.. Bij Jesus integendeel staat de notie van het goddelijk vaderschap niet langer in die uitsluitende betrekking met het volk van Israël of met zijn ledenGa naar voetnoot52.. Zo ontving ze een verruiming die analoog is met die welke de Meester aan de idee van het messiaanse rijk schonk. Bovendien wordt ze in verband gebracht met het hele mysterie van Gods ontfermende liefde, die zich onvermoeibaar over de zondige mensen heenbuigt, en zij wint daardoor een opvallende innigheidGa naar voetnoot53.. Ze drukt ook een heel bijzondere, enige betrekking uit tussen Jesus en zijn Vader, en het wordt duidelijk dat het goddelijk zoonschap van de overige mensen niet onafhankelijk is van het transcendente zoonschap van de Meester. Op het transcendent karakter van Jesus' zoonschap moeten we nog terugkomen. Beschouwen we voor het ogenblik de liefde die Hij zijn Vader betuigde. In het Lukas-Evangelie is het eerste gezegde dat we van Hem vernemen het antwoord dat Hij zijn ouders gaf, toen zij Hem in de tempel terugvonden: 'Waarom zocht ge Mij? Wist ge niet dat Ik bij mijn Vader moest zijn?'Ga naar voetnoot54.. De heilige knaap, die zich niet heeft kunnen onttrekken, zou men zeggen, aan de fascinerende bekoorlijkheid van Gods huis, openbaart de goddelijke roepstem die Hij reeds verneemt en die Hem nooit zal toelaten iemand anders dan zijn hemelse Vader toe te behoren. Dat antwoord is als een belofte welke Jesus' openbaar leven niet heeft beschaamd. Zijn | |
[pagina 119]
| |
optreden immers stond geheel in het teken van een zuiver kinderlijke gehechtheid aan God. In dat opzicht levert het Onze Vader, dat Hij zijn discipelen leerde, een kostbaar getuigenisGa naar voetnoot55.. Het spreekt misschien duidelijker dan sommige gebeden door Jesus zelf tot God gericht maar waarvan de inhoud grotendeels door bijzondere omstandigheden werd bepaald. We denken bij voorbeeld aan Jesus' gebed vóór zijn lijden om de volharding van Petrus in het geloof, aan de aanroeping die Lazarus' opwekking voorafging, en aan de sublieme bede van de gekruiste voor zijn beulen. Het Onze Vader staat meer boven de tijd: in 's Meesters bedoeling is het een gebed dat de hele religieuze houding van de leerlingen moet inspireren. Welnu, zoals men reeds dikwijls heeft aangestipt, betreffen de eerste drie verzen er van Gods grote belangenGa naar voetnoot56.. Men drukt er de wens uit, dat de God van heiligheid zou gekend worden en geloofd, dat zijn rijk kome, en dat de mensen in alles zijn wil zouden volbrengen. Een enkel vers, het vierde, heeft betrekking op tijdelijke belangen; en nog drukt het een zeer bescheiden bede uit, want men vraagt er niet meer dan het dagelijks brood. Het vijfde en het zesde vers betreffen de zedelijke en godsdienstige belangen van hen die bidden: in het vijfde verzoekt men God om vergiffenis voor de tekorten van het verleden, in het zesde vraagt men voor de toekomst vrijwaring van gevaarlijke bekoringen en bevrijding van de zonde. De inhoud van dit gebed van Jesus' leerlingen paste niet geheel voor de Meester zelf, al was het maar omdat Hij de zonde niet beschouwde als een onheil dat Hemzelf bedreigdeGa naar voetnoot57.. Maar het lijdt geen twijfel, dat ook Jesus' persoonlijk gebed, ja dit op de eerste plaats, bovenal gericht was op God en op de goddelijke belangen. Want Hij wil dat men 'goddelijke' en niet 'menselijke' gevoelens zou koesterenGa naar voetnoot58.. Het gebed dat de jubelhymne genoemd wordt en dat we reeds meermalen aanhaalden, is een kinderlijke lofspraak op God die de blijde boodschap aan de nederigen openbaart. Laten we hier alleen het begin en het einde er van citeren: 'Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde... Ja, Vader, want zo is uw welbehagen geweest'Ga naar voetnoot59.. Enkele dagen voor de Passie, wanneer plotseling de angst Jesus beknelt, bidt Hij niet om van het verschrikkelijk offer verschoond te worden, maar opdat het zijn Vaders eer dienstig zou zijnGa naar voetnoot60.. Te Getsemani in zijn grote verlatenheid herhaalt Hij | |
[pagina 120]
| |
lange tijd hetzelfde gebed: 'Abba, Vader, alles is mogelijk bij U: neem deze kelk van Mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt'Ga naar voetnoot61.. Tot in deze noodkreet toe vraagt Hij minder de verlossing van de dood dan het volbrengen van Gods wil. Aan die wil klampt Hij zich vast als aan een reddingsboei. Laten we tenslotte verwijzen naar de vragen in 'het hogepriesterlijk gebed' vervat. Zij betreffen de verheerlijking van de Zoon om de glorie van de Vader, de volharding van de discipelen en van allen die tot het geloof zullen komen, de glorievolle vereniging van de uitverkorenen bij de Vader, kortom de hele verwezenlijking van Gods heilsplanGa naar voetnoot62.. Maar wat zijn die gebeden en enkele andere nog waarvan de Evangeliën