| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst en ascese
Dr. J. VERKUYL, 'Enkele aspecten van het probleem der godsdienstvrijheid, in betrekking tot de plaats en arbeid van de christelijke kerken in Azië' - J. Kok, Kampen, 1948, 328 blz., ing. f. 6,75, geb. f. 7,90.
Dit boek is gegroeid vanuit een echte 'bewogenheid om de volken van Indonesië'. Na jarenlang werkzaam te zijn geweest op Java, en in het vooruitzicht nog vele jaren aan het zendingswerk zijn kracht te mogen wijden, vat Dr. Verkuyl in de beperkte tijd van een verlofjaar, het resultaat samen van zijn studies en observaties rond het vraagstuk der godsdienstvrijheid.
In het spoor van het bekende boek van Prof. Searle Bates: Religious Liberty, an Inquiry -, beschouwt de schrijver de wisselvalligheden van de vrijheidsidee in de voornaamste niet-christelijke religies: de Islâm, het Hindoeïsme, het Boeddhisme, het Confucianisme en de Shinto. Dat de doorkruising van een zo uitgestrekt en geaccidenteerd terrein nauwe aansluiting vraagt aait de beschikbare gidsen, is alleszins begrijpelijk. Maar jammer blijft, dat hij daardoor een soms wat eenzijdige kijk niet door een nadere beschouwing kon corrigeren. Zo ziet hij de Islâm te uitsluitend in haar orthodoxe en strak-wettelijk gebonden uitingsvorm, waar toch de geschiedenis ons wijst op een voortdurende strijd tussen een meer verdraagzame, innig-godsdienstige stroom en een fellere, fanatieke beleving der Sharî'a. Het verschil tussen beide is vooral in de Islâm-historie van Indonesië zeer sterk voelbaar.
Na zo de wereldhorizon afgetast te hebben, bezint de schrijver zich op het probleem in zijn meer onmiddellijke omgeving, en schetst hij de houding der katholieke Kerk, en het standpunt der verschillende Protestantse stromingen in de loop der historie. Het is bij dit eerste vooral dat een buitengewoon eenzijdige informatie hem parten speelt. Het moet ieder onderlegd katholiek die zijn uiteenzetting leest, pijnlijk aandoen, dat hier zulk een karikatuur gegeven wordt van de katholieke mening.
Dubbel jammer is dit, daar de uiteenzetting die steeds een sympatieke toon behoudt, en een welwillende instelling tot uiting brengt, in zijn nu volgende theologische fundering een zeer rijke detailstudie geeft van de Schriftuur, en in zijn praktische beschouwing ten aanzien van Indonesië tot een gedragslijn komt, die zeer veel waardevols bevat.
J.A. Mulder
R.P.E. MERCENIER et Chan. Franç. PARIS, La prière des Eglises de rite Byzantin. Tome I. - 2e druk, Monastère de Chevetogne, 1947, 471 blz., Fr. 135.
Hier wordt ons een tweede druk aangeboden van een boek dat reeds grote diensten heeft bewezen. Als eerste van een reeks, die een aanzienlijk deel van de Byzantijnse eredienst zal behelzen, biedt deze band in Franse vertaling: 1o) de volledige tekst van het gewone koorgebed; in een tweede afdeling, de verscheidene formulieren voor het 'commune' van de Mis, (of zoals de oosterlingen zeggen, van de Liturgie), namelijk die volgens de H. Johannes Chrysostomus, de H. Basilius en de z.g. liturgie van de Geloofsleerlingen. Het derde deel omvat de sacramenten en de daarbij behorende riten. De tekst der rubrieken werd hier of daar verbeterd; toevoegingen zijn vooral te wijten aan een herzien van de oude tekst met het oog op de onlangs te Rome gepubliceerde Slavische uitgaven. Een algemene inleiding, drie indices ter verklaring van de liturgische termen en de overzichtelijke schemata bij de aanvang van de be- | |
| |
langrijkste officies, maken van dit werk het uitgelezen hulpmiddel voor een onmiddellijke inwijding in de meest verbreide ritus van het Oosten.
Ch. Indekeu
Dr. P. SCHELKENS, O. Praem, Praktische verklaring van den Catechismus. - Goede Pers, Averbode, 1947, 527 blz., Fr. 140.
De opzet van dit boek is: 'Grondiger kennis van de geloofswaarheden te bezorgen aan ons christen volk' en 'het praktisch te helpen zijn godsdienst beter te beleven'. Daarom wil het voor alles 'een godsdienstig leer- en leesboek voor den huiskring' zijn. Aldus het Voorwoord.
Met het doel de catechismus-tekst nader bij het volk te brengen, wordt deze geparaphraseerd en van een korte uitleg voorzien. We begrijpen echter niet al te best, waarom in zo'n boek theologische vaktermen gebruikt worden, die voor een niet-geschoold lezer onverstaanbaar zijn. De drang naar theologische juistheid schaadt wel eens aan de verteerbaarheid van dit 'zielebrood'.
Sterker nog betreuren we de taal. Stroeve onbeholpen zinswendingen, verouderde woorden en uitdrukkingen, belgicismen en gallicismen zijn niet zeldzaam. Mag zoiets geduld worden?
De verdienste van het boek is onbetwistbaar, dat het duidelijk de vraag stelt: hoe de catechismus in de handen van onze volwassenen brengen en maken tot een solied levensvoedsel. Maar bracht het de oplossing? Of naar het woord van den schrijver: 'een zwakke bijdrage'?
L. de Witte
W.R. de JONG, Katechetiek. Leiddraad voor het godsdienstonderwijs op de R.K. Lagere School. - 3e druk, Gooi en Sticht, Hilversum, 1948, 136 blz., ing. f. 4,90.
Van dit veel gebruikte en gewaardeerde handboek werd in 1941 de 2e druk geheel omgewerkt. De inhoud van deze 3e druk is aan die der 2e druk gelijk gebleven. Is dit echter verantwoord in een zozeer groeiend vak als de katechetiek? Wij missen in dit boek dan ook een verwerking of zelfs maar een vermelding van belangrijke buitenlandse werken als die van André Boyer, Franz Bürkli en den Canadees C.E. Roy. En om dichter bij huis te komen: de Zusters van Vorselaar zijn wel zeer mager behandeld, terwijl ook van een confrontatie met de stroming die de methode der katechese allereerst vanuit de geopenbaarde inhoud bepaald wil zien niets te merken is.
P. Schoonenberg
P. Dr Hubertus van GROESSEN O.F.M. Cap. Het kerkelijk recht voor religieuzen. Met aantekeningen over het particulier recht der Nederlandse en Belgische bisdommen. 2e herz. Dr. J.J. Romen en Zonen. Roermond-Maaseik, 1948, 399 pp. geb. f. 6,80, Fr. 110.
Een algemeen inzicht in de beproef de kerkelijke voorschriften van het religieuzenrecht is zeker voor degenen die met de leiding in religieuze huizen belast zijn, zowel voor de oversten als voor de geestelijke leiders, volstrekt onmisbaar. Dit werkje levert daarvoor een voortreffelijke bijdrage. Wel menen we dat een iets uitvoeriger boek als dat van Pater Creusen: 'Het kloosterleven volgens het kerkelijk recht' (de laatste Franse uitgave: 'Religieux et religieuses' is van 1940) voor de eigenlijke rechtsvragen handiger is en meer bevredigt. Heeft de ruime behandeling van meer ascetische onderwerpen - zo bij de geloften, en de geestelijke oefeningen - die men wel niet in een werk als dit zoekt, het toch al gedrongen weergegeven recht niet nodeloos plaats ontnomen? Deze opmerking belet niet, dat we het degelijk en accurate compendium van harte aanbevelen.
P.H.
Dr Alphons van KOL S.J. Christus' plaats in S. Thomas' moraalsysteem. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1947, Bijdragen-Bibliotheek, deel I. 144 blz. ing. f. 6.25 en fr. 110. Geb. F. 7.45 en fr. 130.
| |
| |
De indeling van de Summa van Thomas verloopt in grote lijnen als volgt: na de uiteenzettingen over Gods natuur en de drie goddelijke personen, volgt de behandeling van God als Schepper, de uitgang uit God van engelen, wereld en mensen, en van Zijn bestuur. Dan wordt gehandeld over de terugkeer van de mens naar God, waarin Thomas zijn beroemde synthese over de moraal geeft, en tenslotte wordt in het derde deel gesproken over Christus, de sacramenten en de uitersten van de mens.
Volgt niet onmiddellijk uit deze indeling, dat de uitgang der schepping uit God en de moraal niets met Christus te maken heeft en de kerkleraar dus voor de moderne moralist, die op de allereerste plaats 'christologisch' wenst te zijn, heeft afgedaan? De schrijver toont aan, dat al moet men toegeven dat de Doctor Angelicus de alomvattende plaats van den Godmens, die in het derde deel der Summa overduidelijk is, in het systeem van zijn werk niet volkomen tot gelding heeft gebracht, toch in het algemeen deel der moraal (de prima secundae), met name bij de behandeling van s'mensen einddoel, het deugdleven, de zaligsprekingen en de nieuwe wet, talloze aanwijzingen zijn, dat hij ook dààr de centrale plaats van Christus, uitdrukkelijk of impliciet, erkent. De consequente uitwerking van deze grote beginselen van het Thomistisch systeem is ook voor de moderne moraaltheoloog de veiligste weg, tot een christocentrisch systeem zijner wetenschap te komen.
