| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst en ascese
Yves de MONTCHEUIL S.J., De Kerk en de wereld van vandaag, vertaald door Mr W.J. van der Hulst. - De Toorts, Heemstede 1947. (Naar een nieuwe christenheid, deel 1).
Schr. was vóór en onder de laatste oorlog theologie-professor aan het Institut Catholique te Parijs en werd in 1944 door de Duitsers gefusilleerd wegens geestelijke hulp aan de maquisards. In het hier van hem vertaalde boek 'L'Eglise et le monde actuel' zijn een reeks openbare of geheime conferenties samengebracht welke vanuit de leer der Kerk richtlijnen, geen uitgewerkte programma's maar 'dynamische schema's', geven voor de opbouwende invloed die de katholiek steeds op het wereldlijk terrein moet uitoefenen. Dàt hij daartoe verplicht is, is een der hoofdgedachten van dit boek, een leidende idee ook van den schr., die daardoor tenslotte zijn dood heeft gevonden. Een andere hoofdgedachte is deze: dat wij niet slechts moeten streven naar een maatschappij welke gebouwd is op de rechtvaardigheid, maar, daarin en daarboven, ook naar een gemeenschap, gegrond op de liefde tot allen als personen. Deze visie vinden wij bijzonder uitgewerkt in de hfdst. over 'het sociale vraagstuk' en 'de gemeenschap', maar zij doortrekt ook alle andere. Bijzonder actueel is het laatste over 'liberalisme en godsdienstige verdraagzaamheid', waarin uitgaande van een bekend al of niet authentiek gezegde van Louis Veuillot o.a. beklemtoond wordt dat het veroveren voor den waren godsdienst nimmer door dwang kan geschieden. De vertaling is goed. De vertaler heeft de eerlijkheid om te vermelden wanneer hij één frans woord door méér nederlandse weergeeft, hetgeen soms inderdaad noodzakelijk is. Of hier 'patrie' soms door 'vaderland' en soms ook door 'volk' moet worden vertaald, betwijfelen wij.
P. Schoonenberg
Fr. SCHWENDIMANN, De H. Hartverering en de zielzorg, vertaald en bewerkt door Redemptus Huf O.C.R. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1948, 254 blz.
Een professor in de pastoraaltheologie schrijft dit boek voor priesters, om hun te tonen welk een door de H. Kerk aanbevolen en in zich waardevol hulpmiddel bij de zielzorg de H. Hartverering is en hoe zij dit middel hebben te benutten. Na een theoretisch hoofdstuk over 'zin en betekenis van de H. Hartdevotie' wordt deze verder geconfronteerd met de ascese van den priester zelf en met allerlei vormen van zielzorg, waarbij ook alle bijzondere vormen dezer devotie, zoals viering van eerste Vrijdag, H. Uur, enz., ter sprake komen. Zeer waardevol is dat dit boek sluit met de nederlandse vertaling der encyclieken Annum sacrum van Paus Leo XIII en Miserentissimus Redemptor en Caritate Christi van Pius XI.
Het is de opzet van dit boek de H. Hartdevotie vooral te beschrijven naar de kerkelijke documenten. Zeer juist wordt erop gewezen, dat de zin van een bijzondere verering van het Hart van onzen Heer niet op de eerste plaats moet gezocht worden in een physiologische beschouwing over het menselijk hart, maar in de overeenstemming met een kerkelijke traditie (blz. 33 v.), waarbij de nadruk wordt gelegd op de continuïteit tussen deze devotie en de zeer oude verering van Christus' zijdewonde (blz. 35). Wij hadden dit graag veel wijder uitgewerkt gezien, aangezien dan juist de liturgische documenten in zeer ruime mate hadden kunnen worden benut. Behalve naar één artikel van Hugo Rahner hadden wij graag naar heel diens oeuvre in dit opzicht verwezen gezien, temeer daar de schr. op het eind van zijn voorwoord op dezen theoloog schijnt te zinspelen. Ook had genoemd kunnen worden het artikel van Guy de
| |
| |
Broglie S.J.: L'Eglise, nouvelle Eve, née du Sacré Coeur, Nouvelle Revue théol. 68 (1946) 3-25, ook opgenomen in: Le Sacré Coeur de Jésus et la doctrine du Corps mystique, verslagboek van het H. Hartcongres van Parijs in Juni 1945, uitgegeven Toulouse-Montmartre 1946.
P. Redemptus Huf zorgde niet alleen voor een goede vertaling, maar ook voor verwijzing naar Nederlandse literatuur, o.a. naar het boek van Verheylezoon.
P. Schoonenberg
Joannes Leo DEHON, In Jesus' Hart. Nederl. uitgave bezorgd door Dr H. Dorresteijn S.C.J. Eerste Deel. - Schenk, Maastricht, z.j. (1948), 596 blz.
Wel weinigen zijn er ooit zo gerechtigd geweest een boek met overwegingen voor iedere dag van het jaar over het H. Hart uit te geven als P. Dehon, de stichter van de Congregatie der Priesters van het H. Hart, toen hij zijn L'Année avec le Sacré Coeur publiceerde, dat ons hier in een vlotte Nederlandse vertaling wordt aangeboden.
Het boek maakt geen verrassende indruk, het is niet vol van interressante vues en originele wendingen. Maar het bezit de eenvoud en rust der klassieke ascetische werken, het volgt, zoals de Franse titel aangeeft, de liturgische jaarkring, en iedere meditatie is opgebouwd volgens het door de traditie als goed bevonden schema en harmonisch in drie punten ingedeeld.
En vooral: P. Dehon heeft bereikt wat hij volgens zijn eigen Voorwoord nastreeft: 'iedere dag te beginnen met een overweging die van de geest van Jezus' Hart doortrokken is.' Men voelt, dat hij, zoals hij het ons voorhoudt, 'met een zuiver hart en in diepe ingetogenheid' Jezus' mysteriën heeft overwogen.
Er wordt voor iedere overweging rijke stof geboden; de omvang is per dag ongeveer 2% bladzijde. Dat is dus zeker wel genoeg voor een meditatie van een uur; zij die korter mediteren vinden daarin een rijke geestelijke lezing.