ons de inhoud meedelen, vergeleken met de lange, eenzame gebeden waarbij Jesus er behagen in schepte zich met zijn Vader te onderhouden? Wie zegt ons wat er toen omging tussen Hem en zijn Vader, welke woorden Hij sprak en welke volheid er lag in zijn zwijgen? Enige kruimels althans kunnen wij opvangen van de feestdis. Want de frisse, aandoenlijke en ontroerende woorden die Hij vindt om over zijn Vader te spreken kunnen aan zijn intieme omgang met Hem niet geheel vreemd zijn. Luisteren wij hoe wonderbaar Hij Gods aanschijn beschrijft: De hemelse Vader weet wat de mensen nodig hebbenGa naar voetnoot63.; deze zijn meer waard in zijn oog dan de leliën des velds die Hij tooit of de vogels uit de hemel die Hij voedtGa naar voetnoot64.; zon en verkwikkende regen schenkt Hij aan goeden en kwadenGa naar voetnoot65.; Hij 'schenkt goede gaven aan hen die Hem bidden'Ga naar voetnoot66.; de verborgen aalmoezen, gebeden en boeteplegingen, Hij ziet ze 'in het geheim' en beloont zeGa naar voetnoot67.; aan 'de kleinen' openbaart Hij het mysterie van het rijk der hemelenGa naar voetnoot68.; Hij is 'Heer van hemel en aarde'Ga naar voetnoot69., 'heilig'Ga naar voetnoot70., 'volmaakt' en 'barmhartig'Ga naar voetnoot71.; zijn engelen stelt Hij als bewakers aan over de kinderenGa naar voetnoot72. en wil niet dat er een van deze verloren gaatGa naar voetnoot73.; Hij ziet uit naar de terugkomst van de verloren zoonGa naar voetnoot74., Hij heeft veel woningen in zijn huisGa naar voetnoot75.. Tenslotte stuurt Hij naar de boze mensen zijn enig geliefde ZoonGa naar voetnoot76.; alles heeft Hij aan | |
[pagina 121]
| |
zijn Zoon overhandigdGa naar voetnoot77.; tot Jesus' leerlingen zendt Hij de Heilige GeestGa naar voetnoot78.; Hij bemint ze en komt in hun hart wonenGa naar voetnoot79.. Alleen uit Evangelieteksten zou men een verrukkelijke litanie van de hemelse Vader kunnen samenstellen, want in Jesus' woorden over God ligt de klank van de zuiverste kinderlijke liefde. Zijn antwoord aan de Farizeër die Hem over het 'eerste van alle geboden' ondervroeg kan dan ook niet verwonderen. De vraag was van die aard, dat ze als antwoord een citaat uit de Wet vergde. Jesus geeft er ook een: 'Het eerste, - zegt Hij, - is: Hoor, Israël, de Heer onze God is de enige Heer; gij zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand en met heel uw kracht'Ga naar voetnoot80.. Het aangehaalde gebod is er een waaraan de toenmalige Israëlieten het grootste belang hechtten. Zulks bewijst de inlassing er van in hun dagelijkse geloofsbelijdenis, het Sjema. Dit belet nochtans niet dat, voor zover wij weten, geen enkele onder de rabbijnen van de oude Synagoge die het eerste of belangrijkste gebod van de Wet wilden aanwijzen, bij dit voorschrift stil bleefGa naar voetnoot81.. Jesus trof de keuze die men van Hem kon verwachten. Maar stemt die wel genoeg overeen met de 'gulden regel' uit de Bergrede? Zagen we niet dat deze laatste de liefdevolle toewijding aan de naaste voorstelt als de samenvatting van Wet en Profeten? Hoe is zulks overeen te brengen met het antwoord welke de liefde tot God boven alle andere geboden stelt? De Meester zelf gaf te kennen waar de oplossing ligt. Want na aan het boek Deuteronomium de formule te hebben ontleend van het 'allereerste gebod': 'Hoor, Israël, de Heer onze God enz.' gaat Hij voort met het boek Leviticus aan te halen: 'Het tweede is dit: Gij zult uw naaste beminnen gelijk uzelf'; en Hij besluit: 'Daar zijn geen groter geboden dan die beide'Ga naar voetnoot83.. Jesus stelt dus tegelijk op de voorgrond het gebod van de Godsliefde en dat van de naastenliefde. Zij stonden in de Wet te midden van de andere geboden als twee gescheiden voorschriften. Maar Hij ziet daarin twee zo innig verwante en essentiële plichten, dat, ofschoon Hij aan de liefde tot God de onbetwistbare voorrang toekent, Hij de naastenliefde toch met haar op de top stelt van het zedelijk en godsdienstig leven. Zou zulks niet betekenen dat de naastenliefde, gelijk Jesus ze opvat, in de grond van dezelfde aard | |
[pagina 122]
| |
is als de Godsliefde, dat ze geenszins in een louter profane philantropie bestaat, dat ze veeleer een soort uitbreiding van de liefde tot God is naar allen die God tot kinderen wil hebben? Voorzeker, indien de broederlijke liefde iets is als de Godsliefde die zich in goedheid jegens de mensen uitstort, dan mag men, zonder miskenning van de plicht God zelf te beminnen bovenal, haar voorstellen als de samenvatting van de hele Wet. Overigens wil Jesus, dat de zijnen hun vijanden beminnen om aldus de barmhartigheid van de hemelse Vader na te volgen en zich als zijn ware kinderen te gedragenGa naar voetnoot84.. Hij wil dat men andermans beledigingen zou vergeven, meteen indachtig blijvend hoezeer men zelf behoefte heeft aan