Misschien mogen we van den schrijver ooit een even heldere uiteenzetting verwachten van de plaats, die Christus inneemt in de eigenlijke inhoud van Thomas' moraal, namelijk in de secunda secundae, waar de inhoud der afzonderlijke deugden wordt beschreven.
P.H.
P. Bruno VIJDT, Minderbroeder, Dagen van innigheid. Retraite-gedachten van den dienaar Gods Valentinus Paquay, O.F.M. -'Bibliotheca Spiritus' nr 2, 't Groeit, Antwerpen, 1947, 224 blz., bij inschrijving ingen. Fr. 65, geb. Fr. 80, los Fr. 75 en 95.
Deze preken van den Dienaar Gods, Valentinus Paquay, in den volksmond 'Het Heilig Paterke van Hasselt' verdienden ten volle gepubliceerd te worden en hun plaatsje te ontvangen naast de Geest van den Heiligen Pastoor van Ars. Want hoe vaak herinnert de eenvoud, de ontroerende diepte, de zeldzame poëtische expressie zonder enige zweem van letterkundige mooidoenerij van deze geschriften, aan de preken van den heiligen Fransen priester. Geschriften missen meestal de bezieling van het levende woord, en toch treft hier nog de warme en overtuigende kracht van een heilig man. 'Het moet niet verwonderen dat P. Valentinus overal zoveel goed doet' zei zijn toenmalige Overste, 'hij neemt altijd den Heiligen Geest met zich mee'. Ook zijn preken en nota's staan nog onder de leiding en bezieling van dienzelfden Geest.
P. de Meester
K.L. CLAUS S.J., Priesterlijke zielenijver (meditatiegedachten). - Goede Pers, Averbode, 1947, 119 blz., Fr. 34.
Na het vrome volk herhaaldelijk te hebben vergast op sprankelende filmen over alle mogelijke onderwerpen, gegrepen uit het leven, geeft Pater Claus thans enkele gedachten ten beste voor hen, die deze volks-filmen zullen moeten regisseren: de priesters. Waar deze uit de vorige werken van de schrijver zullen hebben geput voor hun preken, zullen ze over deze regels veeleer kunnen nadenken gedurende hun meditatie.
L. Mestdagh
M. CIELEN, Schets ener katholieke wereldbeschouwing, IIe deel: In 't Volle Licht. - Goede Pers, Averbode, 1947, 470 blz., Fr. 95.
In een reeks verhandelingen heeft hier een vrome priester zijn rijke ervaring en belezenheid ten dienste gesteld van de gekwelde en gejaagde zielen. Niet alles is even grondig en exhaustief behandeld. Maar wat vooral treft is de warme geestdrift die in iedere bladzijde trilt. Het beste geslaagd is nog het hoofdstuk: Wat
| |
| |
hebben wij aan de verlossing in zake economie, politiek en familie!
P. de Meester
Dr. A.H. MALTHA O.P., Korte Retraite. - Urbi et Orbi, Amsterdam, 160 pp.
Een mooi en nuttig boekje voor allen die naar dieper geestelijk leven streven. De originele indeling en uitwerking berust op een degelijk theologisch fundament, zodat deze korte retraite niet alleen tot diepere geloofsbezinning voert, maar door haar practische conclusies daaruit tevens tot inniger beleving dringt.
J. de R.
H. AUGUSTINUS, Belijdenissen. Vertaald door J.A. van Lies houdt, O.E.S.A. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, Derde druk, 1947, 362 blz., Klassieke Galerij, Nr. 31.
De derde druk van dit altijd zo aantrekkelijk werk van de grote Kerkvader spreekt reeds voor zichzelf. De vertaling volgt scrupuleus de tekst zelf van Augustinus, al te scrupuleus o.i. daar zij door houterigheid en stramheid van stijl schaadt aan de duidelijkheid, en vooral de soepelheid van het oorspronkelijk werk geen recht laat wedervaren.
P.F.
A. Th. BROUWER, Pr., Gods Lof volgens de Brieven van Sint Paulus. - F.W. de Koning, Amsterdam, 80 pp.
Dit boekje is ontstaan uit de practijk, zoals blijkt uit het voorwoord van Prof. J.V. Dodewaard. Het werd tot een soort 'litanie' van teksten van Sint Paulus; iedere 'aanroeping' is een kort gebed op zich en het bemediteren overwaard. De uitgave is smaakvol. Aanbevolen!
G. van Voorst tot Voorst
Prof. Dr. I.J.M. VAN DEN BERG, Moraal met en zonder God. - Het Spectrum, Utrecht Brussel, 1948, 31 blz., f 0,90.
Een zin uit den Vastenbrief der Nederlandse Bisschoppen van 1947 heeft een stroom van protesten ontketend van alle schakeringen van niet-katholieke Nederlanders. Prof. v.d. Berg zoekt de gewraakte passage te verklaren en te rechtvaardigen. Hij neemt veel bezwaren weg, maar slaagt er geloof ik niet in de gemoedsbezwaren geheel op te heffen.
P. de Bruin
C. VERVOORT, pr., Signum in bonum, Pius XII. - De Vlijt, Antwerpen, 1947, 401 blz., ing. Fr. 120, geb. Fr. 150, Luxe Fr. 300.
Deze biographie werd volgens de ondertitel met de eigen woorden van de Paus geïllustreerd. Het grootste gedeelte van de tekst bestaat dan ook uit toespraken van Pius XII, uittreksels van brieven, enz. Een heerlijk leven, dat van onze H. Vader, met momenten van verregaande historische draagwijdte en ogenblikken van dramatische spanning. Denken wij aan zijn vredespogingen in 1917 en aan zijn houding tegenover de Beierse arbeiders- en soldatenrepubliek te München. Een boek dat in de bibliotheek zou moeten staan van alle leiders van Katholieke Actie.
B. Boeyckens
Gerebern MENS, O.F.M., Cap. De Boetelinge van Cortona, tweede herziene uitgave. - Franciscaanse Standaard, Brugge, 1948, 154 pp.
Het verwondert ons niet dat dit boekje een tweede uitgave kende. Margareta van Cortona is een heilige die de moderne mens interesseert. Jörgensen, Mauriac en andere bekende letterkundigen schreven reeds haar leven. Haar jeugd was die van een verlopen meisje, de boete daarna was geweldig om uit te bloeien in sociaal dienstbetoon en te eindigen met contemplatie in de eenzaamheid.
Alhoewel dit heiligenleven op de eerste plaats voor het volk bestemd is, zal ook de intellectueel, die belang stelt in religieuze psychologie, het zeer graag lezen.
B. Boeyckens
| |
| |
Mr. A.C.B. ARTS, De Eerbiedwaardige Père Antoine Chevrier. - De Kinkhoren, Brugge, Brussel, 1947, 204 blz., geb. Fr. 75.
Deze levensbeschrijving moge er toe bijdragen om de Franse priesterfiguur van Chevrier bekend te maken en te laten aanvoelen hoe verrukkend het leven is van een man, die alles consequent terugbrengt op Christus en zijn liefdegebod. De leuze van Père Antoine was: Alles lijden voor anderen en zelf niemand doen lijden. Bovenmenselijk is het wat hij heeft geleden; nog meer bovenmenselijk wat hij gedaan heeft om aan anderen het lijden te besparen en hen vooruit te helpen in hun opgang naar God, b.v. door zijn Prado-stichting te Lyon. Schrijver heeft de ziel van dien apostel doorpeild en de lezing van zijn keurig uitgegeven werk verrijkt het gemoed en wekt op tot katholieke fierheid.
A. Darquennes
Robert ROUQUETTE, Textes des Martyrs de la Nouvelle France. Edit. du Seuil, Parijs, 1947, 124 blz.
Bij het lezen van deze geschriften wordt men onwillekeurig teruggebracht in de atmosfeer van den Katakombentijd en het martelaarschap van de eerste Christenen. Wat moet men het meest bewonderen: de voor ons menselijk verstand niet altijd klare leiding van de genade in die uitverkoren zielen of dezer door alles heen besliste getrouwheid aan hun Heer? Bemoedigende en weldoende lezing.
A. Darquennes
Omer ENGLEBERT, Vie de Saint François d'Assise. - Collection 'Les grands spirituels', Albin Michel, Paris, 1947, 460 blz.
Franciskaans van temperament, geleerd uitgever van de Fioretti en van andere Franciskus-documenten, moest Omer Englebert zich door den bekoorlijksten onder de heiligen wel laten vangen. Ziehier dan een nieuwe biographie; historisch zorgvuldig bewerkt, al wil men de geschiedenis niet vernieuwen; eerder bewonderend dan kritisch, al worden de positieve gegevens aandachtig afgewogen; voor een ruim publiek bestemd, al vindt ook de meest eisende voldoening.
