| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst en ascese
Dr L.H. CORNELISSEN O.P., Geloof zonder Prediking. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, XI, 320 blz.
Dit boek behoort tot het gebied der wetenschappelijke theologie en behandelt de kwestie van het heil dergenen, die niet tot het geloof komen door de prediking van de ene ware Kerk. Het bevat een historisch deel (blz. 1-113), dat hetzelfde domein bestrijkend als het boek van L. Capéran Le Salut des Infidèles, daarvan toch verschilt door een meer strikt dogmatische oriëntatie, en een eigenlijk leerstellig deel (blz. 115-297), dat gebouwd is op de rechtvaardigingsleer van het Concilie van Trente, geïnterpreteerd en aangevuld door de leer van St. Thomas - waardoor het perspectief der voorgehoudene leer bepaald is aangegeven. De waarde van het boek is meer gelegen in de analyse van sommige teksten der scholastieke theologie en der Concilies dan in de vernieuwing der oplossing.
E.V.
Jacques MARITAIN, Alles en Niets. Het Todo y Nada van Joannes a Cruce. Vertaald door Gerard Debruyne, pr. - G. Vandeputte, Oostvleteren, 1946, 131 blz.
Dit boekje is de aangepaste ver taling van het laatste hoofdstuk van Maritain's werk 'Distinguer pour unir, ou les Degrés du Savoir'. De degelijkheid en de vaste grondslag van de leer, welke de Franse wijs geer uiteenzet, verantwoorden ten volle het nut en de opportuniteit van deze vertaling. De titel is ontleend aan St. Jan van het Kruis, de mees ter in de practische kennis van de beschouwing. Het leven heeft slechts één zin: zich te richten naar de vol tooiing in de liefde en het toppunt van de volmaaktheid bestaat hierin: Aan geen schepsel aandacht schenken, Aan de Schepper altijd denken. Ingekeerd zijn, heel van binnen, Zijn beminde diep beminnen.
Een boek voor cultureel-hoogstaande lezers.
A. Darquennes
ETUDES CARMELITAINES, Ma joie terrestre, où done es-tu? - Desclée De Brouwer, Brussel, 1947, 380 blz.
Getrouw aan de voor de oorlog ingezette traditie, gaan de Etudes Carmélitaines voort, in elk nummer hun artikels rond een bepaalde gedachte te groeperen. Ditmaal komt, in een lijvig boekdeel van bij de 400 blz., het thema van de christelijke vreugde aan de beurt.
Alleen van de eerste drie titels van deze bundel kan men zeggen, dat ze over de vreugde handelen. In de laatste drie is het verband met het thema losser en vaak louter extrinsiek. Het artikel over de vreugde van Christus bevat een paar mooie bladzijden. Het diepst wellicht wordt de problematiek van de vreugde behandeld in de artikels van Marcel de Corte en van Régis Jolivet. Maar het meest overtuigend accent en het zuiverst christelijk getuigenis vinden we ongetwijfeld in het artikel van Jean Massin, 'Le Rire et la Croix', geschreven van af zijn ziekbed, en waarvan de directe oprechtheid en de bewogen hartstocht gunstig afsteken tegen de moeizame analyses en de vaak al te conventioneel-literaire beschouwingen van andere medewerkers. Dit artikel is het enige, dat de vergelijking kan doorstaan met de klassieke bladzijden uit de christelijke vreugde-literatuur: het Fioretti-verhaal over de volkomenheid van blijdschap, de finale van Chesterton's Orthodoxie en Kierkegaard's preek over de leliën des velds en de vogelen des hemels.
Alles samen een zeer lezenswaard boek, dat door adequater werkver- | |
| |
deling, een groter eenheid in de verscheidenheid en een iets minder artificiële literatuur-toon, tot een authentiek christelijk vreugdemonument zou zijn uitgegroeid.
L. Monden
Dr Mag L JANSSENS, God en de Mensch. - Keurreeks nr 36, Davidsfonds Leuven, 1946, 202 blz., ing., Fr. 40, geb., Fr. 58.
Wat ons hier geboden wordt, is niets minder dan een kleine 'Summa theologica' ten gerieve van de ontwikkelde leek. Bijna alle theologische tractaten - met uitzondering van het 'de novissimis' - worden er in verwerkt. Zij hebben echter onder invloed van een sterk persoonlijk religieus beleven een schifting ondergaan. Alleen het wezenlijke, de levende kern, losgemaakt uit de bolster van schoolse disputen en ontdaan van alle nutteloze eruditie, wordt ons in de eenvoud van een directe, warm-menselijke en religieus bewogene taal meegedeeld.
Een der beste oorspronkelijke religieuze werken, die de laatste tijd ten onzent verschenen; een 'kernboek' in de volle zin van het woord, en waar het Davidsfonds eer van haalt. Aanbevolen.
L. Monden
Dr B. NAAYKENS M.S.C., Meester wat moet ik doen? Eenvoudige beschouwingen over inwendig leven, 2 deelen. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1947, 177 en 189 blz., vollinnen band Fr. 70 per deel.
Deze zeer mooi uitgegeven deeltjes brengen wel niet veel oorspronkelijks, maar de verscheidenheid van de inhoud maakt hen toch niet overbodig. Integendeel. Zij zullen vrome zielen helpen als leiddraad bij de overweging, en de degelijke leer zal een substantieel voedsel zijn voor de biddende ziel.