de barmhartigheid van de Vader van allen. Hij leert bidden: 'Onze Vader, die in de hemelen zijt,... vergeef ons onze schuld gelijk ook wij aan anderen hun schuld vergeven'Ga naar voetnoot85.. Hij nodigt de zijnen er toe uit zich allen als broeders te beschouwen in hun gemeenschappelijke betrekking tot Hem, de enige Meester, en tot de hemelse Vader: 'Laat u geen rabbi noemen, want één is uw Meester en allen zijt gij broeders. Noemt ook niemand op aarde uw vader, want één is uw Vader die in de hemelen is'Ga naar voetnoot86.. Hij spoort er uitdrukkelijk toe aan de kinderen en de zwakken te beminnen uit liefde tot Hem en tot God: 'Wie een van die kinderen opneemt in mijn Naam, hij neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt niet Mij op maar Hem die Mij gezonden heeft'Ga naar voetnoot87.. Dat alles maakt een atmosfeer uit, waarin Hij verlangt dat men zich zou bewegen en waarin de naastenliefde een kinderlijke trek aanneemt voor de ogen van de hemelse Vader. Hijzelf die deze atmosfeer schept en die alles ziet in Gods licht, bemint zijn broeders in God en om God. Vandaar die vurige verklaring: 'Wie de wil van God volbrengt, hij is mijn broeder en zuster en moeder'Ga naar voetnoot88.; vandaar de ontroerde blik waarmede Hij de rijke jongeling bejegent die steeds de hele Wet had onderhoudenGa naar voetnoot89.; vandaar nog zijn bedroefde verwondering, dat melaatsen die Hij genezen had nalieten God hun dank te betuigen: 'Heeft men niemand anders terug zien keren om eer te brengen aan God dan deze vreemdeling alleen?'Ga naar voetnoot90.. Maar er is nog meer; er is de overeenkomst van zijn naastenliefde met de neiging naar de 'kleinen' en de 'zondaars' die Hij in Gods hart aanschouwtGa naar voetnoot91.. | |
[pagina 123]
| |
Niets laat beter begrijpen, dat zijn liefde voor de mensen de verlenging is van zijn liefde voor God, dat ze nog diezelfde liefde is die op aarde terugdaalt. Jesus weet welke vreugde er in de hemel heerst om één zondaar die zich bekeert; Hij weet hoezeer de hemelse Vader verlangt naar zijn verdwaalde kinderen; Hij komt dus 'redden wat verloren ging'Ga naar voetnoot92.. Het lijdt tenslotte geen twijfel, dat in zijn bedoeling de instelling van de eucharistie een gebaar van liefde is tot zijn Vader evenzeer als tot zijn broeders. Hij schenkt zich aan de zijnen weg als het voedsel hunner ziel, maar in een ritus die Hem voorstelt als een aan God geofferdeGa naar voetnoot93.. Wat heeft zulks anders te betekenen, dan dat Hij zich innig met hen wil verenigen om ze aldus met zich tot de Vader te brengen? In de mate waarin de goddelijke liefde een ziel vervult, onthecht ze deze van de aardse goederen en doet haar verlangen naar een vereniging met God zonder hinder. Die onthechting en dat verlangen zijn essentiële componenten van Jesus' leven en gedachte. Van een zeer zuiver gehalte is zijn onthechting. Geen zweem in haar van geheime misnoegdheid of van levensvlucht. Ze ontspringt eerder aan een uiterst levendig besef van Gods onvergelijkelijke waardigheid. 'Niemand is goed buiten God' zegt Jesus in een spontaan wederwoord waarin zijn ziel zich uitspreektGa naar voetnoot94.. Men weet hoe Hij er op staat, dat men zich aan de hemelse goederen zou hechten en zich onthechten van de aardse. Een van zijn parabels gaat over een koopman die zulk een kostbare parel heeft gevonden, dat hij er heel zijn bezit voor prijsgeeftGa naar voetnoot95.. Met nadruk dringt Hij er op aan: 'Verzamelt u geen schatten op aarde... Maar verzamelt u schatten in de hemel'Ga naar voetnoot96.; 'Verheugt U niet, omdat de duivels U onderworpen zijn, maar omdat uw namen opgeschreven staan in de hemel'Ga naar voetnoot97.; 'Wie zijn leven wil redden zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest om Mij en om het Evangelie, zal het redden'Ga naar voetnoot98.. En waarom zou men nog het dreigen der mensen vrezen, wanneer men op weg is naar het rijk waar God zijn kinderen wacht? 'Wees niet bezorgd, kleine kudde, want het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te geven'Ga naar voetnoot99.. Hijzelf heeft zijn familie, zijn ambacht, zijn huis en zijn verzekerd bestaan prijsgegeven om de blijde boodschap te verkondigen en om een ploeg van apostelen en volgelingen te vormen. Zet | |
[pagina 124]
| |