Het boek heeft nog een kwaliteit die niet onvermeld mag blijven, omdat deze uit de titel niet blijkt. Aan het begin van iedere maand worden twee aparte overwegingen gegeven voor de maandelijkse recollectie.
Het boek is ook uiterlijk zeer goed verzorgd; de totnutoe in ons land nog niet zo erg bekende uitgever heeft hiermee een goede beurt gemaakt!
L. Rood S.J.
Dietrich von HILDEBRAND, Het Huwelijk. Nederlands van J. Maertens. - 'Pretiosa Margarita', De Kinkhoren, Brussel-Amsterdam, 1947, 70 blz., ing. Fr. 45, geb. Fr. 70.
Hoe verstrekkend en ingrijpend de invloed van dit boekje geweest is op heel de actuele familie- en huwelijksliteratuur zal bezwaarlijk kunnen overschat worden. Heeft het immers destijds niet door zijn nieuwe oriëntatie onverwachte horizonnen opengezwaaid en den beginstoot gegeven aan verrijkende bezinningen Daarom kwam de vertaling van dit waardevol boek de verwachtingen van zovelen tegemoet. En al werd sedert onafgebroken en met nog fijnere nuanceringen en schakeringen over het huwelijk geschreven, zelden zou men bladzijden kunnen aantreffen meer vol, meer innig en meer ernstig. Voor wie de adel en kracht van de huwelijksliefde peilen wil, blijft D. von Hildebrand de gezagvolle en wijze leider. Zijn woord is zijn overtuiging: hij heeft er vervolging voor geleden. Zijn woord is evenwichtig, en elke waarde plaatst hij op de haar door God bepaalde plaats. (Zie de hoofdstukken: Huwelijk en kloostergeloften, Huwelijk en Maagdelijkheid). Zijn woord is wellicht wat zwaar van toon, maar hij gaat tot den kern van de zaken. Samen met 'Die Sacramentale Weihe der Ehe' van K. Adam (Freiburg, Herder 1930) en 'Compagnons d'Eternité' van P. Carré (Parijs, Ed. du cerf, 1938) blijft dit een der parels uitmaken van de christelijke huwelijksliteratuur.
Het enige wat wij kunnen betreuren is, dat de inleider niet in een paar scherp en vast omlijnde bewoordingen aan de leer van de H. Kerk in dit domein heeft herinnerd.
| |
| |
Want sedert het decreet van het H. Officie (29 Maart-1 April 1944. A.A.S. XXXVI, 1944, blz. 103) moeten wij sommige passages omtrent zin en primair of secundair doel van het huwelijk in een zeer bepaalden zin interpreteren. Al blijft het de onvolprezen verdienste van Hildebrand op den dieperen zin, de 'Wijgemeenschap', en de onderlinge vervolgmaking door het huwelijk gewezen te hebben, niet even duidelijk heeft hij bevestigd hoe de relatie tot het kind even zeer tot het intrinsiek en essentieel doel van het huwelijk behoord. Het wil ons voorkomen dat in het eerste gedeelte ook te uitsluitend gewezen wordt op de natuurlijke goedheid van de huwelijksliefde zonder de vermelding, dat, samen met de natura vulnerata ook de liefdegemeenschap van het huwelijk aangetast werd, en het sacrament ontbeert niet alleen om verheven maar ook om gesaneerd te worden.
Wij mogen echter niet nalaten den uitgever van harte geluk te wensen. Door deze keurige uitgave werd een nieuw bewijs geleverd dat ook onze uitgevers weldra zullen kunnen wedijveren, zoals weleer ten tijde van Moretus Plantijn, met de beste Europese, zelfs de Ars Sacra van München, om door de artistieke en smaakvolle illustratie de feestelijke stemming van het boek te verhogen.
P. de Meester
Johannes JORGENSEN, De Heilige Franciscus van Assisi, naar het Deens door P. Stanilas van de Velde, O.F.M. - 5e herziene Dr., Lannoo, Tielt, 1947, 260 blz.
Onafscheidelijk zijn de namen Johannes Jörgensen en Franciscus van Assisi verbonden: aan het Franciskaanse Italië en zijn grootsten heilige dankte de jonge Deen eens zijn geloof; zijn met zorg toen bewerkte biographie was het grote getuigenis van een bewonderende dankbaarheid. Het werd overigens gehoord in den heroïschen tijd vóór 1914; dank zij Jörgensen bloeide, in de literaire en artistieke kringen van vele landen, het Franciskanisme op: heeft één religieuze stroming, op het culturele leven der laatste vijftig jaar, wel even weldoende ingewerkt?
Geschiedvorsers hebben, sinds Jörgensen verscheen, het leven van den heilige sekuurder naar voren gebracht; essayisten en kunstenaars hebben zijn geest en gestalte intens doen leven; de ouder wordende Deense dichter volgde echter en werkte bij. Deze nieuwe verbeterde uitgave bewaart dan de warme toon van de eerste, de levenswekkende belijdenis; waarbij de zekerheid wordt gevoegd van wie, goed ingewerkt, jarenlang met het onderwerp vertrouwd bleef.
Em. Janssen
| |
Wijsbegeerte
H. ROBBERS, Wijsbegeerte en Openbaring. - Het Spectrum, Nijmegen, 1948, 192 blz.
De verdienstelijke 'Bibliotheek van Thomistische Wijsbegeerte' werd verrijkt door dit nieuwe boek van Prof. Dr H. Robbers, die in 1943 deze reeks inleidde met zijn Menschelijk weten over God en Schepping. (Cfr Streven, XI, 1943-44, blz. 241). Werd in dit laatste werk onderzocht, wat we door het natuurlijk, zedelijk inzicht over God kunnen kennen, nu zet de schrijver een stap verder en vraagt zich af, wat ditzelfde rationeel inzicht weet over de mogelijkheid van een positieve goddelijke openbaring. Deze openbaring zelf kan door de natuurlijke rede niet doorlicht worden, maar wèl kan de wijsgeer zich afvragen, hoe de menselijke geest de mysterieuze mededeling van God kan ontvangen. De schrijver ziet de mogelijkheid hiervan in de 'potentia obedientialis', of het openstaan van den menselijken geest voor al het zijnde, ook voor het wezen zelf der H. Drievuldigheid. Heel het boek is tenslotte niets anders dan een uitwerking van deze potentia obedientialis die de rede, op zichzelf door reflexie terugkerend, in zichzelf kan ontdekken. Bij deze uitwerking heeft de schrijver aangeleund bij de dynamische interpretatie van de Thomistische kennisleer, zoals we die vinden bij J. Maréchal en K. Reimer en door de godsdienstphilosophie van M.