A. Darquennes
P. Hiër. RONGEN O.C.R. Gesprekken met Christus. Deel III. In de Schaduw van den Meester. Over de Naastenliefde. - Het Spectrum, Utrecht, 1947, 237 blz.
Wie de rijen wil aanvullen van het leger van onbekende strijders voor de naastenliefde aan allen, ook aan de minst bedeelden en de verachtelijksten, die neme dit boekje van Pater Rongen. Men moet even over de iets te bloemrijke spraak heenstappen om in een bijna kloosterlijke sfeer te geraken, waar het beoefenen der naastenliefde in alle vormen wordt besproken op een wijze zo eenvoudig en begrijpelijk en goed, dat dit boekje een geschenk is van het 'klooster' aan de 'wereld'.
P. Visser
Dr C.J. DIPPEL, Kerk en Wereld in de crisis. - Boekcentrum N.V., Den Haag, 1947, 490 blz.
De schrijver van dit boek, ouderling van de Hervormde Kerkeraad van Eindhoven, is een niet-theoloog en niet-politicus, doch doctor in de Chemie. Het boek wil geen studie of systematische ontwikkeling bieden doch gaat uit van de scheefheden van het leven om die practisch recht te trekken. Deze 'onvakkundige' behandeling van deze niet-vakman bezit een oorspronkelijkheid, vaart en durf en verzekerdheid, die aan het boek zijn alarmerende en suggestief karakter geeft. De inhoud van het reformatorisch geloof ligt er aan ten grondslag, zegt de schrijver. Juister is wel, dat de Barthiaanse theologie de visie van de schrijver over de verhouding van Kerk en wereld beheerst. De Christelijk-maatschappelijke levenshouding is verworden tot een principiële verstarring, confessionele vlucht voor de dingen en tot een keuze tussen Rooms sacraal of Moskous marxistisch collectivisme. De Kerk moet weer kerk worden, d.w.z. dienst aan de souvereine God en solidair met de wereld, en de door de kerk in stand gehouden antithese moet doorbroken worden. De crisis in kerk en wereld moet erkend worden als een geestelijke crisis en in deze crisis past de onderscheiding van de geesten, onderscheiding van de Heilige Geest en de demonen. Van hieruit volgt een vernietigende critiek op de zogenaamde christelijkheid van het maatschappelijk leven, en klinkt een dringend appel tot werkelijke, christelijke solidariteit in een samenleving, waar in kerk en wereld ieder
| |
| |
weer hun eigen taak vervullen. Een boek, dat opschrikt en opjaagt, vanzelf sprekendheden ondergraaft en dwingt tot bezinning.
B. Jansen
Dr J.C.A. FETTER, De Russen en hun Kerk. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1947, 264 blz.
Met grote belangstelling zijn wij de lezing van dit fraai geïllustreerde, goedverzorgde en goed geschreven boek begonnen. De schrijver wil in dit boek duidelijk maken dat het bolsjewistisch Rusland met duizend draden aan het oude verbonden is en dat de Kerk in Rusland nog steeds van betekenis is. Maar bovenal wil hij bij de Protestanten begrip wekken voor de zin en schoonheid der Russische liturgie en feitelijk langs die weg aansturen op hereniging der kerken, behalve dan met de Katholieke. Want deze wil haar wil tot macht niet prijsgeven. Bovendien is zij te Romeins, te veel een do ut des religie, te rationalistisch. Als zij meer franciscaans was - in de zin waarin schrijver dit verstaat - zou er nog met haar te praten zijn.
Volgens de omslag is de schrijver een bekend predikant. Er wordt niet bij gezegd van welke richting, maar dit wordt bij de lezing van zijn boek steeds duidelijker. Hij is uitgesproken 'modern', of in katholieke terminologie: modernist.
Ik behoef wel niet verder te gaan om de geest van dit boek te typeren en het voor katholieken volkomen onaanvaardbaar te noemen.
Historisch bevat het boek niet vele fouten.
Dr J. Tesser S.J.
Dr A. van DEURSEN, Bijbels beeldwoordenboek met tekeningen van J. de Vries. - J.H. Kok, Nijmegen, 2e druk, 134 blz., Geb. f. 2.50.
Een zeer bruikbaar boekje voor leraren in Bijbelse Geschiedenis en voor alle belangstellenden in den Bijbel. De voornaamste realia: gebouwen, werktuigen, wapens, kleding, schrift, enz., vindt men hier in tekening, terwijl de nevenpagina een korte uitleg geeft. De tekeningen zijn keurig en duidelijk: de keuze van de afgebeelde realia is goed geslaagd, de uitleg kort doch voldoende.
J. Kroon
Prof. Dr A.M. BROUWER, Verzoening. Een bijbelsch-theologische studie. - Neerbosch' Boekhandel en Uitg., 1947, 291 blz.
Dit werk getuigt van jarenlange studie en diepe theologische kennis. Het begrip 'verzoening' wordt veelzijdig beschouwd met de aanverwante begrippen van offer, zonde, schuld, vergeving, gerechtigheid, plaatsvervangende voldoening, enz. Het standpunt van de Schr. wijkt ver af van het onze, zodat we slechts heel zelden met zijn uiteenzetting kunnen instemmen. Een grondige bespreking zou een boekdeel van minstens gelijke omvang vorderen en behoort thuis in vaktijdschriften.