Zonder de historische feiten uit de legenden te ziften (integendeel!), tekent de auteur-kunstenaar, opnieuw en oorspronkelijk, den heilige die duidelijk voor ons treedt als een andere Christus. Minder door zijn leer en geschriften mag hij, onder 'les plus grands spirituels', vooraan komen; maar welke andere gestalte dan de gestigmatiseerde verdient de allereerste plaats? En deze komt ons, serafijns en verrukkend, in dit boek wonderbaar nabij.
Em. Janssen
John Henry NEWMAN, Preken gehouden bij verschillende gelegenheden. Vert. door Fr. Aurelius Pompen O.F.M. - Deel III, Paul Brand, Bussum, 1947, 368 blz., geb. f. 10,-.
Reeds bij het verschijnen der vorige boekdelen dezer Newman-uitgave prezen wij de voortreffelijke en wetenschappelijk verzorgde vertaling. Ook dit deel, dat een vijftiental preken bevat, is op dezelfde wijze verzorgd. Men vindt onder dit vijftiental enkele beroemde preken van Newman o.a. 'The second Spring', de tweede Lente, die hij hield voor de provinciale synode van Westminster. Men lette niet te veel op de titel 'Preken'; Newmans geschriften, vooral juist zijn preken, kunnen uitstekend als geestelijke lectuur dienst doen. Enkele foto's illustreren dit deel.
J.v.H.
William Thomas WALSH, Our Lady of Fatima. - Mac Millan Comp., London enz., 228 pp., 1948.
Dit boek behoort zeker tot de besten, die over O.L.V. van Fatima geschreven werden en had dan ook in Amerika een buitengewoon succes. De schrijver is geen geestelijke, maar een getrouwd huisvader, die in 1946 Portugal en Fatima bezocht, inzage kreeg van alle authentieke stukken, en met vele ooggetuigen, w.o. Zuster Lucia zelf, sprak.
| |
| |
Diep overtuigd keerde hij naar Amerika terug en schreef in een serene en klare stijl dit boek. Het heeft niet de pretentie een kritische studie te zijn, en gaat daarom niet in op sommige moeilijkheden, die de geest vertroebelen en van het wezenlijke afleiden. Het is de oprechte getuigenis van iemand die gezien heeft en geloofd, met deskundigheid de gegevens heeft verwerkt tot een ontroerend geheel, om de boodschap van O.L.V. van Fatima, die zo belangrijk is voor heel de wereld, beter bekend te maken.
Ch.N.
J. SCHEERDER O.S.C., Maria, Zijn Moeder. - Kinheimuitgeveri j, Heiloo, 39 bldz.
Een eenvoudig meditatief boekje, dat de geheimen van Maria's leven in een zevental hoofdstukjes overweegt. De rustige bezinning is meer innig dan diepgaand.
J. de R.
P. ADRIANUS O.F.M. Cap., Heilig vuur. Conferenties voor de opgroeiende jeugd. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1948, 247 blz.
Dit boek bevat 16 conferenties voor jeugdige personen boven de 14 jaar, bedoeld voor hun vorming tot leden van de Katholieke Actie. Zij handelen over het genadeleven en de 'deugdentechniek'. De overvloed van stof en 'voorbeeldjes', welke het soms wint van de innerlijke samenhang en de nauwkeurigheid, zal een predikant met gelijk doel van nut kunnen zijn.
F. Schoonenberg.
De Katholieke Jeugdbijbel, samengesteld door To Hölscher in samenwerking met Pater Romualdus O.F.M. Cap. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 3e druk, 463 blz., geb. f. 12,50.
Dit is reeds de derde druk, die de Jeugdbijbel beleeft. En hij verdient het! De wijding van het Evangelie doortrekt dit boek, dat de rijpere jeugd bekend maakt met het Nieuwe Testament. Kaarten en de prachtige foto's over het Heilig land en Oosterse gebruiken, zijn wel in staat om het geheel nog aanschouwelijker te maken.
J. de R.
Hans URS von BALTHASAR, Die grossen Ordensregeln. Menschen der Kirche. - Beniger Einsiedeln, 1948, 348 blz., geb. Zw. fr. 16,80.
Na een diepzinnig essay over het kloosterleven van von Balthasar geeft dit keurig verzorgde boek de gehele of gedeeltelijke vertalingen van de regels van Basilius, Augustinus, Benedictus, Franciscus en Ignatius' Constituties, welke telkens door een inleiding over geschiedenis en geest van de diverse regels worden voorafgegaan. Uit deze inleidingen heeft ook de historicus nog wat te leren, met name uit die op de regel van Augustinus, waarin reeds mededelingen worden gedaan over het resultaat van nieuwe onderzoekingen, die de studie van Mandonnet in zijn Dominicus-leven tot uitgangspunt namei en die in Amerika uitgegeven zullen worden. Over zin en wording van de Franciscusregel schrijft een pater Capucijn, die zich niet geheel met de jongste duitse vertaling verenigen kan omdat daarin de oerfranciscaanse zin zou zijn afgezwakt, terwijl in dienelfden geest de kwestie van regel en testament wordt behandeld.
Al zouden we niet alles wat in de inleidingen wordt gezegd voor onze rekening willen nemen, dit belet niet het boek van harte aan te bevelen aan geestelijken en leken, die de geest van het kloosterleven uit de bronnen willen leren kennen.
J. Tesser S.J.
Dom Prosper GUERANBER, Grondbeginselen van het religieuse leven en van het monnikenleven. Uit het frans vertaald door de monniken van de St. Paulusabdij te Oosterhout. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1948, 142 bladz., geb. f. 4,05, fr. 60.
Het is te begrijpen dat monniken van Solesmes met andere ogen de geschriften van de grondlegger hun- | |
| |
ner congregatie lezen dan anderen. Zo kan het niet verwonderen dat zij dit geschrift van Dom Guéranger, dat bedoeld was voor novicen, hebben vertaald, al zullen ook zij wel moeten toegeven dat dit werkje noch van opzet noch van taal bijzonder oorspronkelijk is. Voor mij tenminste staat het ver achter bij de niet genoeg te bewonderen uiteenzettingen over hetzelfde thema welke Dom Marmion geeft in zijn meesterwerk: Le Christ, idéal du moine.
Wat de vertaling betreft: men oordele naar een specimen als dit op blz. 46: 'Deze achting (voor de regel) zullen zij geredelijk ervoor opvatten, als zij bedenken, dat het den aan God gewijden mens nodig is tegen zijn zwakheid versterkt te worden bij het volbrengen van alles, wat hij aan God beloofd heeft, zowel op het punt van den kloosterstaat in het algemeen als op dat van het monnikenleven als zodanig'. De technische verzorging is voortreffelijk.
J.T.
| |
Taal en letterkunde
Joost van den VONDEL, Leeuwendalers, Lantspel. Van inleiding en verklarende noten voorzien door Antoon van Duinkerken. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 240 blz., geb. f. 6,90.
Naar aanleiding der herdenking van den vrede van Munster hebben van Duinkerken en Het Spectrum een prachtige uitgave van het te weinig gekende Landspel van Vondel bezorgd. Van Duinkerken heeft zijn brede eruditie en grote Vondelkennis, Het Spectrum zijn bibliografische kunde in dienst der uitgave gesteld. Een uitvoerige inleiding van van Duinkerkens hand licht den lezer in omtrent alles wat hem in verband met de Leeuwendalers interesseren kan. De tekst volgt de oude authentieke uitgave van 1647 en wordt doorlopend begeleid van verklarende voetnoten. Het is inderdaad een uitgave, die èn philologisch èn 'uitgeefkundig' niets te wensen overlaat. Ieder Vondelliefhebber zal met genoegen zulk een uitgave in zijn boekenkast zien staan.
J.v.H.
Dr. H.H. KNIPPENBERG, Zon over het Leven. - Helmond, Helmond, 1948, 80 blz.
Dit werkje bevat een viertal causerieën over algemene litteraire verschijnselen. De auteur is een belezen en geestrijk mens en zo volgt men zijn betoog met belangstelling. Humor en scherts opent het bundeltje, dan volgen: Wat de vogels vertellen, Natuurbeelding en Fabels en Grappige personnages.
J.v.H.
Bruce MARSHALL, Vespers in Weenen, Vert. door P.J.M. Boezeman-Droog. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 230 blz., geb. f. 5,25.
De schrijver voert zijn lezers in dit boek naar Weenen. Het is kort na de overwinning in '45. Kolonel Nicobar wordt ingekwartierd in een nonnenklooster en de verwikkelingen, die enerzijds voortvloeien uit zijn functie, anderzijds uit zijn verblijf in het klooster vormen de inhoud van dit met fijnen humor geschreven boek. De gebeurtenissen zijn niet alle even waarschijnlijk, maar Bruce Marshall kent de mensen, en de psychische reacties en verhoudingen zijn van een treffende juistheid. Het boek is van een frisse originaliteit en de auteur is een Christen met zeer gezonden zin, die bovendien alleraardigst weet te vertellen.
J.v.H.
Johan van der WOUDE, Reederij Waterman. - 'De Feniks', veertiende reeks nr 1, Het Kompas, Antwerpen, 1947, 220 blz., ingen. Fr. 40, geb. Fr. 60, reeks-prijs Fr. 210 en 300.