| |
| |
Blondel. Ook invloeden van Kant, Hegel en het existentialisme zijn in dit werk merkbaar. Het lag klaarblijkelijk in de bedoeling van den schrijver de Thomistische grondstellingen te verrijken met al de waardevolle bijdragen van de nieuwe godsdienstphilosophie. Daarom heeft hij, naar onze bescheiden mening zeer terecht, bij het begin van zijn boek uiteengezet, hoe voor S. Thomas onze geest, in elk oordeel 'strevend uitgrijpt naar het absolute', zonder dit absolute onmiddellijk als object te kennen (hfd. II). Brengt men dit aspect van de Thomistische kennisleer naar voren, dan wordt het begrijpelijk, dat de menselijke rede door haar natuur zelf gericht is op God, en in staat zal zijn de goddelijke openbaring kennend en beminnend te ontvangen en in zich op te nemen. Dan wordt het ook mogelijk, om de moderne philosophie, die door het probleem van de 'transcendentie' a.h.w. wordt gefascineerd, tegemoet te treden. De schrijver beheerst dan ook volledig het onderwerp, waar hij betoogt, dat de bovennatuurlijke kenorde niet strijdt met de metaphysiek (hfdst. III) en waar hij de verhouding schetst tussen de philosophie en het Christendom (hfdst. IV). Het laatste hoofdstuk over 'de metaphysische plaats van het heilige en den heilige' handelt over het geloof, het wonder, de Kerk, de traditie, het offer, het gebed en den heilige, steeds van wijsgerig standpunt uit bezien.
Op het gebied van de godsdienstphilosophie, in den breden zin genomen, zijn we in ons Nederlands taalgebied en van katholieke zijde te karig bedeeld, opdat we het verschijnen van dit degelijk werk niet met vreugde zouden begroeten.
F. De Raedemaeker
Nicolai BERDJAJEW, Slavernij en Vrijheid. - Pantheon, Amsterdam, Het Kompas, Antwerpen, 1947, 348 blz.
Dit boek is zeer kenschetsend voor het eigenaardig 'eschatologisch' existentialisme of personalisme van Berdjajew. De inhoud verschilt weinig van het Essai de métaphysique eschatologique dat we recenseerden in Streven XIV, 1947, bl. 859. Al wat geobjectiveerd is, ai wat in begrippen kan worden uitgedrukt, heel de geschiedenis zoals deze in den tijd verloopt, de objectieve beschavingsvormen, alles tenslotte wordt door Berdjajew als zonde en verval gebrandmerkt, behalve de loutere subjectiviteit, de vrijheid, de persoonlijkheid, de creativiteit, de geest of hoe men het ook noemen wil. Want noemen moeten we alles toch zelfs het onuitsprekelijke, het totaal inhoudlose, het puur subjectieve. Tot welke vreemde conclusies dit hypersubjectivisme leidt moge blijken uit één enkel citaat: 'Dat griezelig en verschrikkelijk verschijnsel van het menselijk leven, dat we heden ten dage een totalitaire staat heten... is een revelatie van de ware natuur van den staat, van het gezag' (bl. 180). Geen enkel van de talrijke en belangrijke problemen die in dit boek worden behandeld wordt correct gezien, bij gebrek aan een ware metaphysiek welke het objectieve met het subject weet te verbinden.
De Nederlandse vertaling van Guy Voets geeft voldoening.
F. De Raedemaeker
Paul ORTEGAT, S.J., Intuition et religion. Le problème existentialiste. - Bibliothèque philosophique de Louvain, Nauwelaerts, Leuven, Vrin, Parijs, 1947, 248 bladzijden.
Schrijver weet met een fijn aanvoelen en een juist oordeel in de felomstreden gedachtenstroming van het 'existentialisme', de waardevolle elementen te onderkennen en te belichten, en tevens op het gevaar van een eenzijdige beklemtoning dier nieuwe aspekten te wijzen.
Hij zelf duidt op het enigszins arbitraire van de versmelting tot één geheel van de zo verschillende vertegenwoordigers van het 'intuitionisme' - Kierkegaard, Nietzsche, Jaspers, Scheler, Heidegger, Bergson, Marcel, Sartre - Daar schrijver scherp het nihilisme van het fideïsme onderscheidt, en daar hij zijn vooropgezet plan zeer streng nakomt, ontsnapt hij aan de meeste moeilijkheden van zijn werk.
Twee grondvragen lijken echter
| |
| |
niet ten volle behandeld: Is de geloofsdaad werkelijk alleen de 'natuurlijke' geloofsdaad, zoals blz. 169 wordt aangegeven of gaat het over de daad van een 'concreet' mens dus bovennatuurlijk, zoals blz. 185 uitwijst? - Nergens ook vinden we een grondige kritiek van de betekenis der option of van de vrijheid in de menselijke handeling.
Het boek, dat vlot en aangenaam leest - een niet te versmaden factor voor bredere verspreiding - is zeer interessant voor de geopende perspectieven, veel meer dan door de rechtstreeks gefundeerde opbouw. Misschien vloeit dit voort uit het feit dat de besproken philosophen ook als ze over het geloof handelen louter natuurlijk willen blijven doch tevens al het concrete zijn willen omvatten, standpunt dat ook in de kritiek dier stelsels bewaard blijft. Maar hebben we dan nog een streng-geordende wetenschap? Zo het boek alleen als. een kritiek is bedoeld, verder uit te bouwen in een 'Philosophie de la Religion', dan is de bondigheid van het derde deel geheel gerechtvaardigd.
R. Hostie
| |
Taal en letterkunde
Richard DEWACHTER, Pietje de bezembinder. - De Vlijt, Antwerpen, z.j. (1948), 100 blz., Fr. 60.
Dit is, op een achtergrond van onbaatzuchtige en gelukkige armoede, de geschiedenis van een verloren zoon, die den weg naar het vaderhuis weervindt en den geest van zijn ouders. Een doodgewoon volksboek; maar als zodanig uitstekend. Nooit, menen we, schreef Richard Dewachter iets beters, en 'De Vlijt' had wel gelijk toen ze, met dertig pentekeningen van G. De Bruyne, de uitgave zo fraai maakte.