Zowel op philosophisch als exegetisch en theologisch gebied zijn de stellingen van Schr. bijna allen voor de katholieken onaanvaardbaar.
Tal van andere onaanvaardbare beweringen liggen in deze studie voor het grijpen. Of de meeste protestantse theologen zich ermee verenigen kunnen zij in het midden gelaten. Katholieke vaktheologen kunnen met inachtname van Canon 1399 van de Codex Juris misschien met vrucht dit werk inzien; voor anderen is het ongeschikt en trouwens ook onverstaanbare lectuur.
Dr J. Kroon S.J.
| |
Wijsbegeerte
Prof. Dr P.J. BOUMAN, Algemene Maatschappijleer. Een eerste inleiding tot de sociologie. - H.J. Paris, Amsterdam, 1947, 120 blz.
Sociologen gevoelen nog sterker dan andere beoefenaars der wetenschap de behoefte rekenschap af te leggen of zich rekenschap te geven van het object van hun bijzondere wetenschap.
De schrijver van deze korte theoretische inleiding tot deze moeilijke
| |
| |
wetenschap gaat uit van de sociale neigingen van den enkelen mens en dreigt zo zijn terrein al niet zorgvuldig af te bakenen tegenover de sociale psychologie. Sociologie zou eigenlijk alleen de wetenschap moeten zien van den zin en de vormen van het objectief boven het voelend, denkend en handelend subject uitgaande verband. Dat komt wel ter sprake bij de samenbindende krachten. Maar omdat hij alleen over samenbindende krachten spreekt, raakt hij alleen de formele aard van het verband, de materiële aard of de inhoud blijft onbesproken. Daar wordt eerst over gesproken bij de bijzondere groepen en groeperingen. Een nuttig werkje als inleiding van de bestaande wetenschap, dat echter te kort schiet in het verklaren van de wetenschappelijke methode, zoals ze moet zijn om haar object recht te doen.
P.d.B.
Ch. BOYER S.J., Handboek der Wijsbegeerte. Voor Nederland bewerkt door Mr Dr G. Ram-bonnet. Tweede deel. - L.C.G. Malmberg, 's Hertogenbosch, - De Kinkhoren, Brugge, 1947, 403 pp.
Het eerste deel van dit handboek bespraken wij in het Dec. nr van dit tijdschrift. In dit tweede deel vindt men cosmologie en psychologie behandeld. De bezwaren tegen dit werk blijken nu duidelijker dan bij het eerste deel. Dit geldt zowel voor de uiterst dogmatische opbouw, die telkens stellingen geeft met hun bewijs, als ook voor de terminologie, die scholastisch is en voor juist begrip goede kennis van de middeleeuwse scholastiek vooropstelt. Vervolgens is wel hier en daar, zowel door auteur als bewerker getracht het boek contact te doen houden met de hedendaagse probleemstelling, maar er wordt toch te veel aandacht besteed aan de meningen van tweedehands scholastieke schrijvers. Daarenboven durft de bewerker als regel niet in te grijpen in de door Boyer gegeven verduidelijkingen uit moderne Franse wijsgeren. Deze hebben voor ons publiek over het algemeen geen zin en dienen grotendeels te vervallen of door andere aanhalingen vervangen te worden. Hetzelfde geldt voor de bibliographie, die op Franse scholastieke lezers is ingesteld en door bewerker niet of onvoldoende is bijgewerkt. Zo ontbreekt b.v. zelfs het werk van Prof. van Melsen. Voor velen echter, die reeds een scholastieke vorming kregen zal deze Nederlandse vertaling een welkom boek zijn; niet scholastiek-georiënteerden vinden hier een goed voorbeeld van de traditionele scholastieke methode.
N.
| |
Taal- en letterkunde
A. van DUINKERKEN, Waarom ik zo denk. Het Katholieke Leven van 1918 tot 1940. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 372 blz.
In dit door het Spectrum voortreffelijk uitgegeven boek heeft van Duinkerken een aantal zijner belangrijkste opstellen verzameld, die in het verloop van een vijftiental jaren ongeveer geschreven werden. Zij rechtvaardigen den titel 'Het Katholieke Leven van 1918 tot 1940', al vangen zij ook niet alle aspecten daarvan. Een uitvoerige inleiding schetst en geeft rekenschap van de houding der jongeren in die periode. Latere geschiedschrijvers van het Katholicisme zullen de figuur van van Duinkerken als een der voornaamste, zo niet de voornaamste van dit tijdsgewricht zien. Gevoelig niet alleen voor alles wat er op het gebied der letteren verschijnt, maar ook voor alle uitingen van Katholieke vroomheid en van Katholieke leven in het algemeen, heeft hij alles geregistreerd en becommentarieerd, zodat er uit zijn volledige geschriften een ware geschiedenis van het katholieke leven uit die periode zou zijn samen te stellen. Ik geloof niet, dat er iemand in Nederland met zo grote waakzaamheid elke uiting of manifestatie van Katholiek leven volgt en er zijn mening over zegt als van Duinkerken. In dit boek
| |
| |
staan slechts fragmenten en selecties uit zijn gehele oeuvre, doch zij geven een beeld van wat de titel aanduidt. Reeds het eerste uitvoerige stuk, de verdediging van Carnaval, toont de schrijver in zijn typische beneden-Moerdijkse Roomsheid, wars van alle Calvinistische beïnvloeding. Hart en vurigheid, gemoed en temperament beheersen en karakterizeren van Duinkerkens schrifturen; dit boek is er nog eens een bewijs van. Hij schrijft nooit saai of vervelend; men hoort bij hem steeds de bewogen stem van een warm levend mens. Hij vecht graag voor zijn overtuigingen en een zijner eerste boeken was een kruistocht tegen 'moderne ketterijen'. Het beste van wat we in zijn geschriften waarderen, vinden we bijeen in dit boek.