Al de gestalten van Van der Woude's werken duiken op uit het donker; even bewegen ze zich in de schemering en de nacht verslindt ze weer. Hier zijn het een vader en een
| |
| |
zoon, beiden zeelieden doch eigenaars van een reederij; de vader, door geen vrouw aan het land gehecht, vaart uit en keert niet weer; de zoon die een vrouw vindt en liefde, bereikt ook vrede en vastheid.
Men kan dit werk met De bruid van de zee van Ibsen vergelijken. Maar tussen beide werken bestaat geen proportie. De auteur, hoe begaafd ook, mist vastheid en richting: stuurloos zwalkt hij, met Hedda Necker, op een zee die alles dooreen gooit; hij vindt het land niet met Josien Clausen, waar hij thuis zou zijn.
Wij betreuren de verspreiding op grote schaal onder ons Vlaams publiek, van zulke beginselloze werken. Dat kan slechts onheil stichten.
Em. Janssen
Upton SINCLAIR, Les Jeux du Cirque, Roman traduit de l'américain par R.N. Rainsbault. - Les grandes ceuvres étrangères, Editions de Fiore, Parijs, Presses de Belgique, Brussel, 1947, 303 blz., Fr. Fr. 210 (- 10%).
Een jonge man, uit de 'patriciërsklasse' van een Amerikaanse provinciestad, verongelukt in een autorace. Tengevolge van de schok ondergaan zijn hersenen een eigenaardige stoornis: wanneer hij tot het bewustzijn terugkeert, waant hij zich te Rome, een illusie die zowel door zijn humanistische vorming als door de talrijke punten van overeenkomst tussen het leven in de Amerikaanse er in de Romeinse republiek wordt veroorzaakt en onderhouden. Een eenvoudig, origineel en dankbaar thema, dat stof verleent voor een subtiele, spirituele satire op de Amerikaanse 'kapitalistische democratie'. Wie Upton Sinclair's werk kent, zal begrijpen, dat ook hier de ideologische, socialistische ondergrond van dit boek, aan het verhaal tenslotte zijn spanning en eenheid schenkt, meer dan de liefdesidylle of de raceverhalen. Zo behoort het tot het eigenaardige genre van de sociologische didactische roman, dat zijn eigen aantrekkelijkheid bezit. Enkele bladzijden over leven- en woonwijze der Romeinen zullen echter, voor een met de Oudheid enigszins vertrouwd lezer, beter op hun plaats lijken in een handboek dan in een roman, zij het dan een 'didactische' roman.
A. Deblaere
Martin TURNELL, The Classical Moment. Studies of Corneille, Molière and Racine. - Hamish Hamilton, London.
Gewoonlijk zal men een commentaar over Franst toneelstukken 't best zoeken bij Franse schrijvers, wij zullen om Vondel te 'smaken' ook niet bij voorkeur Engelse critici consulteren. Hier echter is een Engelsman aan het woord, die zijn onderwerp grondig bestudeerd en de voornaamste Franse commentaren met ijver geraadpleegd heeft, zodat het hem geoorloofd is er een persoonlijke opinie op na te houden, om ons dan een suggestieve kijk op de drie zo vaak besproken Franse dichters te geven. Met zorg gekozen uittreksels in de oorspronkelijke taal, begeleid door Turnell's Enkele commentaar, doen deze drie dichters voor ons herleven en kunnen oits tevens het oordeel van den Engelsen deskundigen criticus naar waarde doen schatten. In het commentaar op Athalie van Racine zien we het zuiverst de voortreffelijkheden van Turnell en ook 'les défauts de ses qualités'. Racine is, volgens Turnell, speciaal moeilijk voor de Engelsen, want naar het van Mauriac geciteerde woord kan een vreemdeling dezen dichter slechts begrijpen, als hij de Fransen door en door kent.
Turnell ziet overal toespelingen op bekende personen. De Hoge Friester Joad zou Bossuet voorstellen, Abner zou de rouwmoedige terugkeer tot het geloof van Racine zelf moeten verbeelden, terwijl ook de dcor Joad voorspelde ongerechtigheden van Joas wederom een toespeling zouden zijn op Racine's vroegere misdragingen enz. enz. Op die manier zou men, vooral in de koren, aanhoudend toespelingen kunnen zien op het bederf van het Franse hof en op den koning zelf. Dat is, gezien de omstandigheden, ongelooflijk... Toch kan dit boek om zijn kwaliteiten aan volwassen lezers worden aanbevolen.
A.M.
| |
| |
Denis de ROUGEMENT. Les personnes du Drame. - Gallimard, Parijs, 1947, 230 blz.
Dit boek verzamelt studiën over Goethe, Kierkegaard, Kafka, Luther, Gide, Kamur, Claudel, de Duitse Romantiek: welke convergentie ligt er in besloten en wat betekent de titel? Altijd behandelt de auteur 'la doctrine de la personne' (bldz. 8) en ieder persoon moet, over veel hinderpalen heen, zijn blijvende bestemming achterhalen: dat is zijn drama; deze veelvuldige levensstrijd is het enige menselijke drama. Zo bereikt Goethe de universalistische sereniteit, Kierkegaard het martelaarsschap. Kafka gaat onder in onzekerheid en onmacht; maar de geweldige Luther laat zich overwinnen door het levend Woord, en Kamur incarneert het verzet van den geest tegen een veelvuldige techniek Zie Gide nog als den moralist van den stijl, Claudel als den vastgelovenden herschepper der wereld, de Duitse romantiek (op een lager plan het Duitse Hitlerisme) als een onttrekken aan de werkelijkheid van persoon en bestemming. Breng alles dan samen: hoe hebben personen en groeperingen, waar doorheen, zichzelf al dan niet veroverd?
Van 1932 tot 1939 geschreven, doet het boek nochtans actueel aan. Onder zijn bonte verscheidenheid is de saamhorigheid goed merkbaar. Toch blijft de auteur, hier gelijk in andere werken, slaaf van de eigen spitsvondigheid, scherpte van geest, realistische tendenz en ongedurige belezenheid. De serene hoogte bestijgt hij nog niet, waarop alles klaar wordt, eenvoudig, vanzelfsprekend; een onweerstaanbaar licht dat weldoend rustig maakt.
Em. Janssen
A. Mabille de PONCHEVILLE, Vie de Louis Le Cardonnel. - Les cahiers des Poètes Catholiques, Casterman, Doornik, 1948, 292 blz., Fr. 75.
De franse dichter Louis Le Cardonnel (1862-1936) biedt slechts één houvast: in 1896 werd hij priester gewijd. Doch buiten zijn priesterschap en zijn vurig katholicisme, waaraan en hoe hem gevat? De begeesterde en onstandvastige, de zoekende die de rust vond en niet vond, de dwalende die toch nooit het vaderhuis verliet, de allereenvoudigste symbolist onvatbaar als de wind, de ziel, de natuur-dichter en de mysticus, Benediktijnse of de Franciskaanse de zwakke en de getrouwe, de arme en de milde... veel andere tegenstellingen kunnen pogen deze persoonlijkheid te grijpen, die den greep toch ontglipt. Maar de kunstenaar hoort bij de dolende kunstenaars van 1890 tot 1920, tegelijk heel hoog en heel laag getrokken, vreemd aan de verstoffelijkte wereld en niet passend in welk kader ook. Men kan hem met Verlaine vergelijken die zijn vriend was; veel beter nog met Francis Thompson of Johannes Jörgensen.
Levendig en gevat met nieuwe documenten en talrijke aanhalingen, volgt de auteur dit bewogen bestaan. Iets te getrouw en te onpersoonlijk; want een meer synthetische greep, een vastere hand, een soberder voorstelling hadden ons een minder verscheiden en bekoorlijke, maar dieper peilende en meer revelerende studie geschonken.
Em Janssen
Jean Paul BONNES, Le bonheur du masque. - Petite introduction aux romans de 'Barbey d'Aurevilly'. - Cahiers de la Revue Nouvelle. Casterman, Doornik, 1948, 125 blz., Fr. 45.
Dit boekje handelt niet over den katholieken criticus en polemist Barbey d'Aurevilly (1808-1891); alleen over den 'satanischen' romanschrijver, en het wil door het masker der fictie heen, het ware gezicht ontdekken van den tegelijk loslippigen en geheimzinnigen 'Connêtable des Lettres'. Deze is niet de bewonderende uitbeelder van Normandië, zijn land, niet vooreerst de ziener die historische taferelen oproept; hij is de mens die de passie en de boosheid bestrijden moet, die daarin de vernietiging ziet van leven en liefde. Zijn romans zijn verbeeldingen en peilingen, waardoor hij de alles vernielende boosheid steeds opnieuw bezweert om de alles stichtende en alles verhelende christelijke liefde steeds weer op te roepen. Graag aanbevolen, maar de auteur schenke ons
| |
| |
eens een verder doorgezette studie gezuiverd van inadaequate formulering of haastige bewering: een studie die zijn resultaten definitief zou vastleggen.