Hij de bergrede met de acht zaligheden in, dan is het voorzeker omdat deze een geestelijke houding aanprijzen die Hem uiterst dierbaar is. Welnu, de wezenlijke leer die in de zaligheden te voorschijn komt, is tweevoudig: enerzijds nodigen ze uit tot onthechting van zichzelf en van de aardse goederen, anderzijds sporen ze aan het rijk der hemelen bovenal te zoekenGa naar voetnoot100.. Reeds leeft de Meester in een buitengewone vereniging des harten met God, maar dat belet Hem niet te verlangen naar een nog vollediger vereniging: die welke Hem wacht, naar zijn eigen eenvoudige beeldspraak, wanneer hij het paaslam zal eten en van de vrucht van de wijngaard zal drinken in het rijk GodsGa naar voetnoot101.. In het Evangelie van Sint Jan openbaren meerdere passages uit de 'afscheidsrede' en het 'hogepriesterlijk gebed' Jesus' heilig verlangen om naar zijn Vader te gaan: 'Zo gij Mij liefhadt, zoudt gij u verheugen dat Ik naar de Vader ga'Ga naar voetnoot102.; 'Nu ga Ik tot Hem die Mij gezonden heeft'Ga naar voetnoot103.; 'Ik ga naar mijn Vader'Ga naar voetnoot104.; 'Heilige Vader... nu kom Ik tot U'Ga naar voetnoot105.. Hetzelfde kinderlijk verlangen uit de stervende Jesus nog in zijn laatste kreet door Sint Lukas vermeld: 'Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest'Ga naar voetnoot106.. | |
GodsvertrouwenDie kreet echter vertolkt vooral Jesus vertrouwvolle overgave aan God. Hij had het vertrouwen op God evenzeer gepredikt als de kinderlijke liefde tot de Hemelse Vader. Zijn opvatting over God eiste dat vertrouwen niet minder dan die liefde. Sommige van zijn antwoorden omtrent het vertrouwen krijgen een indrukwekkende vorm. Op het meer, na de storm te hebben gestild, zegt Hij, tot de apostelen die Hem hun angst hebben uitgeschreeuwd: 'Waarom zijt gij bevreesd? Hebt gij nog geen geloof?'Ga naar voetnoot107.. Men komt Jaïrus het afsterven van zijn dochtertje melden; Hij zegt alleen: 'vrees niet, geloof maar'Ga naar voetnoot108.. Een hele pericoop uit de Evangeliën van Sint Matteüs en Sint Lukas behandelt het thema van het vertrouwen op de goddelijke Voorzienigheid. Het is een parel van die Evangeliën. Te lang ware het die passus hier in zijn geheel aan te halen; enkele verzen zullen de inhoud er van in herinnering brengen: 'Weest niet bezorgd om uw leven, om wat ge zult eten... Ziet naar de vogelen des hemels... Uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij niet | |
[pagina 125]
| |
meer waard dan zij?... Zegt dus niet vol zorgen: Wat zullen we eten? of: Wat zullen we drinken? of: Wat zullen we aantrekken?... Want uw hemelse Vader weet, dat gij dat alles nodig hebt. Maar zoekt eerst het rijk Gods en zijn gerechtigheid en dat overige zal u geschonken worden als toegift'Ga naar voetnoot109.. Men zou de ware betekenis van die aansporing miskennen, indien men zich ging inbeelden, dat de Meester een hemel op aarde belooft of de harde werkelijkheid van het leven niet kent. Hij laakt noch een wijze voorzorg, noch een naarstige inspanning, wel echter de onrustige kommer die weigert zich op God te verlaten. Aan de woorden die we zo even citeerden voegt Hij, bij Sint Matteüs, nog een nuchter realistische raadgeving toe: 'Weest niet bekommerd voor de dag van morgen, want die dag zal bezorgd zijn voor zichzelf; iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kommer'Ga naar voetnoot110.. Hij is zo weinig geneigd te dromen van een idyllische wereld, dat Hij de 'vervolgingen' vernoemt, zelfs daar waar Hij het honderdvoudige belooft aan hen die alles prijsgeven voor het rijk GodsGa naar voetnoot111.. Hij wil niet, dat zijn 'kleine kudde' aan vrees zou toegevenGa naar voetnoot112.; toch ontgaat het Hem niet, dat Hij de zijnen 'als lammeren midden onder de wolven' stuurtGa naar voetnoot113.. Zijn gedachte is, dat ze hen niet hoeven te vrezen 'die wel het lichaam doden, maar daarna niets meer kunnen doen'Ga naar voetnoot114.. In feite veronderstelt het vertrouwen dat Hij predikt de geest van onthechting welke de 'gelukzaligheden' inprenten. Dit vertrouwen gaat naar God zonder eisen te stellen, vast overtuigd, tegen al het schijnbaar tegenovergestelde in, dat niets voorvalt zonder de instemming van een almachtige en liefhebbende Vader. Het is doordrongen van kinderlijke liefde en onderwerping. Het bezielde Jesus op het zo gewichtige uur van zijn aanhouding, toen Hij tot Simon-Petrus sprak: 'Steek uw zwaard terug op zijn plaats... Of meent ge, dat mijn Vader niet aanstonds meer dan twaalf legioenen engelen zou zenden, als Ik Hem daarom bad. Maar hoe zullen dan de Schriften worden vervuld die zeggen, dat het zo moet geschieden?'Ga naar voetnoot115.. Indien Hij niet bereid geweest was de ergste beproevingen als uit de hand van zijn hemelse Vader te aanvaarden, zou zijn vertrouwen niet in opstandigheid overgegaan zijn, wanneer Hij als een vervloekte gekruisigd werd?Ga naar voetnoot116. De klacht die Hij dan heeft geuit: 'Mijn God, mijn God, waarom | |
[pagina 126]
| |