J.v.H.
André DEMEDTS, Voor de avond valt. - Romanreeks 'Korenaren'. De Kinkhoren, Brussel.-Amsterdam, z.j., 360 blz. gen. Fr. 85, geb. Fr. 120.
'Voor de avond valt' vertelt de laatste levensmaanden en den dood van Johannes van Leyda, burgemeester van Ystert rond de jaren 1860. Het einde van een heerser, die van alles ontdaan gelaten zich gewonnen geeft, maar de mensen rondom hem leiden daarom niet minder hun eigen leven. Ieder mens hierbeneden staat op, leeft zich uit, en verdwijnt.
Roman na roman rekent André Demedts met de mensen af; eerst in trots, later in deemoed; de afrekening is nooit definitief. Altijd roept hij krachtige gevoelstypen op, trots en lief devol tegelijk, individualist en toch mild, stug met een zekere onmondigheid. Heel vaak doet hij ze sterven, maar hun dood licht niet als een volkomen bevredigende oplossing. Hij hecht aan geheel het persoonlijk leven, langzaam hoger rijst voor hem de eeuwige waarde van het offer; nog beweegt hij zich niet in een serene helderheid. Zelf een gevoelsmens vult hij zijn verhalen met een intens en toch bedwongen gevoel, in zijn onuitspreekbaarheid bevreemdend, intussen zet of tekent hij gedachten of gestalten zelden scherp. Langzaam vormt zich, in leven en productie, een bewogen harmonie; maar ach, het alles besluitend akkoord ligt misschien nog ver. Zo trekt 'Voor de avond valt' de lijn door van 'Geen Tweede maal' en 'Het heeft geen belang'; drie werken die, tot in de zuivere taal en den licht verwrongen stijl, het onuitsprekelijke suggereren, waarvan de auteur (zelf daarin onmondig) zich nog niet geheel bevrijdde.
Em. Janssen
J. Van den WIJNGAARDT, Brieven aan Elckerlyc. - Tijluitgaven, Antwerpen, 1947, 150 blz., Fr. 64.
De auteur biedt ons gebundeld tien brieven aan over de eenzaamheid en over de vriendschap, aan een jongen dichter en aan een jongen schilder, aan iemand die worstelt met geloofstwijfels, aan een pas vrijgelaten gevangene en een ontmoedigden Vlaming. Tien brieven van inkeer en telkens een vinden, diep in zich, van den alleen bevredigende God; tienmaal een gewetensonderzoek, licht waarschuwend doch veel meer bemoedigend; tienmaal een treden tot de mensen, telkens met een blijde tijding.
Dit goed geschreven boek, warm van toon en overtuigend, kan velen opbeuren en sterken, sommigen redden. Het mist nog de scherp afgelijnde gedachte, de rake formulering; het koestert te veel en verlicht te weinig. Een strelende verbositeit vervangt de definitieve bezwering; het getuigt wel van een uitgebreide belezenheid, minder van een soepel inleven der hedendaagse wereldstromingen. Zo kijkt deze 'vijftigjarige' (blz. 115-126) iets te veel naar het verleden. Warm en bijna onvoorwaardelijk bevelen wij dit boek aan.
Em. Janssen
M.E. BELPAIRE, Gestalten in 't verleden. - De Kinkhoren, Brugge-Brussel, 1947, 377 blz., ing. Fr. 150, geb. Fr. 190.
Is het vaak gebeurd, dat iemand, haast vijf en negentig jaar oud, nog een lijvig boek uitgaf? En dat deze schrijver of schrijfster gelukkig, fier, God dankbaar, op alles van het ver- | |
| |
leden mocht terugblikken, een volkomen gezegende levensloop, een ononderbroken licht en genade?
Juffrouw Belpaire verhaalt haar verleden vanaf ongeveer 1865 tot einde 1918; vanaf Conscience, Van Beers, Constance Teichmann, - over Benoit, Hilda Kam, Schaepman, Jörgensen, Persijn, Frans en August van Cauwelaert, honderd anderen, - tot aan Koning Albert, Joris van Se-veren en de helden van den eersten wereldoorlog. Een eenvoudig verhaal, buitengewoon rijk gestoffeerd; een heel verscheiden leven, in het teken vooral van weldoen en kunst, van meewarig begrijpen en hunkerend verheffen. Niet alleen de gestalten uit het verleden worden opgeroepen, méér nog hun geest, een gezamelijke drang naar milde heldhaftigheid, die de schrijfster zelf tegelijk beminnelijk en groot gemaakt heeft. Mochten die 'gestalten in het verleden' gestalten in het heden doen opstaan, even bezield, edel en machtig. Hoe werd dit getuigenis dan een wekroep, en hoe hoopvol zou ons volk uitzien naar een betere toekomst!