Em. Janssen
G.K. CHESTERTON, Orthodoxie. Vert. door Piet Kerstens. - Vierde herziene druk. 203 blz. Het Spectrum, Utrecht-Brussel.
Dit is de vierde druk van dit algemeen bekend en gewaardeerd werk. Druk en uitgave zijn uitstekend.
Dante ALIGHIERI, De goddelijke Komedie, Het Vagevuur, De Hel, de Hemel, in het Nederlands vertaald door P.B. Haghebaert O.P., herzien en ingeleid door Dr Rob Antonissen. - 2de druk, Klassieke Galerij, nr 32, 33, 34. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1947, 255, 255 en 254 blz. ing. Fr. 115., geb. Fr. 145, de drie delen.
Dr Antonissen heeft er goed werk aan verricht deze vertaling van de Divina Commedia door P. Haghebaert (Leuven 1901) opnieuw uit te geven. Het was ongetwijfeld volstrekt noodzakelijk het al te Westvlaamse-provincialistisch karakter van die overigens zeer degelijke vertaling meedogenloos weg te werken; na de vergelijking van een paar honderd regels van de oude bewerking naast de nieuwe, kregen we de indruk dat de arbeid van Dr Antonissen toch niet zo groot geweest is. Gelukkig. Hij heeft zich werkelijk beperkt bij het verwijderen van ouderwetse woorden en provincialismen. Aldus heeft hij het uitstekende werk van zijn voorganger vrij gaaf gelaten, en tevens een vlotte Nederlandse tekst weten te verkrijgen. Ook aan de talrijke verklarende voetnoten werd niets veranderd, - voor zover we het nagingen - buiten de vermelde linguistische bekommernis. Deze vernieuwde vertaling van de Divina Commedia in 'een gevoelig gerythmeerd proza' verdient dan allen lof.
J. Noë
Julien BENDA, Belphégor, essai sur l'esthétique de la Société française dans la première moitié du XX siècle. - Edition Emile Paul, Frères, Parijs, 1947, 219 blz., Fr. Fr. 180.
Onder den symbolischen titel Belphégor legde Julien Benda, in 1918, de aesthetische houding van de toenmalige Franse samenleving vast; in 1946, meent hij, is de houding nog dezelfde: Het is een afgodendienst; een kunst van ontroeringen en aandoeningen zonder intellectueel genot; een 'panlyrisme', hoofdzakelijk aan het alexandrinisme te wijten, aan de neergehaalde cultuur, aan het overwegend vrouwelijk element, - en de komende jaren zullen daaraan wel niets veranderen. Hij breekt dus een lans voor het zeventiende eeuwse, vooral het achttiende eeuwse intellectualisme; zonder overtuiging echter daar hij niet gelooft aan een betere toekomst.
In zover hij de hedendaagse kunst willekeurig en ongestadig vindt, willekeurig in haar beperktheid en eigenwijs alles profanerend, heeft de auteur stellig gelijk. Gelijk ook, in zover hij zich beroept op het constructieve intellectualisme. Maar hij vergeet dat het intellectualisme zelf, voor evenwicht en vastheid een hogere mystiek behoeft, een religieuze overtuiging. De wanorde op het tegelijk overschatte artistieke domein is, voor onze tijd, een van de allerverderfelijkste kwalen; het geneesmiddel heet echter niet rationalisme, wel één-makende religiositeit.
Dertig jaar oud, kan Belphégor, aan wie 'cum grano saus' te aanvaarden weet, nog veel leren.
Em. Janssen
| |
Sociologie, economie en politiek
P.J. VERDOORN, Arbeidsduur en Welvaartspeil (Capita Selecta der Economie, dl V). - Stenfert Kroese, Leiden, 1947, 279 blz., geb. f. 11,75.
Terecht gaat de schrijver er van uit dat de arbeidsduur slechts een van de drie 'dimensies' is, welke tezamen - de andere zijn de kwantiteit der arbeiders en de kwaliteit
| |
| |
hunner werkzaamheid - het productieve resultaat van de arbeidsfactor bepalen. De door hem ontlede dimensie heeft hij dan van alle kanten belicht, op zoek naar 'de optimale arbeidsduur' zo voor ondernemer als voor arbeider. Alleen het arbeids psychologische aspect, ofschoon niet geheel voorbijgezien, komt er wat karig af. Juist in dit onderwerp kunnen econoom en psycholoog elkander in het geheel niet missen: ook de ondernemer zou bij een nadere psychologische voorlichting zijn gebaat, zijn kijk behoort een andere te zijn dan de hier geschetste louter-bedrijfs economische. Bijzondere lof verdient schr. zeker voor het feit, dat hij deze theoretische studie naar practische gevolgtrekkingen heeft toegespitst en dus niet heeft geschroomd economische politiek te bedrijven bij het beantwoorden van vragen naar de economische gerechtvaardigheid ener verkorting van de arbeidsdag, gezien bij ons huidige welvaartspeil, en bij een eventuele inkrimping der werkgelegenheid. In het verlengde van deze studie ligt - gelijk schr. ook wel te kennen geeft - een veel eer sociologische dan economische bezinning op het vraagstuk van de vrije tijd. Het grondige doorgewerkte geschrift is verrijkt met een historisch overzicht, het buitenland en ons land betreffende, (60 blz.) van de hand van J.E. van Dierendonck.
J.J.M. van der Ven
Dr. E. BRONGERSMA, Katholicsime en rationele staats- en maatschappijleer. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel. 1948, 64 blz., f 1,25.
Brongersma onderzoekt de vraag of de katholiek door zijn leer verhinderd wordt met niet-katholieken te discussiëren over de grondslagen der staatsleer. De titel van zijn brochure geeft reeds de richting aan, waarin de oplossing gezocht wordt. Maatschappijleer steunt op de rede, die alle mensen gemeen is.
P.d.B.
Jos DOBRETSBERGER, Katholische Sozialpolitik am Scheideweg (Graz, 1947) 160 blz.
Een meesterlijk, zij het zeker lang niet onaanvechtbaar werkje, waarin de Grazer hoogleraar sociaal-ethische, economische, historische en politieke beschouwingen pregnant tot een zinvol geheel heeft samengevoegd om een bijdrage te leveren tot de oplossing van wat hij het kernvraagstuk der hedendaagse maatschappijhervorming noemt: de maatschappelijke vorm, waarin de totale beheersing van de natuur en haar krachten in het productieproces moet worden gegoten. Het kapitalisme ziet hij daarbij als een overgangsstadium, dat thans zijn einde behoort te naderen (Hst. I handelt over Kerk en Kapitalisme). Dieper gaat hij in het tweede hoofdstuk ('Ewiges und Zeitliches in der Sozialethik') in op het blijvende en het vergankelijke in onze maatschappelijke ethiek en komt daarbij met stelligheid op voor de betekenis van het technisch mogelijke en nodige naast het ethisch gebodene. De ontwikkeling der Christelijke grondhoudingen jegens de wereldlijke samenleving typeert hij als aanvangend met 'Weltflucht', overgaand (middeleeuwen) naar 'Weltdurchdringung' en daarna in 'Verweltlichung'. Maar die drie houdingen vindt men tot heden toe onder allerlei vormen terug, aldus schrijver. Een royale schets van de vele schakeringen in onze 20e eeuwse maatschappijbeschouwingen besluit de diagnose.
Prognostisch het belangrijkst is de stelling, dat de sociale gerechtigheid slechts een onderbouw is, waarop de liefde haar werken volbrengt, ook al verstaat het burgelijke, 'op meten en tellen gedrilde' sociale denken de grootdadigheid der liefde niet meer. Concreter werkt de schrijver deze gedachte uit in de eis van de sociale binding van alle privaat-eigendom, welke niet eens voor al vast ligt, maar varieert naar de maatschappelijke structuur waarbinnen, naar de omstandigheden waaronder, en naar de objecten ten aanzien waarvan het eigendomsrecht wordt uitgeoefend. Voor socialisatie en nationalisatie blijkt de schrijver in een tamelijk zwak betoog helemaal niet bang; de zelfstandige ondernemer komt er trouwens bij hem nog slechter af, als hij schrijft over het onverdiende in- | |
| |
komen: de ondernemerswinst valt ook onder die veelomvattende kategorie, evenals trouwens het onverdiende nationale inkomen uit koloniën en scheve douane-verhoudingen tussen de volken.
Voor de arbeidsverhouding wordt de 'Neu-Romantik' van terugkeer naar patriarchale betrekkingen ontraden. Planekonomie zou ook de sociaal-ethische eisen voor de loonpolitiek kunnen tegemoetkomen, en dan eerder als ze van staatswege dan als ze in beroepsstanden wordt geleid.
Ik nam maar enkele saillante punten uit dit overvolle, vaak tot tegenspraak, steeds tot nadenken prikkelende geschrift, dat, ook al zal het in onze boekhandel niet eenvoudig te krijgen zijn, toch niet geheel aan onze aandacht mag ontgaan
J.J.M. van der Ven
HAMILTON, Alexander, James MADISON and John JAY, The Federalist or the new constitution. - Basil Blackwell, Oxford, Mac Milian en Co. London, 1948, 489 pp.