Em. Janssen
Dr R. van BRAKELL BUYS, Drie dichteressen uit het Victoriaanse tijdperk. Christina Rossetti, Emily Brontë, Elisabeth Barrett Browning. - H.J.W. Becht, Amsterdam, z.j. 352 blz.
Dit boek verheugt ons om veel redenen. De schrijver kiest werkelijk de drie meest representatieve dichteressen uit het Victoriaanse tijdperk; hij stelt ze tegenover elkander: de weemoedige godsdienstige, de vereenzaamde sfinks met in zich een hel en een hemel, de uitbundige levende en beminnende. Hij vervlecht dichtkunst en leven; de meestbekende gedichten haalt hij aan en licht hij toe. Een boek als dit is voor eenieder een genot en een verrijking.
Poëzie en liefde: de woorden horen samen voor ieder van deze vrouwen. Een half ontgoochelde half beknelde liefde; een besloten vulkaan van liefde; een liefde die haar weg vindt en jubelt. Wellicht had de auteur nog dieper kunnen graven; wellicht vinden sommigen zijn proza luidruchtig en zijn beweringen globaal. Over geen van deze gevallen spreekt hij het alles verklarende, het bevrijdende woord; maar driemaal worden we opgenomen in het geheim van een mensenziel, en driemaal treedt de poëzie op ons toe, bewogen en ontroerend.
Em. Janssen
Julia TULKENS, Zo zingt mijn blondje. - De Pauw, Leuven, z.j. 52 blz., Fr. 65.
Deze bundel bevat 42 korte versjes, telkens in den mond van een aankomend meisje gelegd. Bij elk stukje een illustratie; telkens als U een blad omkeert, staat U, door tekening en kleuren, opnieuw verrast. Weinige boekjes voor de jeugd zijn zo keurig en bekoorlijk.
Waardig draagt de tekst zulke voorstelling en illustratie. Kinderlijke opmerking en fantasie, spel en dromen, vroomheid en luchtigheid; de seizoenen en de kerkelijke feesten; het huiselijk leven en de legenden: alles vindt zijn plaats, opgenomen in dezelfde zangerige gevoeligheid, die af en toe iets kunstmatigs behoudt en door het gemakkelijk-oppervlakkige niet altijd heendringt.
Voor aankomende meisjes warm aanbevolen.
Em. Janssen
| |
| |
Joy WALDA, Mister Field. Uit het Frans vertaald door Cyriel Verleyen. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1948, 307 blz., Fr. 80.
Van Joy Walda kenden wij reeds het allerbekoorlijkste Laat mij verder varen; dit nieuwe boek van hem voldoet niet aan onze hooggespannen verwachting.
Weer gaat het over Ierland. Weer vinden mensen elkander - lichamen, geesten, harten - langs allergeheimzinnigste wegen; weer zijn natuur en mens, leven en dood, tijd en eeuwigheid, schepping en God als versmolten tot een gloeiend geheel: duister en licht, hunkering en bezit, beproeving en Voorzienigheid, lijden en liefde. Weer, en méér nog dan de eerste maal, laat de auteur zijn onthutsend en ontroerend talent blijken, zijn creatieve begaafdheid en peilen in mysteries van ziel, heelal en geloof; weer laat hij ons verhopen dat hij onder de allergrootsten eens zijn plaats vindt.
Maar groter wordt de vrees: misschien gebeurt het nooit. Want herhaaldelijk en in velerlei opzicht wordt de maat overschreden: die van de waarschijnlijkheid, zelfs in een fantastiek verhaal; die van de bezinning, van de innigheid zelfs, van de soberheid, van de artistieke voltooiing. Zodat, al is het nog niet geschied, de gebreken de hoedanigheden dreigen te overwoekeren.
Nog verdient dit bekoorlijke boek - van Mister Field, Jeanne Saint-Hoon en de zwaluwen - een warme aanbeveling. Maar van dezen auteur verwachten wij iets beters.
Em. Janssen
Jos van der STEEN, Ernest Hemingway, De stem van het verloren geslacht. - Katholieke Vlaamse Hoogeschooluitbreiding, verhandeling 395, Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 46 blz., Fr. 15.
Het verheugt ons dat, van Katholieke zijde uit, de bekende Amerikaanse romanschrijver aan ons publiek wordt voorgesteld. Met heel veel belangstelling vernemen wij het veelvuldig gedetailleerde dat de auteur ons weet te vertellen; maar ontgoocheld leggen wij, na lezing, het boekje weg, omdat de synthetische greep, het veel verklarend doorzicht, de literaire kritiek, de vormgeving en stijl zozeer in gebreke blijven.
E.J.
Anthonie DONKER, De einder. Verzamelde gedichten gekozen uit de bundels Acheron, Grenzen, Kruistochten, de Draad van Ariadne, Gebroken licht, Onvoltooide symfonie, Oreus en Orpheus. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1947, 241 blz., geb. Fl. 6.90.
In den Winter van 1944-1945 herzag Anthonie Donker al zijn verzenbundels van voor 1941. Hij schrapte en verbeterde, behield het meeste en voegde soms een ongebundeld gedicht in. Hier ligt het resultaat: een lijvige verzameling, die de gehele voorgaande periode overschouwen laat en afsluit. Minder intellectualistisch dan Verwey, neigt deze dichter naar bewogenheid en mysterie. Onderwerpen kiest hij allerhande: literaire of épische gestalten, ervaringen, ontmoetingen, reizen, bespiegelingen. Hij bezingt ze op veel tonen, maar altijd doktoraal en reflexief. Het zijn kleine onderwerpen, zorgvuldig afgelijnd, en dan doorpeild tot een afgrondje opengaat. Kleine sfinkjes worden er vele gevangen, en telkens onthullen zij een verbazend geheimpje; maar nooit voelen wij ons duizelig en verbijsterd, doorzengd van gloed en opgenomen in de muziek der sferen. Anthonie Donker schrijft werkelijk poëzie, verzorgd, voornaam, verrassend zelfs en enigermate aangrijpend; nooit echter overweldigend en transformerend. Dichten is voor hem: dagelijkse lectuur en ervaring schif ten, ze verwerken tot een langzaam vorderend inzicht en overtuiging. En al gaat dat inzicht geleidelijk naar mysterie over en naar godsdienstigheid, het mist zelfvergeten en overgave, om als het ware mystiek te worden. In den verzamelbundel, 'de Einder' kan ieder letterkundige heel veel leren: techniek, vormverfijning, de symboliek der kleine dingen, veel geheimen van de mensenziel. Ja, alles kan hij wel leren, behalve de grotere, de waarlijk gevleugelde dichtkunst.