Em. Janssen
Aster BERKHOF, Rotsen in den Storm. Roman uit de Schotse Hooglanden, 2 delen. - Romanreeks 'De Korenaren', De Kinkhoren, Brussel-Amsterdam, 1947, 384 en 423 blz., ing. Fr. 285, geb. Fr. 350.
Wie houdt van een boeiend verhaal in bonte afwisseling en in regelmatige eenheid, zal met stijgend genoegen dit lange werk doorlezen.
Harry Brendel bouwt zijn leven op, niettegenstaande tegenkantingen en moeilijkheden van alle slag. Ziedaar het gegeven. Het eerste deel - hoe hij zijn vrouw Lucy ontmoet, hoe hij haar leert kennen, en haar op 't laatste nippertje aan een gehaat aanzoeker onttrekt - is een avonturenroman, waarin grootse natuurbeschrijvingen en stemmige familietoneeltjes verweven zijn. Enkele herkenningen doen melodramatisch aan. Het tweede deel - hoe hij zijn levenswerk, de moderne staalfabriek in zijn achterlijk geboortedal, staande houdt - is een sociale roman, waar de spanning en de jacht van een detectievedrama doorheen bruist. Sommige besluiten zijn erg moraliserend.
Schrijver weet dat alles zo te verwerken, dat ook de onwaarschijnlijkste verwikkelingen van het verhaal de indruk laten, het is zo en het moet zo zijn. Bovendien geeft hij ons een keurige taal ten beste, niet alleen rijk, maar fijn geschakeerd.
Wanneer verder werk, met behoud van deze eigenschappen, een uitdiepen brengt van de psychologie en de gevoelens, en een geringer aandeel laat aan de uiterlijke verwikkelingen, dan kunnen we onvoorwaardelijk van een groot roman gaan spreken.
Dit laatste wil geen afbreuk doen aan de gezonde, stoere en optimistische levenshouding, die uit het hele boek spreekt. Mogen deze weldoende atmosfeer en deze keurige zeggingskracht ongeschonden blijven in een verdiepte en verinnerlijkte levenservaring.
R. Hostie
Jowan DE KEVER. De Laatste mens. - De Brug, Antwerpen, 1947, 56 blz.
Gelijk de eerste mens Adam door Eva het paradijs verloor, zo vindt de laatste mens door Maria het weer. Zulk grenzeloos onderwerp, dat alle tijden en bestemmingen omvat, kan épisch en geweldig behandeld worden, of sober en rustig intuïtief; het kan doorwaaid zijn van kosmische stormen, of stil flonkeren als een juwelensnoer om het begenadigd mensengeslacht! In beide gevallen vergt het een intense concentratie en komt het slechts jaren lang gekoesterd, tot een weelderige rijpheid. De jonge dichter Jowan de Kever heeft de abstracte formule niet ontstoken tot een breed lichtenden vuurhaard. Om zijn zo schrale conceptie laat hij fraaie amplificaties wapperen, al te bont, eerder dichterlijk aandoend dan werkelijk dichterlijk. En deze dubbele vergissing maakt, dat het grootst en heiligst naïef en onbewust verkleind en ontwijd wordt tot een licht bevreemdende elucubratie, het werk overigens van drie dagen. Toch blijft de dichter ons sympathiek om het duidelijk aanwezige talent, om den smaak niet het minst om den vermetelen overmoed.
Em. Janssen
| |
| |
Antoon COOLEN, Uit het kleine Rijk. - Het wereldvenster, Amsterdam, 1947, 2e druk, 223 blz.
Coolen publiceerde dit boek bij het uitbreken van den oorlog. Daardoor kon er niet die aandacht op vallen die het verdient, en nu in 1947 verschijnt de tweede druk in de Witte-Raven-Reeks. Coolen schrijft hier de roman van zijn kinderen, voorzover kinderen een 'roman' kunnen beleven en voor Vaders oog afspelen. Het is een treffend en kostbaar boekje om de fijnheid en zuiverheid der observatie, om de wonderlijke juiste weergave van het kinderleven, om de humor, de menselijkheid, de ouderlief de, kortom om heel dat complex van gevoelens en belevingen en ervaringen, die den dichter dit werk gedicteerd hebben, om de kunst van stylering en inkleding, die Coolen hier aan den dag legt. Bij de litteraire higbrows heeft Coolen altijd gegolden als 'maar een schrijver van regionale romans'. Dit mooie boek openbaart een nieuw facet van zijn talent.
J.v.H.
Prof. Dr E. BLANCQUAERT, Stand en uitbouw van de Vlaamse beweging, nr 3 De Vlaamse beweging weer van wal. - Uitgave van het Vermeylen-Fonds, 1948, 24 blz., Fr. 10.
Ziehier, volgens schrijver, het uitgangspunt voor de zich vernieuwende Vlaamse beweging: opbouwend Vlaams-Belgisch, is zij essentieel demokratisch, cultureel Grootnederlands, tegemoetkomend tegenover niet verstokte Walen, open voor vreemde invloeden, bedrijvig voor en in de buitenlandse vertegenwoordiging. Fier en verantwoordelijk bouwt zij haar cultuur op en propageert deze naar buiten. Zij laat zich leiden door een centraal Vlaams actie-comité, te stichten door culturele verenigingen uit alle partijen.