De verschijning van 'The Federalist' in de serie 'Blackwell's Political Texts' mag men gerust een gebeurtenis van betekenis noemen.
Niets is voor de ontwikkeling van het nieuwe supranationale denken van meer belang dan de bestudering van de geschiedenis der Zwitserse en Noord-Amerikaanse Federatie. En geen tekst is er, die op de bouw der laatstgenoemde federatie van grotere invloed is geweest, dan The Federalist, de verzameling der artikelen, die Hamilton, Madison en Jay, onder de gemeenschappelijke schuilnaam van Publus, tussen October 1787 en Augustus 1788 deden verschijnen in de New-Yorkse pers. Zo groot is de indruk geweest die deze reeks bij haar verschijning heeft gemaakt, en die zij tot op de dag van heden maakt op het Amerikaanse gemoed, dat Max Beloff, de bekwame inleider en annotator van deze editie, zelfs van overschatting kan spreken: 'Wanneer de Amerikanen te gemakkelijk aannemen dat hun eigen Constitutie, en de grootste der commentaren die erop is geschreven - The Federalist - het antwoord bevatten op alle onopgeloste politieke problemen der wereld, dan is hun eigen geschiedenis zo goed als die van andere landen, daar, om hun tot voorzichtigheid te manen'.
Dit neemt niet weg dat er nauwelijks een tekst bestaat voor de uitwerking der hedendaagse federalistische denkbeelden van groter betekenis dan Publius' Federalist.
J.H.C. Creyghton
Dr J. LUNING PRAK, met medewerking van Drs A.D. de GROOT, E.G.C. Van der MEULEN, Dr E.S. Van der VLEUGEL. De moderne onderneming en haar personeel. Een inleiding tot de Psychotechniek. - N.V. Uitg. Kosmos, Amsterdam-Antwerpen, 1947, 280 blz. geb. f. 7.50 fr. 145.
Moet een ondernemer zich bij de keuze van zijn personeel door zijn intuïtie en zijn ervaring laten leiden? Moet een jongeman (resp. zijn vader of voogd) zich bij de keuze van een beroep door de toevallige omstandigheden en mogelijkheden laten leiden of moeten deze mensen voorlichting zoeken bij een bekwaam vakpsycholoog? De psycholoog is in staat met zijn tests de intellectuele capaciteiten en de handigheid van een proefpersoon met vrij grote nauwkeurigheid te peilen: karakter en betrouwbarheid ontglippen aan zijn wetenschappelijke experimenten. Al heeft zijn ervaring hierbij aan zijn intuïtie een groteren graad van nauwkeurigheid gewaarborgd. De hulp van den psycholoog zal dus in alle gevallen met kans op succes worden ingeroepen. Dat hebben de grote ondernemingen allang begrepen. De kleinere ondernemingen en de gewone mensen staan er nog dikwijls sceptisch tegenover. In dit boek willen enkele auteurs met een lange praktische ervaring de waarde der psychologie aan een groter publiek kenbaar maken. Zij kunnen ondernemer en werkzoekenden helpen met hun methoden, die niet zoveel kosten, dat ze niet zouden renderen. Het werk is vooral ingesteld op de ondernemers om hen in hun eigen belang te raden van deze materie kennis te nemen. En het eindigt met een hoofdstuk, dat zich tot een
| |
| |
groter publiek richt om hen in de mogelijkheden en de grenzen van een psychologisch onderzoek in te leiden.
P.d.B.
Dr Marcel O. LOEYS, Begrotingsevenwicht en conjunctuur. Economisch-speciale Bibliotheek. - Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1947, 318 pp. Fr. 250.
Hier wordt ons een wetenschappelijk werk aangeboden dat alzijdig en zeer nauwkeurig een vraagstuk onderzoekt dat tot heden nog niet methodisch behandeld werd, nl. het vraagstuk of het evenwicht der gewone begroting een jaarlijks evenwicht moet zijn of een evenwicht over een langer periode, zodanig dat tekorten uit de depressie-periode goed gemaakt worden door tegoeden uit de hoog-conjunctuur jaren. Om het jaarlijks evenwicht te bereiken is men verplicht in tijden van laagconjuncturen den belastingbetaler bijzonder te treffen. Door het evenwichtsbegrip ruimer op te vatten kan men hieraan ontkomen en daarenboven het verloop der conjunctuur gunstig beinvloeden. Een vruchtbare lezing van dit werk vergt economische scholing. De specialist zal er echter met belangstelling kennis van nemen en bewonderen hoe Dr Loeys, na een grondige uiteenzetting van het vraagstuk, met gezonde durf nieuwe middelen aanwijst die zullen bijdragen tot mildering der conjunctuursschommelingen.
K. du Bois
Alimentation, famine et secours. - Volkenbond (Verenigde Naties) Genève, 1946, 183 blz.
Deze publicatie werd voor den Volkenbond geschreven en door de Verenigde Naties gefinancierd. Ze beschrijft den toestand in Europa onder den oorlog en in het eerste vredesjaar met de gevolgen op demographisch gebied. De gegevens die de schrijver verwerkt zijn overvloedig, maar niet altijd even betrouwbaar, zoals trouwens in het werk zelf opgemerkt wordt. Ze laten evenwel toe er belangrijke besluiten uit af te leiden, vooral waar het over den demographischen toestand gaat.
K. du Bois
Marcel LALOIRE, Samenwerking in de onderneming. De ondernemingsraden. - Vertaald door Karel Goris. J. Duculot, Gembloux, 1948, 239 blz., fr. 100.
Dit werk is in twee grote delen verdeeld. Eerst wordt er over 'de menselijke vraagstukken in de onderneming' gehandeld; hierop volgt een hoofdstuk met de titel 'de ondernemingsraden', waarin evenwel én 'de ondernemingsraden' én 'de hervorming van de onderneming' aan de beurt komen. De schrijver stelde zich blijkbaar tot hoof ddoel over de structuurhervormingen te handelen. Hij raakt echter, in het eerste deel, meerdere andere onderwerpen aan, die hoe belangrijk ook op zichzelf hier weinig terzake zijn. Over de structuurhervormingen zelf worden wij omstandig ingelicht over hetgeen elders, in de eerste plaats in Frankrijk, voorgesteld wordt en over de plannen bij ons naar voren gebracht. Op de meest belangrijke vraag echter, nl. wat én de wetgever én het privaat initiatief in België in de nabije toekomst moet verwezenlijken, blijft het antwoord onvolledig en weifelend.
K. du Bois
Prof. J. COURTOIT, Economie der moderne havens. - Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1948, 196 blz., ing. fr. 160, geb. 195.
Dit werk, steunende op een persoonlijk bezoek aan talrijke zeehavens en op lange studie, onderricht omstandig aan wie - Staat, Gemeente, particulier onderneming - het bestuur van een zeehaven moet toevertrouwd worden, welke de eisen zijn van een doeltreffende havenexploitatie, welke beginselen het financieel beheer moeten leiden en eindelijk welke problemen de arbeidsregeling stelt.
Deze studie was bedoeld als proefschrift voor het bekomen van een doctoraat in de Handelswetenschap- | |
| |
pen te Leuven. Prof. Courtolt viel echter te Duinkerken in 1.940. Wij danken de publicatie van zijn handschrift aan Prof. L. Baudez.
K.B.
K. De CUYPER, Theoretisch en praktisch boekhouden ten dienste van studerenden, boekhouders en accountants. Deel I en II. - J. Van In, Lier, 3e druk, 1948, 278 blz., fr. 95.
Wij mochten reeds een vroegere uitgave van dit leerrijk werk in 'Streven' vermelden (1941-42, III, 271). De lezers tot wie Prof. De Cuyper zich richt zullen vaststellen, dat zijn werk zorgvuldig aangepast werd aan de nieuwe wettelijke regelingen en toestanden, inz. wat betreft de loonboekhouding en de beursberekeningen; deze herdruk zal dan ook bij velen bijzonder welkom zijn.
K.B.
Prof. Ph. D. HAROLD ZINK, Government and Polities in the United States. - Mac Milian Company, London, New York, 1947, (herziene uitgave), 1006 blz., £ 0.20.0.
Dit werk licht den lezer op degelijke en tevens onderhoudende wijze in over de staatkundige inrichting der Verenigde Staten en over de werking der openbare macht op de veelvuldige gebieden waarover die werking zich uitstrekt. Het optreden op financieel, economisch en sociaal gebied wordt uitvoerig uiteengezet. Het grootste deel van het boek is gewijd aan de Federatie; de Staten en hun onderdelen worden evenwel niet over het hoofd gezien: ruim een vierde van het werk handelt erover.
De rechtmatige bewondering van de schrijver voor de politieke inrichting van zijn vaderland belet hem niet op leemten in de staatsinrichting en op misstappen der gezagvoerders te wijzen. Enkele gevoelige plekken raakt hij evenwel niet of slechts heel eventjes aan. Wij hadden gaarne iets meer gewenst over de beperkingen van het stemrecht, over de wettelijke en over de feitelijke: over de wijze, waarop in enkele staten één bevolkingsgroep moeilijk in het stemhokje geraakt. Wij hadden ook wat meer gewenst over de geschiedkundige ontwikkeling van het land vanaf het begin der kolonisatie, omdat de geschiedenis het invoeren van enkele bepalingen uit de Grondwet helpt beter te begrijpen.