hebt Gij Mij verlaten!' moet op zijn lippen de zin hebben behouden die ze had in de psalm waaraan Hij haar ontleendeGa naar voetnoot117.. Die psalm nu schreeuwt een uiterste nood uit, maar slechts om daarna over te slaan in een lied van vertrouwen op Jahweh. Ten onrechte zou men dus een tegenstelling vermoeden tussen de grote klacht van Jesus op het kruis en het laatste gebed waarmede Hij, volgens Sint Lukas, zijn ziel in Gods handen beval. De laatste aanroepingen van de gekruisigde zeggen ons welke beproeving zijn vertrouwen dragen kon. Het vertrouwen op God wordt heel bijzonder beoefend in het smeekgebed. Het is niet moeilijk te zien welk belang Jesus hecht aan een vertrouwvol gebed. Drie parabels moeten het aanbevelen: die van de vriend welke ongelegen komtGa naar voetnoot118., die van de onrechtvaardige rechterGa naar voetnoot119. en die van het kind dat zijn ouders om brood of om enig ander voedsel vraagtGa naar voetnoot120.. Welk een nadruk wordt er gelegd in de driemaal herhaalde aansporing: 'Vraagt, men zal u geven; zoekt, ge zult vinden; klopt, en men zal u opendoen.' En daarna in de drievoudige herneming: 'Want wie vraagt krijgt, en wie zoekt vindt, en wie klopt, hem wordt opengedaan'Ga naar voetnoot121.. De Meester deinst niet terug om aan zijn gedachte een paradoxale wending te geven: 'Zo gij een geloof hebt als een mosterdkorrel, dan zult ge zeggen tot deze berg: Ga van hier daar heen, en hij zal gaan; en niets zal u onmogelijk zijn'Ga naar voetnoot122.. Voorzeker moet dit gezegde begrepen worden in zijn samenhang met het geheel van Jesus' prediking. Er kan geen sprake van zijn, dat men, bij het bidden, aan de geest van onthechting en van nederige onderwerping zou verzaken die in de kern ligt van de evangelische boodschap. Men zal er dus niet naar uit zien de uitdeling van Gods weldaden te schikken naar menselijke inzichten. Heeft Jesus wel eens een onvoorwaardelijk vertrouwen aangemoedigd in het verkrijgen van een bepaald wonder, dan was het wanneer Hij zich reeds bereid toonde het te verlenenGa naar voetnoot123.. In dit geval mocht men die gunst onvoorwaardelijk vragen, zonder ze daardoor van God te willen afdwingen. Over het algemeen echter beveelt de Meester een vertrouwen aan dat wel niet geringer doch meer van overgave doordrongen is. De zijnen zullen bidden, wetend dat de hemelse Vader welwillend naar de beden van zijn kinderen luistert, en zij zullen verhoord willen worden | |
[pagina 127]
| |
zoals het God behaagt. Zeker zullen ze om bepaalde weldaden mogen bidden. Leert Jesus dit zelf niet in het Onze Vader, waar Hij onder meer laat bidden om het dagelijks brood? Maar de diepe zin welke zij dan aan hun gebed zullen geven, zal zijn, dat God er mede rekening moge houden naar eigen wijsheid en goedheid. Ze zullen vast verwachten verhoord te worden, niet noodzakelijk naar de letter van het gevraagde maar op een wijze die de God van liefde waardig is, ook al blijft die wijze geheimzinnig. In het Matteüs-Evangelie belooft Jesus, dat de hemelse Vader 'goede gaven' zal geven 'aan hen die Hem bidden', en Sint Lukas begrijpt, dat die goede gaven vooral zullen bestaan in de gave van de 'Heilige Geest'Ga naar voetnoot124.. Wordt er meer vereist, opdat een gebed vol kinderlijke overgave, ook een gebed vol absoluut vertrouwen zou zijn? Omdat Hij wil, dat de zijnen in hun bidden het vertrouwen zouden verbinden met de overgave, mag de Meester ze aanzetten hun verlangens niet tot in de kleinigheden te bepalen: 'Als ge bidt, gebruikt dan geen stortvloed van woorden zoals de heidenen dit doen... Doe niet zoals zij, want uw Vader weet wat ge nodig hebt, voordat ge er Hem om vraagt'Ga naar voetnoot125.. In het Sint Jans-Evangelie zegt Jesus tot zijn Vader: 'Ik wist, dat Gij mij altijd verhoort'Ga naar voetnoot126.. Men is gerechtigd te geloven, dat dit woord, zo overeenkomstig met zijn gestadig onderricht, de gewone zekerheid van zijn hart weergeeft. Maar ook Hij wil niet anders verhoord worden, dan het aan zijn Vader behaagt. Zijn nederig gebed te Getsemani kan ons daarvan overtuigen. Naar de Brief aan de Hebreën richtte Hij het tot God 'met luide kreten en met tranen', en werd Hij 'verhoord'Ga naar voetnoot127.. Dit betekent wel niet, dat Hij het voorbijgaan van de lijdenskelk verkreeg, zoals Hij er in zijn beklemming om vroeg. En toch mag men beweren, dat Hij verhoord werd. Want, terwijl Hij zijn welbepaalde bede uitsprak, verzaakte Hij er reeds aan om alleen die verhoring te willen welke God zou behagen: 'Niet wat Ik wil, - sprak Hij, - maar wat Gij wilt'Ga naar voetnoot128.; en Hij ontving de troost die Hij nodig hadGa naar voetnoot129.. Zeker Hij heeft gekermd en gesmeekt in zijn doodsangst. Maar Hij deed het als iemand die God en het goddelijk welbehagen onherroepelijk boven alles stelt. In de grond van zijn vertrouwen vol overgave vinden we dus zijn liefde tot God terug. Deze lijkt met dit vertrouwen de kern uit te maken van zijn kinderlijke houding. | |
Getrouwheid | |
[pagina 128]
| |