En ziehier onze bezwaren daartegen: zulke voorstelling ignoreert, nogal moedwillig, den werkelijken toestand der naoorlogse Vlaamse bevolking en haar allerdringendste behoeften. Zulke technificering zou den Vlaamsen geest verstikken; zij zou het eerst-noodzakelijke - onze culturele, morele en religieuse verheffing en bevrediging - voorgoed verijdelen; zij zou het Vlaanderen voor Christus wegvagen als een minstens verouderde leuze. Zulk uitgangspunt zou, indien het mogelijk was, tot een vernieuwde Vlaamse beweging voeren, die, lijnrecht tegenover de oude, ons volk zou vermaterialiseren en socialiseren.
Ziehier dan onze besluiten de Vlaamse beweging moet wèl technisch georganiseerd worden; doch bovenal moet haar geest herleven, idealistisch en godsdienstig. Met ieder Vlaming willen wij samenwerken, indien hij, door alles heen, zich werkelijk van goeden wil toont. Anders verloochenen wij 'altaar en haard'.
Em Janssen
Dr J.J. MAK, Middeleeuwse Kerstliederen. - Het Spectrum, Utrecht, 1948, 245 blz. geb. f. 19.50.
Opmerkelijk is het hoe grote liefde Dr Mak aan den dag legt voor de door en door katholieke oude Kerstliederen, verrassend hoe zeer hij zich in den geest daarvan heeft kunnen invoelen; wij moeten dankbaar zijn voor zoveel begrip van de katholieke sfeer, getoond door een niet-Katholiek. Een uitnemende inleiding gaat vooraf aan een zo volledig mogelijke verzameling der Nederlandse Middeleeuwse kerstliederen. Ze worden scherp en juist gekarakteriseerd ten opzichte van de Franse, Duitse en Engelse, invloed en onderscheid van de Latijnse kersthymnen worden zeer aannemelijk en verklarend bepaald. Het karakter van het volkslied en de wijze waarop het moet zijn gezongen in kerk, op straat en bij het aandoenlijk 'Kindje wiegen', vinden een tekenende uitleg. Tenslotte wordt de inhoud der liederen besproken en daarmede tevens de indeling gemotiveerd.
De melodieën, voor zover nog te achterhalen, zijn bezorgd door Dr E. Bruning O.F.M. Zelfstandig trad hij op en heeft opnieuw het in oude scripta niet genoteerde rhythme geinterpreteerd. Soms moest daardoor een gebruikelijke driedelige maat plaats maken voor een tweedelige, en omgekeerd. Het zal sommigen wel eens zwaar vallen hem te volgen, en de tot eigen bezit gewor- | |
| |
den wijsjes weer anders te zingen. Iets dat Dr Bruning ook wel niet zal eisen. Dat Dr Mak de Ontvangenis van Jezus onmiddellijk na de Boodschap van de Engel, het smarteloos baren van Maria en haar blijvende Maagdelijkheid tot Middeleeuwse Kerstvoorstellingen duidt zullen wij hem gaarne vergeven. Een laatste lofwoord geldt de schatkamer die hij ons aanbiedt. Het zijn inderdaad schatten van cultuur die ons daar worden getoond. Men raakt er niet aan uitgelezen. Zo rijke bron van inspiratie zal men niet gauw elders kunnen vinden, zo zangerige teksten en simpele voorstellingen, zo sprekende balladen en innige en ontroerende contemplaties. En dit alles verklaard en telkens kort samengevat door de aantekeningen van onze kundige en kunstminnende gids, Dr J.J. Mak.
B.H.
Katherine MANSFIELD, Prelude. Vert. Beatrice Willing, - De Driehoek, 's Graveland, 1947. 223 pp.
Katherine Mansfield, pseudoniem van de vrouw van de bekende Engelse schrijver John Middleton Murry, was slechts 34 jaar, toen zij in 1923 stierf. Toch hebben haar Novellen, Brieven en Dagboeken haar een wereldnaam bezorgd. Zij verstaat de kunst om in suggestief proza een plaats of situatie te beschrijven, terwijl haar scherpe opmerkingsgave en haar tot schijnbare eenvoud vervolmaakte techniek haar personen doet leven. Zij munt uit in haar kinder-karakters, maar, zoals b.v. in 'De Dochters van den overleden kolonel', ook haar volwassenen kunnen zeer raak getekend zijn.
Zij blijft niet aan de oppervlakte, tracht diep door te dringen in de geheimen van de ziel en het leven, en zoekt naar de waarheid, die zij dikwijls suggereert, maar die haar ook dikwijls precies schijnt te ontglippen.
Wij hebben hier een selectie psychologische schetsen uit drie van haar bundels Novellen, waarvan verschillende gebaseerd zijn op haar herinneringen aan het leven in New-Zealand, waar zij werd geboren. De vertaling is goed, de drukfouten al te veel. Een goed boek om kennis te maken met deze Engelse schrijfster.
v.d. P.
John STEINBECK. De Druiven der Gramschap. Vert. Alice Schrijver. - Van Holkema en Warendorf, Amsterdam, 1947, 443 blz., 3e druk.
The Grapes of Wrath is een dier grote Amerikaanse romans, die in hun rauw en hevig realisme zich afspelen in een wereld zonder God en moraal, in een trieste, liefdeloze wereld waar slechts de wet van den sterkste geldt. Het boek is een verschrikkelijke aanklacht tegen bepaalde Amerikaanse praktijken van landtoeëigening door machtige corporaties. Het is rauwkost voor ontwikkelde gevormde lezers.