Em. Janssen
| |
| |
Pierre Louis BOREL. La vie d'Alfret Thélin. I. L'éveil des passions. - Edition du Griffon, Neuchâtel, 1947, 278 blz.
Een jonge Zwitser, van protetantse familie, verhaalt zijn jeugd: studiën en vacantie, ontmoetingen en eerzucht, strijd en vreugde; tot hij, benauwd in zijn weinig vitaal christendom, door Nietzsche en Gide beïnvloed, geheel goddeloos en vertrouwend op de pas veroverde vrijheid, het leven ingaat.
Denk echter niet aan een verderfelijk boek. Andere delen zullen volgen; na de godsdienstige en zedelijke crisis zal de held, geleidelijk, het christendom in zich voelen herleven. Voltooid, zal dit werk hopelijk de protestantse tegenhanger zijn van Malègue's Augustin ou le maître est là. En zulk oeuvre, voor ieder katholiek lezer weliswaar niet geschikt, verdient toch vooreerst, om veel redenen, sympathie en waardering.
Intussen hebben we nog slechts het eerste deel in handen. Onze eerste indruk daartegenover is: werkelijkheid. Door het artistiek procédé zelf: een jonge man, die, schijnbaar zonder vooropgezette plannen, zijn jeugd verhaalt en belijdt; - door het kunstenaarstemperament van den schrijver: naast de grote Franse klassieken, moet hij Proust en Gide tot meesters hebben gekozen; - door zijn menselijkheid: diep religieus, veelzijdig artistiek, eerder kritisch dan creatief, ruim van begrijpen en buitengewoon oprecht. Wij ontvangen wellicht den aanvang van een stylistisch meesterwerk, van een allerbelangrijkste tijdsdocument, van een veelvuldig resonerend getuigenis. Katholieke lezers mogen geen enkel ogenblik de protestantse houding vergeten tegenover menselijke natuur, driften, zonde en schuld, de vergankelijke aarde. Op die voorwaarde alleen, zal het boek, dat een paar malen het Katholicisme eerder tegemoet treedt, heilzaam inwerken.
Em. Janssen
'Letters of Eric Gill', edited by Walter Shewring, Cape, London. 15s. 480 p.
Eric Gill (1882-1940) is een der grootste Engelse kunstenaars van deze eeuw. Vooral zijn beeldhouwfaam. Hij graveerde, ontwierp lettertypes, gaf lezingen, schreef boeken, essays en veel brieven. In 1913 gingen hij en zijn vrouw over tot het Katholiek geloof. En juist als Katholiek was Gill zo'n pracht figuur: nederig en toch zeer zeker van zichzelf en een grote dosis 'common sense'. Hij had de weidse, onbekrompen levensopvatting van de geboren Katholiek, en hij voelde het als een plicht zijn levens-philosophie te propaganderen. Daarom ook zijn deze brieven zo interessant, omdat zij ons een meer gedetailleerd commentaar geven op zijn 'Autobiography' die een maand na zijn dood verscheen.
Godsdienstige, politieke, sociale, economische vraagstukken worden besproken en getoetst aan de maatstaf van het gezond verstand. Over aesthetica als zodanig vinden wij betrekkelijk weinig hier, daar dit voor Gill slechts een aspect was van de waarheid en het leven. Achter in dit boek vinden wij een zes pagina lange alphabetische index van de zeer gevarieerde onderwerpen behandeld in de brieven. Voorin is een lijst van de 33 kranten en periodieken en de ongeveer 60 personen aan wie de brieven geadresseerd waren. Deze collectie van 344 brieven is geenszins compleet, maar wel representatief; zij gaat over de periode 1900-1940, hoewel de meeste brieven van de laatste vijf jaar zijn.
Gill's vriend Walter Shewring heeft een goede keus gedaan en de brieven zorgvuldig uitgegeven. Er zijn 12 illustraties, speciaal portretten en facsimiles.
J. van de Poel
| |
| |
| |
Kunst en cultuur
Dr M. BOEREBOOM, Handboek der muziekgeschiedenis. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1947, 592 blz., ing., Fr. 250, geb. Fr. 300.
Dit is de eerste Vlaamse muziekgeschiedenis. Dat wil zeggen, dat zij bijzondere aandacht geschonken heeft aan de muziek van eigen bodem. Daarin heeft de schrijver groot gelijk: wij kennen onze schatten niet; dat geldt ook voor de oude Nederlandse polyphonie, die eertijds in Europa overheerste. Daarom is het boek hoogst welkom. Trouwens het is een heerlijk boek: het werk van een musicoloog en muziekcriticus, die zelf de kunst beoefent als een virtuoos, maar ook van een humorist. Het is dan ook degelijk, scherp van ontleding, fijn geschreven. Men zal het raadplegen bij gelegenheid van een muziekuitvoering, een boek, dat ieder radioluisteraar bij zich mocht hebben.