De echte liefde tot God wordt op de eerste plaats getoetst aan de getrouwheid waarmede men Gods wil volbrengt. Jesus houdt te veel van al wat echt is en oprecht, om daar niet de aandacht op te vestigen. Hij vertelt de parabel van de twee zonen door hun vader naar de wijngaard uit werken gestuurd. De ene weigert maar gaat, de tweede stemt toe maar laat het daarbij. En de Meester laat geen twijfel bestaan omtrent zijn voorkeur voor de eersteGa naar voetnoot130.. Wijzen we er op, hoe Hijzelf zich aan de wil van zijn Vader onderwierp. Het verhaal dat Hij aan zijn leerlingen moet hebben medegedeeld over zijn bekoringen in de woestijn getuigt van een onwrikbare beslissing: Hij zal, zonder enig afwijken, de moeizame weg volgen die God Hem voorbeschikt heeft voor het vervullen van zijn Messiasrol. Aan die beslissing is Hij gestadig trouw gebleven. Dikwijls heeft Hij op de lippen uitdrukkingen als: Ik ben daartoe gekomenGa naar voetnoot131.; Ik ben daartoe gestuurdGa naar voetnoot132.. Ze vertolken het bewustzijn dat Hij heeft van zijn zending, en zijn standvastige wil te gehoorzamen. Meerdere woorden van Jesus in het Evangelie van Johannes drukken die wil uit op een wijze die even sterk is als ontroerend: 'Mijn spijs is het de wil te doen van Hem die Mij zond'Ga naar voetnoot133., 'Ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft'Ga naar voetnoot134.; 'Die Mij zond is met Mij; Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want ik doe altijd wat Hem behaagt'Ga naar voetnoot135.; 'Zolang het dag is, moet Ik de werken verrichten van Hem die mij gezonden heeft; er komt een nacht, waarin niemand werken kan'Ga naar voetnoot136.; en tenslotte: 'De kelk die de Vader Mij gaf, moet Ik hem niet drinken?'Ga naar voetnoot137. Zozeer is Jesus gehecht aan de wil van zijn Vader, dat Hij de zijnen aanspoort te bidden, opdat de mensen hem zouden volbrengen op aarde, gelijk de engelen Gods het in de hemel doenGa naar voetnoot138.. De Meester, wiens goedheid wij hebben aangetoondGa naar voetnoot139., antwoordt met een soort onbuigbaarheid, wanneer men beroep doet op menselijke gevoelens om Hem Gods belangen te doen prijs geven. Bij het begin van zijn openbaar leven, toen Hij eenmaal voor een grote | |
[pagina 129]
| |
menigte predikte, kwamen zijn verwanten Hem opzoeken. Maria, zijn moeder, bevond zich onder hen. De aanvoerders van de groep schijnen wel Jesus van zijn nieuwe levenswijze te hebben willen afbrengen. Daar de Meester wegens de menigte moeilijk te bereiken was, stuurde men iemand op Hem af die door het volk heendrong om Hem op te vorderen. Maar Jesus gaf te kennen, dat Hij enkel nog wilde leven voor zijn zending: 'Ziedaar - antwoordde Hij naar de menigte wijzend - mijn moeder en broeders! Want wie de wil van God volbrengt, die is mijn broeder en zuster en moeder'Ga naar voetnoot140.. Een andere keer, in omstandigheden die onbekend zijn gebleven, koos de Meester een leerling en wilde hem in zijn gevolg opnemen. Deze echter vroeg uitstel om eerst zijn vader te begraven. Maar hij liep een besliste weigering op: 'Laat de doden hun doden begraven. Gij, ga het rijk Gods verkondigen'Ga naar voetnoot141.. Toen Petrus Jesus van zijn zending als lijdende en stervende Messias wilde afbrengen, werd hij heftig terechtgewezen: 'Weg van mij, Satan, want uw gevoelens zijn niet die van God, maar die van de mensen'Ga naar voetnoot142.. In de mond van Hem wiens leven zulk een ontroerende betuiging van goedheid was, zijn die strenge antwoorden veelzeggend. Zij getuigen van zijn ijverige getrouwheid aan de zending die Hij van God kreeg, en zij herinneren ons aan die ijver voor Gods eer, welke Jesus er toe bracht de kooplieden uit de tempel te verdrijven. 'Zijn leerlingen - merkt Sint Jan daarbij op - herinnerden zich later, dat er geschreven staat: De ijver voor uw huis verteert mij'Ga naar voetnoot143.. Jesus' trouw in het vervullen van Gods wil verschilt veel van het nauwgezette legalisme der Farizeeën. De gerechtigheid die Hij bemint is tevens hoger en vrijer. We zagen reeds, dat Hij de Wet van Moses onderhield, maar zich niet bekommerde om de vele formalistische voorschriften door de Farizeeën er aan toegevoegd, en dat Hij vooral de nadruk legde op de wet van liefdeGa naar voetnoot144.. Zijn getrouwheid neigt hoegenaamd niet naar de vrees toe. In de jubelhymne heeft Hij gezegd: 'Ja, Vader!' En in die twee woorden lijkt zijn hele leven vervat. Hij sprak ze uit in een uur van vreugde, voor een der aandoenlijkste aspecten van de heilseconomieGa naar voetnoot145.. Maar toen Gods plan op een wrede wijze zich moest inprenten in zijn eigen vlees en Hem aan het kruis nagelen, trok Hij ze niet terug. Zijn gebed te Getsemani was een even onvervalste als smartelijke echo er van. Na dat | |
[pagina 130]
| |