K. du Bois.
Mr. Dr. I.G. van MAASDIJK, Het Ken-Getal 3-5-39. De code van de derde wereld crisis. - Elsevier, Amsterdam, 1948, 341 pp.
De mysterieuze titel zou eerder een detective-verhaal dan een geschiedkundige beschouwing over de jaren, voorafgaand aan de tweede wereldoorlog, doen verwachten. De oplossing van het mysterie wordt spoedig gegeven. Want 3 Mei 1939 is de datum, waarop Litwinof vervangen werd door Molotof, wiens diplomatiek beleid in tegenstelling met dat van zijn voorganger, uitgesproken anti-westers is. Ook Churchill heeft in zijn gedenkschriften op de belangrijkheid van deze persoonswisseling gewezen. De schrijver noemt dat omgooien van het roer een 'bedekte oorlogsverklaring' en het mogelijk begin van een derde wereldoorlog. Hij wijst nadrukkelijk op de zwakheid der geallieerden tegenover Moskou en op de weifelende politiek, die door de betrekkelijk onervaren James Byrnes gevolgd is. Door dit talmen is veel tijd verspild, die door de Sovjet-Unie op haar niets ontziende wijze is benut om zich van Oost-Europa meester te maken van M. is een cosmopoliet, die met alle grootheden van deze aarde in aanraking is gekomen en de eerste, die de vrucht van zijn ondervindingen in het Nederlands heeft megedeeld. De kennismaking met dit boek werkt verhelderend, omdat in de wirwar van feiten, die men zelf uit de verte megemaakt en beleefd heeft, het juiste oordeel verduisterd wordt.
De vergelijking tussen de strijd van het christendom tegen het toenmalige Romeinse Rijk en die van het communisme tegen de huidige westerse samenleving is niet alleen, gelijk de schrijver toegeeft, 'deli- | |
| |
cast, ja haast profaan', maar gaat mank, omdat het christendom van bovennatuurlijke oorsprong en werking is en derhalve, al waren er ook gunstige natuurlijke factoren aanwezig, met geen enkel menselijk systeem te vergelijken is.
K.J.D.
| |
Geschiedenis
B.H. SUMMER, Survey of Russian History, Vertaald onder toezicht van Dr. Th.J.G. Lochner, onder de titel: Rusland lieden en Verleden. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1948, 408 bladz., geb. f. 12,50.
Voor de doorsnee lezer, die niet met de Russische geschiedenis op de hoogte is, is dit een slecht verteerbaar boek. Het geeft geen aaneengesloten verhaal, maar behandelt, uitgaande van het heden, de verschillende aspecten van het Russische verleden. De grens, de Staat, het land, de kerk, de Slaven, de zee en het westen zijn achtereenvolgens het voorwerp van bespreking. De methode, waarbij de lezer langs allerlei wegen dikwijls dwars door de historische stof wordt gevoerd maakt het hem niet makkelijk een synthese van het geheel te verkrijgen.
Die echter met voldoende voorkennis is uitgerust zal met genoegen van dit historisch-wetenschappelijk werk kennis nemen en professor Locher gelijk geven, als hij zegt: 'Ik ken geen boek, dat in betrekkelijk beknopte vorm zulk een scherp inzicht geeft in de Russische problemen van heden en verleden'.
K.J.D.
Philip HUGHES, A History of the Church. Volume Three: The Revolt against the Church; Aquinas tot Luther. - Sheed & Ward, London, 1947, XVI, 556 bldz.
In het eerste en tweede deel dezer Kerkgeschiedenis, welke resp. verschenen zijn in 1934 en 1935 en thans in herdruk, behandelde Schr. de Kerk en de wereld waarin zij werd gesticht, en: De Kerk en de wereld die zij schiep. Het boek dat wij hier te bespreken hebben is de eerste helft van het derde deel: de Kerk en de Revolutie tegen haar van de door haar gevormde wereld, een revolutie in naam van wet, gedachte en zelfs van mystiek.
Hughes heeft een brede en frisse kijk op de geschiedenis en hij weet ze ons bij te brengen door scherpe indelingen onder pakkende titels. Het vierde hoofdstuk b.v. onder de algemene titel: Vijftig kritieke jaren, 1420-1471, behandelt: I, De bedreiging door ketterij en schisma; II, De terugkeer van de Islam 1291-1481; III, De terugkeer van de Oude Wereld. Als men op de daarin voorkomende jaartallen let is een dergelijke indeling vreemd, maar zakelijk is ze voortreffelijk. De methode herinnert sterk aan Dufourcq, zoals trouwens over heel de lijn de Schr. zich sterk op (overigens voortreffelijke) Franse literatuur heeft georiënteerd. Daardoor munt dit boek uit door klare formuleringen en bezit het een opmerkelijke synthetische kracht. Het verliest zich niet in beschrijvingen, al verstaat het de kunst mensen en toestanden zo plastisch te typeren, dat men er een scherp beeld van meeneemt. Het is bovendien volkomen eerlijk. Er wordt niet geretoucheerd, maar dit wil niet zeggen dat het opgenomen beeld steeds juist is. Onwillekeurig denkt men aan het werk van kunstfotografen of cineasten. Hun 'filmische visie' is wel schoon, maar accentueert een bepaald aspect dermate, dat de juiste proporties van het gehele object niet voldoende tot hun recht komen. Heel sterk viel mij dit verschijnsel op bij de lezing van de dertig bladzijden, welke aan Luther zijn besteed. De feiten zijn allemaal juist, behoudens twee minieme details - in 1505 woonde Luthers familie te Mansfeld en niet te Maagdeburg (blz. 506) en hijzelf is nooit te Eisenach bij de Broeders des gemenen levens ter school geweest omdat die daar geen school en geen huis hadden, doch mogelijk - Scheel ontkent het - wel in hun convict te
| |
| |
Maagdenburg (blz. 505). Het oordeel over de feiten welke Schr. meedeelt is eveneens juist. Maar het revolutionnaire element komt zo scherp naar voren, dat men bijna met de eindconclusie - al staat ze dan niet op het einde - zou instemmen: Luther as a christian force was to prove sterile (blz. 499). Doch dan doet men geen recht aan het element van diepe vroomheid, dat ondanks alle revolutie ook na vier eeuwen nog onder Luthers volgelingen leeft.
Wij moeten het bij deze algemene opmerkingen laten en kunnen hier niet op andere detailpunten als b.v. inzake de Moderne Devotie ingaan. Zowel zij, die als leek in het vak zich voor de geschiedenis der Kerk interesseren, alsook de vakman zullen met veel vrucht dit goed geschreven en doordachte boek ter hand nemen.
J. Tesser S.J.
Dr Johanna K. OUDENDIJK, Koningin Victoria. Een Menschenleven in een Eeuw. - J.N. Meulenhoff, Amsterdam, 1947, 376 blz., geb. f. 8.90.
Dit voortreffelijke boek is geen vie romancée, doch een streng historisch leven van Koningin Victoria en tevens, zoals de ondertitel aangeeft, de geschiedenis ener eeuw - dit laatste natuurlijk in beperkte mate, voorzover die geschiedenis Engeland raakt. De schrijfster heeft een rijp boek geschreven, d.w.z. zij schrijft uit de volheid van haar weten omtrent Victoria, bezadigd en gematigd, vrij in haar oordeel en vanuit een streng verantwoord en objectief standpunt. Het boek is bedoeld als een 'leesboek' - de schrijfster vermeldt geen bronnen in of onder den text, - maar overal gevoelt men, dat zij slechts verhaalt wat de bronnen haar verstrekten. Haar kennis van het tijdvak en van het Victoriaanse Europa is zo overvloedig, dat geheel deze periode herleeft onder haar hand. Het werd inderdaad een model-biografie, zoals wij er niet zo heel veel bezitten. Als 'leesboek' boeit het ongewoon zonder dat er ergens verslapping intreedt. Mochten wij een desideratum aanwijzen, dan zou het zijn, dat de schrijfster over de Victoriaanse Engelse litteratuur en schilderkunst wellicht wat uitvoeriger had kunnen zijn, alsook over het geestesleven in het algemeen.
J.v.H.
W.G. VERSLUIS, Geschiedenis van de emancipatie der Katholieken in Nederland van 1795-heden. - Utrecht-Nijmegen, Dekker en van de Vegt, 1948, 234 blz, f. 4,50.
Ontstaan uit lessen voor de propagandistenscholen der Katholieke Actie in het bisdom Breda, waaruit vele leiders der Katholieke Arbeidersbeweging zijn voortgekomen, werd dit boek aangepast aan de eisen der Ontwikkelingscentrale der K.A.B., in de hoop daarmee tevens vele onderwijzers en leraren een dienst te bewijzen. Aan deze doelstelling zal het ongetwijfeld beantwoorden. Men vindt er klaar en goed de voornaamste feiten en personen in beschreven. Alleen het hoofdstuk over Le Sage dient verbeterd te worden naar het inmiddels verschenen standaardwerk van wijlen Prof. Gorris. Bij een herdruk late schrijver de namen der schrijvers en titels der werken over de godgeleerdheid in Nederland nog eens controleren en verbeteren.