Na het lezen van het hoofdstuk over Schumann dacht ik: 'Waarom heeft mijn pianoleraar mij vroeger zulke zaken niet verteld?' Ja elke muziekleraar zou bij gelegenheid iets van de muziekgeschiedenis aan zijn leerling moeten vertellen. Met recht immers zegt de schrijver van Chopin 'dat men zijn werk niet kan begrijpen zonder een diepere kijk in zijn levensloop.' Dat geldt van vele kunstenaars. Men zou er bij kunnen voegen: 'Zonder een zeker kennis van tijd en milieu'. Dat heeft schrijver als echte humanist ingezien. 'Om de muziek niet te isoleren van de grote geestesstromingen', zegt hij (blz. 7) 'wordt betrekkelijk veel plaats afgestaan aan algemene cultuurfeiten.' Deze muziekgeschiedenis is dan ook synthetisch: één enkele blik op de inhoudsopgave toont het dadelijk. En dat is een grote verdienste. In de ogen van menig liefhebber zal het geen mindere verdienste zijn, dat hier de evolutie der muziek geschetst wordt tot 1945. Anderen echter zullen er minder mee ingenomen zijn: geschiedenis immers vereist een zekere afstand en het is lastig de waarde van vooruitstrevende modernen te schatten. Daarenboven zullen ze wellicht opmerken, dat Tjaikowsky meer dan twintig regels verdient, als Schünberg zes bladzijden krijgt en Bartok vier. Van den eerste horen wij zoveel in de radio en daar mag zeker rekening mee gehouden worden. Daarbij beide laatsten zijn toch slechts toegankelijk voor enkelen. Wat ik daar zeg van Tjaikowsky geldt voor meer dan een componist. Wat er over hen geschreven is, is zo interessant, dat we het te kort vinden. Zou bij een tweede uitgave - en we hopen dat deze weldra volgen zal, - het boek nog wat kunnen uitgebreid worden en dan verschijnen in twee delen... wat het formaat handiger zal maken. Intussen moge dit prachtwerk ingang vinden bij onze Nederlandse ontwikkelden, als een nieuwe factor van beschaving.
G. De Jaegher
Hugh Milton MISSER, An outline history of music. - Barner and Noble, New York, 1947, 254 blz., $1.00.
In kleine omvang bevat dit boekje een schat van duidelijk geformuleerde en scherp geordende gegevens. Het werd bedoeld als een handleiding bij een cursus in de muziekgeschiedenis en is als zodanig én om zijn beknoptheid, én om zijn volledigheid, én om zijn overzichtelijkheid onvoorwaardelijk aan te bevelen. Een overzicht van de inhoud zal dit duidelijk maken. Het gehele verloop der muziekgeschiedenis wordt ingedeeld in zes perioden: monodie, polyphonie, barok, classicisme, romantiek, moderne tijd. Voor elke periode worden, naar verhouding, diepgaand behandeld de algemene strekkingen, de beoefende genres en de grote schoolmakende figuren. Wat bij de behandeling het meest opvalt is de absolute beheersing van de stof, die toelaat alles bondig, glashelder en systematisch te formuleren. Er is bovendien een lijst van de voornaamste uitvoerige muziekgeschiedenissen met een tabel, die voor elk behandeld punt naar de betreffende bladzijden aldaar verwijst, een glossarium der technische termen, een synchronisch overzicht en een goed register.
G. De Wolf
| |
| |
Ons Volkslied. Nederlandse Liederen uit Noord en Zuid, verzameld door A. de Klerk, Jan Mul en H. Strategier. Dl. I. II en III. - De Toorts, Heemstede, 1947, geb. p. dl. f. 2.90.
Vele gedachten, waardoor het 'driemanschap' de Klerk, Mul en Strategier bezield worden, doen ons uitermate sympathiek aan. Wij kennen hun pogingen tot het scheppen van ware, dienende kerkmuziek, die door zangerigheid en eenvoud wil aansluiten op de roemruchte traditie der klassieke polyphonie, en toch de voortgang der toonkunst niet negeren.
Wij betreuren het dat ons driemanschap zich hierin niet consequenter toont. Waarom het oor niet langer te luisteren gelegd aan de harteklop van het volkslied, waarom zich niet meer dienaar gemaakt van de melodie?
Waarom zich ook niet meer gehouden aan de traditionele regels der harmonieleer? Afwijking van de traditie kan verrijking betekenen, indien zij dwingend gemotiveerd is.
Om het vele goede, dat de drie bundels desondanks bevatten, mogen zij toch ruime verspreiding vinden onder ons volk. De aardige verluchtingen van Frans Mandos zullen zeker daartoe bijdragen.
B.H.
24 PAASLIEDEREN voor een zangstem met pianobegeleiding. Bewerking en toonzetting door Adr. C. Schuurman. - J.N. Voorhoeve, Den Haag, 1948.
Sla deze bundel open op bladz. 31, en ge zult terstond partij kiezen. Want Schuurman durft breken met de nieuwste conventie: van modern te willen zijn. Een enkel offer brengt hij er node aan, doch in 22 liederen lacht hij met de mode, en zoekt geen surrogaatpersoonlijkheid, ondanks het bizarre, dat hij en wij in deze jaren moeten verwerken.
Het resultaat van die durf is een sterke muzikaliteit, gebouwd op oude of nieuwere middelen. Hij beproeft nieuwe en tegelijk zeer oude koraalbewerkingen met een schone en vaak speelse discantus. Maar ook een simpele vierstemmige zetting is bij hem fijn uitgewogen. Hij zoekt wegen voor een nieuwe Protestantse en Katholieke kerkmuziek, en is daar een enkele keer wat tè eenvoudig. Een wonderlijk krachtige vijfstemmigheid is een van zijn beste zijden. Aan het driemanschap van de bundel 'Om te zingen en te spelen,' geeft hij met zijn imitaties en tegenstemmen een lesje hoe zij het volgens de regels van het vak en van de muzikaliteit eigenlijk hadden moeten doen. Tenslotte toont hij ons in zijn eigen liederen een bloeiende zangerigheid, die alleen in 'Nabetrachting' misschien wat conventioneel wordt. Wij hadden daar reminiscenties aan het jargon van De Vocht. Een enkele tekst is minder fraai, al schijnt de componist zo veel mogelijk erkende auteurs te hebben geciteerd. Lied voor lied zouden wij U willen voorspelen, en ze bijna alle hoog prijzen. Ieder die durft bekennen, dat hij de muzikale decadentieverschijnselen van onze tijd onverstaanbaar en bovenal wansmakelijk vindt, grijpe naar deze bundel. Jammer dat hij zovele storende drukfouten in de muziek moet opmerken en corrigeren.
B.H.
J. Van ACKERE, Inwijding in de meesterwerken van het klavier. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 204 blz., ing. Fr. 85, geb., Fr. 115.