gebed, ontwapend als Hij was door zijn trouw aan de wil van zijn Vader, gedroeg Hij zich gedurende de hele Passie als 'een schaap dat verstomt vóór zijn scheerders'Ga naar voetnoot146.; Hij wist 'gehoorzaam' te zijn 'tot de dood'Ga naar voetnoot147.. Zo is Jesus' getrouwheid geweest: volhardend, soms onbuigzaam, fijngevoelig, kinderlijk vrij, heldhaftig tot het uiterste offer. Edele vrucht van zijn liefde tot de hemelse Vader, bewees zij er de oprechtheid van en de ernst. | |
De Zoon en de VaderDe godsdienstige houding van Jesus is nauw met Israël's traditie verbonden, doch staat boven de verhevenste voorbeelden die men daarin vindt. In het Oude Testament treft men op 't gebied van religieus leven merkelijk hoge waarden aan, zoals Isaias gehechtheid aan de Heilige van Israël, Jeremia's gebed zo vurig en smartvol tegelijk, de psalmen met hun hartstochtelijke smekingen, hun onwrikbaar vertrouwen, en hun vreugde in het loven van Jahweh. Doch Jesus' religie verheft zich in haar wonderbare eenvoud boven deze toppunten van het verleden. In de oude traditie van Israël ziet men hier en daar een hoogst zuiver en edel godsdienstig gevoel vluchtig opduiken, dàt namelijk van een welbehagen in God als in het goed dat volstaat om een kinderlijk hart te bevredigen. Op een aangrijpende wijze wordt dit gevoel uitgedrukt in enige verzen van psalm drie en zeventig: 'Wat mij betreft, steeds ben ik met U, Gij houdt mij bij de rechterhand? Wat heb ik in de hemel in vergelijking met U? En zonder U bevalt mij niets op aarde. Al bezwijken mijn vlees en mijn hart, God blijft mijn rots en mijn aandeel voor immer'Ga naar voetnoot148.. Men heeft mogen zeggen, dat die woorden de schoonste waren uit het Oude TestamentGa naar voetnoot149.. Maar ieder die het boek der psalmen heeft gelezen weet, dat ze de gewone atmosfeer er van niet weergeven. Evenmin geven ze die weer der andere boeken van het Oude Testament; en het Judaïsme, vooral bij de Farizeeën, ontwikkelde zich in de richting van de reglementering, eerder dan in die van een waarachtig inwendige godsdienst. De schrijver van de aangehaalde psalm bekent, dat hij lange tijd geërgerd was over het geluk der bozen. Nu hij de vrede gevonden heeft, lijkt hij zich niet meer over hen te bekommeren, tenzij om zich van hen af te keren en zich af te zonderen. Hoe anders gaat het bij Jesus. De zuivere liefde tot God is het toppunt waarop Hij blijft en zich beweegt. Zonder moeite bevindt Hij zich daar en al het | |
[pagina 131]
| |
overige volgt daaruit. Zijn rechtvaardigheid wil zich geenszins afzonderen; Hij is integendeel vol bekommering voor de zondaars. Men treft hier ontegensprekelijk iets heel nieuws aan. Welnu, Jesus heeft de zijnen uitgenodigd na Hem heel hun moreel en religieus leven tot de liefde van God terug te brengen. Hoe lauw ook velen zijner volgelingen mochten zijn, hoezeer meerderen onder hen zijn geest mochten miskennen, toch heeft zijn uitnodiging vrucht gedragen. Van het begin af tot heden toe trachten talrijke Christenen de religieuze houding van hun Meester na te volgen. Het nieuwe dat die houding in de geschiedenis bracht is dus duurzaam geweest. Opmerkenswaardig is toch vooral, dat Jesus' religie, terwijl zij de grootheden van het verleden plots overtreft, ook iets volmaakts vertegenwoordigt vergeleken bij de hele godsdienstige stroming die van haar uitgaat. Ongetwijfeld hebben de Christenen in de loop der eeuwen de organisatie van het geestelijk leven aanzienlijk uitgebreid evenals de methoden van ascese en contemplatie. Niemand denkt er aan dit te ontkennen. Doch dit alles is bijzaak en moet dienen tot het opbloeien van de liefde tot God en de evennaaste, wat hoofdzaak blijft. Welnu de geschiedschrijver kan niet zeggen dat het voorbeeld van de Meester, in de orde van de liefde, door één der zijnen werd overtroffen. Wij zien niet, dat na Christus een hogere of diepere vorm van overgave van zichzelf aan God in het Christendom zou ontstaan zijn. De grootsten onder de Christenen waren de eersten om te verklaren, dat geheel hun streven hierin bestond: van ver althans hun Meester na te volgen. Moet het niet een ontzaglijk feit in de geschiedenis heten, dat zulk een volmaaktheid door Jesus plotseling geopenbaard werd, daarna als voorbeeld door duizenden werd nagevolgd, zonder dat men zeggen kan, dat ze ooit werd overtroffen? Nooit overtroffen, zeggen we. Doch moeten we niet verder gaan en zeggen, dat ze nooit werden geëvenaard? We merkten reeds op hoe bij Jesus de eenvoudigste en echtste nederigheid gepaard ging met het bewustzijn van een onschuld die zich niets moest laten vergevenGa naar voetnoot150.. Geen enkel onder zijn volgelingen heeft met een zo wonderbare zekerheid zijn blik ten hemel kunnen oprichten; Hijzelf raadde hun ten sterkste af het te beproevenGa naar voetnoot151.. Geeft deze heilige zekerheid niet een enig en mysterieus kenmerk aan zijn kinderlijke liefde? Zij bereidt ons in elk geval voor om het hoogste mysterie te beschouwen dat Jesus in zich droeg: het bewustzijn Gods Zoon te zijn op een Hem voorbehouden aanbiddelijke wijze. Zoals men weet, | |