J.T.
R.W. ROOSE, Het Probleem der Heemkunde (Heemkundige Reeks I.). - Uitgeverij Moerenland, Wulpen, 1947, 158 blz., Fr. 85.
De uitgeverij Moerenland heeft het lofwaardig initiatief opgevat, voor de heemkundigen en belangstellenden een reeks van een tiental brochuren uit te geven over de heemkunde en haar betrekking tot de aanverwante wetenschappen.
De bedoeling is, een soort 'encyclopedie' op te stellen, waarin de heemkundigen leiding en opheldering vinden in hun navorsingen van zo uiteenlopenden aard.
Bij ons weten is er in onze taal geen enkel boek, dat zo grondig het probleem der heemkunde onderzoekt en ook oplost, als dit eerste deel der reeks. In een lang eerste hoofdstuk
| |
| |
(p. 17-97) schetst de schrijver het historisch perspectief. Ontstaan uit de volkskunde, dankt de heemkunde aan de moderne ontwikkeling van de geschiedenis haar sterk op het verleden gericht wezen, terwijl de algemene verheffing van het kultuurpeil het haar de laatste dertig jaar mogelijk hebben gemaakt meer en meer tot alle lagen van de bevolking te kunnen doordringen. Na gezocht te hebben naar een volledige definitie van deze jonge wetenschap, besluit de auteur met enkele vluchtige beschouwingen over het belang, de practische toepassingen en de gevaren der heemkunde. Op sommige plaatsen overstelpt hij den lezer met massa's citaten uit allerlei auteurs, philosophen, historici, heemkundigen, paedagogen, en zo meer: hij had wel wat spaarzamer mogen zijn. Maar gezien de hele reeks bedoeld is als een 'encyclopedie', heeft hij meteen een arsenaal van geleerde prachtspreuken voor de verbreiders der heemkunde opengesteld.
M. Dierickx
| |
Kunst
Geddes MAC GREGOR, Aesthetic experience in religion. - Macmillan en Co. Ltd., London, 1947, 264 pp.
Het probleem van het aesthetisch gevoel en de religieuze ervaring wordt in het boek van Geddes Mac Gregor 'Aesthetic experience in religion' aan een nieuw onderzoek onderworpen. De belangstelling voor dit probleem is na de verrassende beschouwing van Henri Bremond nog steeds groeiende. Daaraan danken wij o.a. het voortreffelijk boek van Dr. L. Vander Kerken S.J. over dit onderwerp, en nu ook bovengenoemd werk.
Hij stelt zich voor de kwestie grondig te behandelen, en na de lezing van dit boek zijn wij daarover zeker niet teleurgesteld, vooral ook, omdat de schrijver steeds weer begrijpelijk en boeiend bleef, zelfs voor den philosophisch weinig geschoolden lezer. Lezend in deze verhandeling komt men tot de conclusie, dat de schrijver zeer veel dankt aan den Italiaansen philosooph Croce. Wel worden zijn theorieën niet geheel aanvaard. Zo verwerpt hij b.v. het idealistisch agnosticisme van Croce. Na de analyse van Croce's gedachtengang, vestigt hij de aandacht op St. Thomas van Aquine. Ook hier is zijn sympathie niet onvoorwaardelijk. Ofschoon hij niet zonder kritiek de kenleer van St. Thomas kan aanvaarden, voelt hij toch in menig opzicht meer voor de oplossing der Thomisten dan voor de stellingname van Croce.
Het tweede deel van dit boek behandelt onze kennis van God. Dit gedeelte is zeer rijk aan inhoud door het goede historisch-philosophische overzicht van de Katholieke gedachtenwereld, bijzonder zoals daze zich manifesteert bij de mystieke schrijvers. Vaak komt de auteur hier tot verrassende en klare formuleringen, waardoor dit gedeelte ongetwijfeld het belangrijkste is. Telkens opnieuw blijkt ook zijn grote belezenheid op het gebied van de mystieke en aesthetische literatuur. Ondanks de goede kwaliteiten van deze verhandeling, laat zij ons toch nog onbevredigd. Zo werd dit boek wel een belangrijke bijdrage tot een dieper indringen in het probleem, maar het betekent geenszins het laatste woord over dit vraagstuk, wat zeker ook niet de bedoeling van den schrijver was.
C. de Groot
C.J. EUSTACE, An infinity of question. A study of the religion of art, and of the art of religion in the lives of five women. - Dennis Dobson Ltd, London, 1946, 170 pag.
In dit boekje wordt het leven beschouwd van vijf zeer begaafde vrouwen, die voor den schrijver een aanleiding waren, om een studie te maken over de religie der kunst en de kunst der religie.
De keuze, die C.J. Eustace deed, lijkt op het eerste gezicht iets willekeurig. Hij neemt als studieobjecten: Helen Foley, Katherine Mansfield, France Pastorelli, Elisabeth
| |
| |
Leseur, en Sint Theresia van Lisieux, figuren die gemakkelijk met anderen kunnen worden aangevuld, en zelfs al is dit wellicht iets moeilijker door anderen zouden kunnen worden vervangen. Toch belichten juist deze vrouwen in een vijfvoudig aspect zeer gaaf zijn visie, die hij ons wil meedelen.
De analyse, die de schrijver geeft, is zeer diep en ontroerend door het sympathieke navoelen van deze tedere vrouwen zielen. Zelf werd hij sterk beïnvloed door de gedachtenwereld van Maritain, die ook in de ontwikkeling van zijn ideeën duidelijk valt te onderkennen, ofschoon hij ze zeer persoonlijk heeft verwerkt. Een kostbaar boekje van een fijne geest. Een verrassing is ook de reproductie van enkele weinig bekende photographieën, die in de uitgave zijn opgenomen.
C. de Groot
E.J. WATKIN, Catholic Art and culture. - Hollis and Carter, London, 1947, 183 pag., 41 illustr., 18 $ net.
Het beeld dat E.J. Watkin in dit boekje ontwerpt van de cultuur is verrassend en belangwekkend. Hij ziet het cultuur-historisch proces zich ontwikkelen als het natuurphenomeen, dat zich volstrekt in de vier grote etappen van lente, zomer, herfst en winter. Ook in het geestesleven der mensen volgen de seizoenen elkaar op. De klassieke herfst is tegelijk de christelijke lente. Daarop volgt de zomer der middeleeuwen, met de laat-zomer van de renaissance. De barok vertegenwoordigt de herfst, en zo volgt noodzakelijk de winter van de moderne tijd.
Bij iedere periode echter plaatst Watkin waardevolle opmerkingen en steeds vindt hij pakkende formuleringen voor de uitingen van de kunst en het geestesleven.
Wij zouden slechts nog den schrijver willen vragen: 'Wat volgt er na deze winter van de cultuur? Is het een nieuwe lente of een apocalyptisch einde?'. Laten wij vertrouwen op een nieuwe en schone voortzetting, zoals ieder jaar ook de natuur op hernieuwde wijze haar ontwikkeling voortzet in de jonge lente. Bedriegen de tekenen niet, dan schuilt onder de verdorde bladeren van dit huidige winterse seizoen de blijde aanzet van een beloftenvolle lente.
C. de Groot
Edgar De BRUYNE, L'Esthélique du Moyen-âge. - 'Essais Philosophiques', Editions de l'Institut Supérieur de Philosophie, Leuven, 1947, 260 blz.
Na zijn Etudes d'esthétique médiévale (zie bespreking K.C.T. Streven Mei 1948, p. 888), behandelt Prof. De Bruyne in dit nieuwe boek nogmaals dezelfde stof, doch in kleiner bestek. Het is nochtans helemaal geen louter résumé of een soort verkorte uitgave; doch, terwijl de Etudes de middeleeuwse aesthetiek eerder historisch analyseerden in hun 800-jarige ontwikkeling, wil dit nieuwe werk een helder-overzichtelijke synthese geven dezer aesthetiek vanuit de grote hoofdgedachten die haar beheersen. Het is veelmeer een historisch gestoffeerde gedachtelijke conclusie dan een samenvatting, en als zodanig een uiterst nuttig en zelfstandig complement bij het grote werk in drie lijvige boekdelen dat eraan voorafging.
L. Vander Kerken
| |
Nagekomen correcties op het art van den Heer Philip van Isacker:
p. 1139 |
6e r.v.o.: |
er staat: 341.542.000; lees: 341.524.000; |
p. 1142 |
13e r.v.b.: |
er staat: van 246 op 110; lees: van 246 op 106; |
|
10e r.v.o.: |
er staat: van 24,4 op 11,9; lees: van 20,2 op 15; |
p. 1143 |
21e r.v.b.: |
lees: De vier uitsluitend Waalse provincies boeken een verlies van 35.000 inwoners, de vier uitsluitend Vlaamse provincies een verlies van 241.000 inwoners; |
|
17e r.v.o. |
er staat: 381 inw.; lees: - 381 inw. |
|
|