Deze derde druk, waarvan de eerste werd besproken in Streven XIII, 1, bewijst voor zichzelf dat Van Ackere's commentaar den weg naar het hart van de muziekliefhebbers in ons land heeft gevonden. Want ook uit het hart is het geschreven. Steeds weer is het een hernieuwd genot zich, voor het luisteren, in de gepaste atmosfeer te laten brengen aan de hand van deze beschouwingen. Door geheel het werk trilt een aanstekelijk enthousiasme, geworteld in zeer soliede documentatie en uitgedrukt in fijnzinnige meeslepende verwoording.
G. De Wolf
| |
| |
| |
Geschiedenis en wetenschap
J.J. POELHEKKE, De Vrede van Munster. - Nijhoff, 's-Gravenhage, 1948, XVI-573 blz.
Op 6 Februari van dit jaar promoveerde de sekretaris van het Nederlands Historisch Instituut te Rome, J.J. Poelhekke, aan de katholieke universiteit van Nijmegen, met dit meesterlijk academisch proefschrift over den vrede van Munster. Sinds 1939 reeds werkte de doctorandus, onder leiding aanvankelijk van zijn Leidsen professor Dr Huizinga, daarna van den Nijmeegsen hoogleraar Dr Cornelissen, aan deze ruim opgezette thesis. De Nederlandse, Spaanse, Franse, Portugese en Italiaanse uitgegeven bronnen over den 'Munstersen vredehandel' heeft de schrijver aangevuld door een onderzoek in de archieven van Simancas (Spanje), Madrid, Evora (Portugal), Rome, Venetië en Den Haag. Aan degelijkheid laat dit proefschrift niets te wensen over. Bij het lezen treft misschien nog meer de rijke taal, de sprankelende humor, de mooie voorstelling.
Uit dit lange, altijd interessante verhaal van de jaren aanslepende onderhandelingen tussen den Koning van Spanje en de Republiek, voor het forum van de hele wereld, blijkt overduidelijk tot welk hoog prestige de 'rebellen tegen de Spaanse Kroon' het hadden gebracht. Dat de Spaanse Koning, op zijn Schiereiland in het nauw gedreven tussen twee haarden van opstand in Katalonië en Granada, en niet meer in staat tegelijk tegen de Zeven Provinciën en den Katholieken Koning oorlog te voeren, ten slotte op alle hem gestelde voorwaarden, hoe hard ook, is ingegaan, kan eigenlijk niemand verbazen. Alleen de onmogelijke eis, de Meijerij aan het Calvinistisch fanatisme vrij te geven, stootte op echte, principiële bezwaren. Over de sluiting van de Schelde, het economisch wurgen van de Katholieke Nederlanden, maakten de Spanjaarden zich geen zwaar hoofd. Nog kon gewezen worden op den wedijver tussen de Zeven Provinciën onderling, op het voorbijgaan van den bondgenoot der Republiek, Frankrijk, op de machteloosheid van den pauselijken nuntius - een bewijs van het tanen der pauselijke macht -. Maar het boek geeft een zo diepen kijk in de toenmalige verhoudingen en ontwerpt een zo concreet beeld van het veelbewogen leven dier dagen, dat wij den lezer beter naar dit prettige en degelijke boek verwijzen.
M. Dierickx
H.Ch.G.J.v.d. MANDERE. - De Unie van Utrecht. Neerlands Fundamenten. - No 7. - Born's Uitgeverij N.V., Assen, 160 pp., geb. f. 3.25.
Een populair werkje, waarin de geschiedenis van de eerste jaren van onze opstand tegen Spanje en het tot stand komen van de Unie wordt geschetst. In volgende hoofdstukken geeft schr. een overzicht van de staatsinstellingen der Republiek.
De formulering laat soms te wensen over. Het geheel maakt een rommelige indruk. Schr. zou goed doen, speciaal wat het protestantiseringsproces der Nederlanden betreft, eens na te slaan het werk van Prof. Dr L. Rogier: Geschiedenis van het Katholicisme in Noord-Nederland; zelfs H. Pirenne: Histoire de Belgique dl. 3 en 4 zouden hem in dezen goede diensten bewijzen. Beiden missen wij in de korte lijst van voornaamste geraadpleegde werken.
J.O.
C.M. CIANFARRA, De oorlog en het Vaticaan. Ned. bewerking H. Verhoeven. - Keizerskroon, Amsterdam, 284 pp., geb. f. 6.90.
Schr., correspondent van de New York Times te Rome, toont begrip voor de uiterst moeilijke positie van het Vaticaan. Nadrukkelijk wijst hij aan de hand van Pauselijke redevoeringen, hoofdartikelen in de 'Osservatore Romano' en talrijke particuliere inlichtingen, op de principieel onverzettelijke houding van de H. Stoel tegenover de totalitaire stelsels. Uitvoerig worden ook de vredespogingen van Z.H. Paus Pius XII besproken.
Het boek geeft een zeer vlot geschreven politiek overzicht tussen de jaren 1936 en 1942, toen schr. we- | |
| |
gens het deelnemen van de Ver. Staten aan de oorlog Italië moest verlaten.
Jammer, dat de vele faits divers soms afbreuk doen aan de belangwekkende beschouwingen over de internationale politiek. De gegevens over Nederland op blz. 229 zijn niet geheel juist, terwijl op enkele plaatsen de vertaling te wensen over laat. Overigens een prettig leesbaar boek, dat aan velen de houding van het Vaticaan gedurende de moeilijke oorlogsjaren duidelijker zal maken.
J.O.
Robert W. CRUTTWELL, Virgil's mind and work. An analysis of the symbolism of the Aeneid. Blackwell Oxford 1946, 182 blz., 10 sh. 6. d. net.
Dit werk brengt een belangrijke bijdrage ter verklaring van de Aeneis; de schrijver verklaart de symboliek van Vergilius, d.wz. al wat verborgen is achter of onder de voor de hand liggende zin der woorden op het gebied van het bewuste, onbewuste en onderbewuste. Dit maakt het boek zeer zwaar, te meer omdat het bewijsmateriaal uit ver af liggende gebieden ontleend wordt: mythologie, volkenkunde, godsdienstgeschiedenis. En ten slotte is de stijl zeer ingewikkeld, de zinnen ongelooflijk lang. Op blz. 81 b.v. staan twee zinnen op de 41 regels, en de schrijver bouwt gewoonlijk geen zinnen korter dan 15 regels. Op blz. 114 regel 3 lees APOPLOUS. Overigens zeer nuttig voor de vakmensen De leraar zal zijn begrip verdiepen, zijn interpretatie verrijken, al zal hij de schrijver niet altijd willen (of kunnen) volgen.