J.v.H.
Eleanor RUGGLES, Gerard Manley Hopkins. A Life. - John Lane, The Bodley Head, London, 1947, 247 blz.
G.M. Hopkins was een Engelse Jezuïet, bekeerling van Oxford, die leefde van 1844 tot 1889 en dertig jaar na zijn dood beroemd werd. Hij schreef een aantal zeer merkwaardige gedichten en even merkwaardig proza, doch bij zijn dood sluimerde bijna alles nog in manuscript. Robert Bridges gaf in 1918 zijn gedichten uit - het proza volgde veel later - en de kenners en vaklieden lazen verbaasd deze duistere woord-verwrongen oden en smarten, waarin zich een vermetel intellect en een ingehouden hartstochtelijkheid uitzong. Sindsdien is zijn invloed stijgende en blijft zijn heel eigen bijzonderheid vele lezers bekoren. Eleonor Ruggles verhaalt hier Hopkins leven op deskundige en intelligente wijze. Ter kennismaking met Hopkins is dit een voortreffelijk boekje. Ik geloof niet, dat de schrijfster katholiek is, zij is echter ook van allerlei catholica goed op de hoogte. Hopkins poëzie en haar eigenaardigheden worden er uitstekend in belicht.
J.v.H.
| |
| |
Victor BINDEL, Claudel et nous. - 'Pionniers du Spirituel', Lasterman, Doornik-Parijs, 1947, 88 blz., Fr. 33.
Vrij bondig maar compleet en één, worden de Claudeliaanse geest en boodschap ons voorgesteld. Claudel is een cosmopoliet, die de wereld bewoont. Deze moet hem vol zijn van God, van maat en evenwicht, terwijl duivel en mateloosheid elkander dekken. In het midden van alles: Christus de Eerstgeborene, door wien al het ander eenheid heeft, zin en leven. En dus verlangt deze ziener en kunstenaar, ook als zodanig, dat het Christus-beeld zich alom zou aftekenen en vertonen. De dichter Claudel, die ruimte en tijd vult met Gods eeuwige oneindigheid, is dan bij uitstek de kosmische ziener van onvergankelijk symbolen.
Em. Janssen
Albert GARREAU, J.K. Huysmans, - 'Pionniers du Spirituel', Castermans, Doornik-Parijs, 1947, 148 blz:, Fr. 42.
Heel eenvoudig en daardoor beter overtuigend, vertelt de auteur het leven van den Frans-Hollandse bekeerling. De schoonste bladzijden uit diens werk weet hij telkens aan te halen. De dweepzuchtige en buitensporige artiste-à-la mode verdwijnt, over blijft de kunstenaar, die door de schoonheid het gebed en het geloof vindt, daarin de liturgie, daarbij de onvergelijkelijke waarde van lijden en offer. De eenvoud zelf van deze studie zou, voor haastige lezers, zijn hoge verdienste wel verborgen houden.
Em. Janssen
Leo TOLSTOJ, Oorlog en vrede. I Lokkend avontuur, II liet net der illusies, III Grote smeltkroes, IV Kerend getij. Vertaling door Karel Vertommen. - Pro Arte, Diest, 1946-1947, 313, 295, 281, 219 blz., Geb. Fr. 150 per deel, Fr. 400 de vier delen.
Met vreugde begroeten wij de vertaling (tegelijk de verzorgde uitgave) van Tolstoj's lijvigsten roman: het Russische epos van den Napoeontischen tijd, een der meesterwerken van de gehele romanliteratuur. Nochtans kan het boek ontgoochelen. Wie aan een spannende intrigue gewoon is, vernuftig samengesteld en in een ononderbroken vaart voltooid, kijkt onthutst over deze eindeloze velden. Waarop rust zijn oog? De zwaar dragende gang houdt hen tegen, een rustig en rustig makend verloop als het leven zelf.
Daarom neem uw tijd. Vang de literatuur aan in een kalm tempo, volg en zie. Wat komen de personages nabij! Wat worden ze levendig, fris, onvergelijkelijk eenvoudig en persoonlijk. Dat is geen boek meer, dat is leven. Zie nog toe: dat is een mens, een vergroeide met land en volksmassa en daardoor machtig zichzelf, een weergaloos dichter en ziener, spontaan moraliserend en licht eigenwijs!
Met vreugde begroeten wij deze vertaling. Het genie van Tolstoj lijkt, evenmin als zijn land, grenzen te kennen. Hij peilt niet, zoals Dostojewski, zonde en mysterie. Maar onbevangen creëert hij, traag onweerstaanbaar; het is als creëerde hij zichzelf en groeide hij uit. Tolstoj en het Russische volk, - één ziel, één geweld, één geheim -, wie kan ze nog scheiden?
Em. Janssen
Alja RACHMANOWA, Das Leben eines grossen Sünders. Ein Dostojewski-Roman. II Die Vollendung. - Beniger en Co, Einsiedeln-Zürich, 710 blz., 1947.