[pagina 132]
| |
duidde Jesus voor zichzelf God niet aan met de gebruikelijke benaming 'Onze Vader'. Een enkele keer sprak Hij wel zo, doch niet voor zich zelf, in de gebedsformule die Hij zijn discipelen aanleerde: 'Zo zult gij dus bidden: 'Onze Vader, die in de hemelen zijt'Ga naar voetnoot152.. Voor zich spreekt Hij God aan zeggende 'Vader'. Wanneer Hij echter over God spreekt, zegt Hij dikwijls 'Mijn Vader', ofwel met betrekking op zijn toehoorders 'Uw Vader'Ga naar voetnoot153.. Daardoor zonderde Hij zich af en kende zich een goddelijk zoonschap toe waarop de anderen geen aanspraak mochten maken. Welk is het mysterie van dat zoonschap? Hij geeft te verstaan, dat het Hem maakt tot een Messias die veel verhever is dan David, de roemrijke voorvader van zijn geslachtGa naar voetnoot154.. De geheimvolle band die Hem met God verenigt, verheft Hem boven de profeten gelijk een 'welbeminde Zoon' hoog boven de dienaren verheven isGa naar voetnoot155.. Hij is de 'Zoon' in een zo transcendente zin dat zelfs de engelen beneden Hem staanGa naar voetnoot156.: In de jubelhymne openbaart Hij nog meer zijn aanbiddelijk geheim: 'Alles, - zegt Hij, - is Mij door mijn Vader in handen gegeven. En niemand kent de Zoon, dan de Vader alleen; en niemand kent de Vader, dan de Zoon alleen, en hij aan wie de Zoon het openbaren wil'Ga naar voetnoot157.. Wat willen deze woorden zeggen? Tweemaal stelt Jesus de Vader en de Zoon tegenover al de anderen, als twee onuitsprekelijke grootheden van gelijke orde. De intieme realiteit van beide lijkt een gemeenzaam mysterie te zijn. Zij alleen kennen elkaar, zonder dat er hier sprake is van openbaring; eenvoudig, naar het schijnt, omdat Ze voor elkaar staan als de Vader en de Zoon. Het mysterie dat de Zoon aldus kent, kan Hij aan de anderen openbaren. Het is geen overdrijving te zeggen, dat Jesus zich door deze woorden in de sfeer van God plaatst, eerder dan in die der schepselen. Hij ziet zich daar tegenover de Vader in de houding van de enige Zoon. Later zal Sint Jan zeggen: 'Niemand heeft ooit God gezien; een God, de enige Zoon, die in de schoot des Vaders is, heeft Hem bekend gemaakt'Ga naar voetnoot158.. De openbaring van zijn grootheid als Zoon Gods heeft Jesus echter willen verbinden met de uitnodiging tot de mensen gericht om met Hem en door Hem kinderen te worden van God. Deze uitnodiging komt te voorschijn uit een geheel van gezegden van de Meester. | |
[pagina 133]
| |
Vooreerst toegang hebben tot het rijk der hemelen en kind van God zijn, dat is één. Zoals men weet beloven de acht zaligheden het rijk der hemelen in een reeks gelijkwaardige uitdrukkingen: 'Het rijk der hemelen behoort hun toe; ze zullen de aarde bezitten, getroost worden, verzadigd worden, en erbarming verwerven, ze zullen God zien', en ook: 'Ze zullen kinderen Gods genoemd worden'Ga naar voetnoot159.. Men krijgt trouwens geen toegang tot het rijk, tenzij men tegenover God een kinderlijke houding aanneemt; 'Wie het rijk Gods als een kind niet zal aanvaarden, zal het niet binnentreden'Ga naar voetnoot160.. En het is even belangrijk kind van God te worden als het rijk te ontvangenGa naar voetnoot161.. Verder nu is de toegang tot het rijk, en bijgevolg het kindschap Gods, voorbehouden aan hen die Jesus volgen: 'Wie Mij belijdt voor de mensen, zal ook Ik voor mijn Vader belijden die in de hemelen is'Ga naar voetnoot162.. In het laatste oordeel, zal de uitspraak zeer speciaal gebaseerd zijn op de houding die men zal genomen hebben tegenover de naaste en hierdoor, wellicht zonder het te weten, tegenover Jesus: 'Dat hebt gij Mij gedaan... Dat hebt gij Mij niet gedaan'Ga naar voetnoot163.. De ritus der eucharistie heeft slechts zin, indien Jesus' leerlingen in een mysterieuze levensvereniging met Hem moeten blijvenGa naar voetnoot164.. Komt uit dit alles de gedachte van de Meester niet aan het licht? De mensen zijn geroepen om kinderen Gods te worden en om binnen te treden in het rijk van hun Vader, door zich met Jesus, de Zoon, te verenigen. Om de diepe zin te begrijpen die Jesus aan zijn kinderlijke houding tegenover God en daarmee aan zijn hele leven geven wilde, hebben we tenslotte moeten luisteren naar wat Hij openbaarde over zijn transcendent, goddelijk zoonschap. Deze openbaring is ontzaglijk geheimzinnig, maar degene die haar gaf is alleszins wonderbaar groot. Het mysterie van Jesus, Zoon van God, die de mensen uitnodigt om met Hem kinderen Gods te worden, bestraalt het leven van de gelovigen met een zo heilig licht, dat zij sinds eeuwen, zoals eens Simon-Petrus, antwoorden: 'Heer naar wie zouden we gaan, Gij hebt woorden van eeuwig leven'Ga naar voetnoot165.. |
|