J.W. Kemper
Medisch-Hygiënisch Handboek voor Missionarissen. Samengesteld d. de Docenten der Medisch-Hygiënische cursussen voor missionarissen te Rotterdam en eenige andere medewerkers onder leiding van Dr J.A.G. Ten Berg, Dr C. Fehmers, Dr E.H. Herman, 2e druk. Uitgave van het Nederlandsch Medisch Comité 1948.
Een handboek, dat in een grote behoefte voorziet. Het geeft niet alleen een overzichtelijke theoretische behandeling der ziektebeelden, maar doet de missionaris zeer veel practische therapeutische wenken aan de hand. De chemotherapie is up-to-date en een pharmacotherapeutisch register licht hem in over de aan te schaffen geneesmiddelen.
Alle specialismen hebben hun belangrijkste momenten bijgedragen, kortom met dit werk is men allround georiënteerd om de meest voorkomende ziekten in de Tropen met succes in hun eerste aanval te bestrijden.
Nil nocere blijft in de geneeskunde het parool, maar met deze bron van raadgevingen kan in de moeilijke posities, waarin de missionaris geplaatst wordt, zonder groot gevaar en met vruchtbaar resultaat heilzame hulp geboden worden.
H.v. Deinse
Sir James JEANS, Natuurkunde en Wijsbegeerte. - H.P. Leopold, Den Haag, 1948, 304 pp. geb. f. 5,90.
Dat Jeans een groot geleerde op astronomisch en physisch gebied geweest is, wordt wel algemeen erkend. In die wetenschappen was hij een meester.
Dat hij ook op filosofisch gebied van enige betekenis zou zijn, kan men bezwaarlijk toegeven. Hierin was hij noch geschoold, noch een meester. In tegendeel: Jeans was een amateur-filosoof, een echte dilettant en dat blijkt uit dit boek wel zeer duidelijk.
Hij geeft hier een overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis der theoretische natuurkunde, waarin steeds naar een diepere verklaring der waargenomen verschijnselen wordt gezocht. Hierbij worden de theoriën en zgn. 'voorstellingen' van de natuur door natuurkundigen en wijsgeren, die zich in verschillende tijdperken een zekeren naam hebben verworven, besproken. In de 'donkere Middeleeuwen', zoals ook hij anderen naschrijft, ziet men de wijsbegeerte slapen; (N.B.!) alleen Thomas Aquinas wordt even genoemd als 'aanhanger van de ideeen-theorie van Plato, hoewel in gewijzigden vorm' (blz. 46). Allerlei problemen
| |
| |
worden ons voorgelegd, voornamelijk van wijsgerigen aard: over de bronnen der kennis volgens rationalisten, empirici e.a., de kennistheorie van Kant, de atomistische manier van denken, de causaliteit, het determinisme in de natuur, nieuwe wijsgerige princiepes, het nieuwe beeld der moderne natuurkunde, schijn en werkelijkheid, mentalisme of materialisme... het probleem van de vrije wil! Daartussenin ook physische problemen, als: de klassieke mechanica, de bouw van het atoom, het stralingsprobleem, de quantatheorie, de golfmechanica.
En toch - niettegenstaande al dat filosofisch dilettantisme - opent zich hier, als wij ons niet vergissen, een hoopvol perspectief, nl. dat in de experimentele wetenschap langzamerhand gaat doordringen het besef, dat er achter al die waarneembare verschijnselen nog iets anders, iets essentieels schuilt, dat men niet met de zintuigen kan bereiken maar dat met het verstand uit de zintuigelijke gegevens kan worden afgeleid; een wezensbeginsel, dat de materie actief maakt en in staat om de verschijnselen te produceren.
Het denkbeeld, dat de physici zich tot nu toe hiervan gevormd hebben, is echter nog zeer vaag en ontaardt bij Jeans in zo iets als bewustzijn, geest, ziel. Maar wanneer men zich meer op deze gedachte gaat bezinnen, bestaat er kans, dat men, ook in physische kringen tot een theorie van de constitutie der stoffelijke wezens zal geraken, die meer in overeenstemming is met het hylemorfisme van Aristoteles en St. Thomas. Of dit spoedig zal geschieden is niet te voorzien maar zal veel afhangen van het tempo waarin physici en filosofen elkaar zullen trachten te naderen door elkander beter te leren verstaan.
A. Mulder
| |
Varia
J.J. MOERMAN, De piraten komen. Uit het stout bedrijf der Watergeuzen. - G.B. Van Goor Zonen, s' Gravenhage, 1947, 110 bl. geb. f. 3.95.
Schr. vindt dat Alva schold met de Watergeuzen te noemen 'bouffen en Piraten'; hij ziet hen als 'partisanen uit het begin van onze worsteling tegen Alva's tiranny'. Maar de aangehaalde feiten pleiten hier meer voor Alva's visie. Ook de opzet lijkt niet gelukkig: het is een wetenschappelijk aandoend relaas geworden zonder het daarbij te verwachten apparaat.
W.
Hein BUITENWEG, Zwerftochten door Java, met vijftig foto's van de schrijver.. - G.B. van Goor Zonen, Den Haag-Batavia, 1947, 151 blz., f. 9.50.
Dit boek, reeds in 1937 te Bandoeng verschenen, wordt hier nogmaals aan het publiek voorgelegd en terecht. De schitterende- foto's, 'ontsnapt aan de chaos van Bandoeng', illustreren wel zeer goed deze zwerftochten, die aanvangen bij de oude stad van Coen, met zijn vervallen maar des te schilderachtige overblijfselen, door Bantam en langs de Azuren Westkust van Java, verder voerend over de hoogvlakte met zijn bergtuinen naar de Zuidkust, het Dieng plateau, de Ardjoena en naar het grijze Grissee.
Hein Buitenweg, pseudoniem voor H. Chr. Meyer, oud Indisch ambtenaar, getuigt hierin van de liefde, die hij tijdens zijn Indische jaren voor land en volk heeft opgevat, en allen wien de herinnering van Indië niet los wil laten, zullen dit boek met vreugde ter hand nemen.
C. Kock
|
|