Enkele maanden na verschijnen van het eerste is nu het tweede zeer lijvige deel van Alja Rachmanowa's vie romancée van Dostojewski reeds van de pers. De schrijfster heeft zich nauwkeurig aan de historische bronnen gehouden; slechts de inkleding is min of meer gefantaseerd, waarbij zij echter haar held liefst nog woorden laat zeggen, die ook van elders bekend zijn. Zo is dit boek meer historie dan roman geworden. Dostojewski's leven is na zijn veroordeling tot dwangarbeid in 1849 hevig bewogen geweest, zodat dit tweede deel de boeiende en bonte weergave wordt van een uiterst merkwaardig bestaan.
| |
| |
Levenslang heeft hem geldnood gekweld en bijna al zijn boeken heeft hij moeten schrijven gejaagd en vervolgd door zijn schuldeisers. In Siberië heeft hij Christus gevonden en Christus is de lamp, het licht van zijn leven gebleven. Ondanks hartstocht en afdwalingen is hij in ootmoed en berouw steeds tot Christus teruggekeerd. Dit heeft de schrijfster zeer goed gezien en de Christus-idee heeft zij als de bindende idee van Dostojewski's innerlijk leven beschouwd. Ook blijkt uit deze biografie hoe alle romans gegroeid zijn uit Dostojewski's innerlijke verhoudingen in situaties van het ogenblik. Zelden is ons Dostojewski's gecompliceerdheid helderder bewust geworden dan in dit boek. Er is over Dostojewski ontzaglijk veel geschreven en vanuit allerlei gezichtspunten. Alja Rachmanowa heeft het enig juiste gekozen van waaruit Dostojewski alleen te begrijpen en te verklaren is, zijn Godsbesef namelijk, zijn hartstochtelijke liefde voor Christus, zijn ootmoed en zondebewustzijn.
J.v.H.
| |
Cultuurgeschiedenis en kunst
Will DURANT, Die Geschichte der Zivilisation, I deel, Das Vermächtnis des Ostens. Vertaling uit het amerikaans van 'The Story of Civilisation'. - A. Franke Verlag, Bern, z.j., (1946) 1098 blz., Zw. Fr. 43.
Dit lijvige eerste deel van een vijfbandige Geschiedenis der Beschaving, behandelt naast de grotendeels uitgestorven culturen van het Nabije Oosten (vanaf de Sumeriërs en de Egyptenaren, over Babyloniërs en Assyriërs, tot de Joden en de Perzen), de hele ontwikkelingsgang van Indië en van het Verre Oosten (China en Japan). In een uitvoerige Inleiding wordt de beschaving ontleed in haar vijf 'grondslagen': economie, politiek, zedeleer, godsdienst en geestesleven; en tevens wordt een schets gegeven van de voorhistorische stadia van het palaeolithicum en het neolithicum.
De auteur noemt zijn verbazingwekkende prestatie een 'moedige' domheid' (p. 8). Inderdaad moet men zijn moed bewonderen: daar het niet mogelijk was het groots opzet van een volledige cultuurgeschiedenis door persoonlijke bronnenstudie uit te werken, was de schrijver aangewezen op de werken van een groot aantal voorgangers. Zijn uitgebreide literatuur werd trouwens aangevuld door deskundige controle en door twee reizen om de wereld. De uiteenzetting is helder (een gewiekste leraar is aan het woord); ze is daarenboven vaak suggestief (vooral in de twee laatste gedeelten over Indië en het Verre Oosten); ze betoont terecht de Aziatische oorsprong van onze Europese beschaving. De verzorgde Duitse vertaling tracht met succes de vlotte, aangename en afwisselende schrijftrant weer te geven van het oorspronkelijke.
In weerwil van die onloochenbare kwaliteiten, moet toch gewezen worden op sommige door den schrijver zelf voorziene tekorten. Deze hebben niet alleen betrekking op enkele technische blunders, maar tevens op de grondige philosophische onderstroming. De auteur is hier fataal afhankelijk van zijn zegslieden; hij blijft vaak afzijdig van geschakeerde discussie, en aanziet persoonlijke opinies voor vaststaande feiten. Zo b.v. neemt hij zonder meer Woolley's zondvloedhypothese over (155), alhoewel die door de allermeeste deskundigen werd afgewezen. Hetzelfde geldt voor de zogenaamde Mongoolse oorsprong van het Sumerisch (op grond van een gelijkaardige agglutinerende structuur) (155), of voor de verhouding van het Akkadisch tot het Sumerisch als van het Frans tot het Latijn (172): dergelijke beweringen verraden dadelijk het tweedehandse. Opinies, als zou de 'keil-schrift' haar naam ontlenen aan de prisma- of keilvormige griffel (289), of als zouden er slechts 300 keil-schrifttekens bestaan (290), of als zou de bestaande Assyrische letterkunde uitsluitend bezweringen en voortekenen behelzen (317), worden door bevoegden onmiddellijk als vals van de hand gewezen. Af en toe
| |
| |
zijn de vergelijkingen tussen oude en modernere toestanden niet vrij te pleiten van oppervlakkigheid. Eveneens wordt soms een al te gewelddadige vereenvoudiging toegepast; zo b.v. wanneer de theorie, dat goed en slecht slechts vooroordelen zijn, tegelijkertijd aan Sint Thomas, Spinoza en Nietzsche toegeschreven wordt (781).
De grondige wereldbeschouwing van Durant's werk, is hopeloos oppervlakig en eng rationalistisch. Enerzijds wordt de relativiteit voorgestaan van alle moraal en van alle godsdienst; doch anderzijds voelt men voortdurend, dat het den auteur (een afvallige katholiek) er om te doen is, zijn oud geloof met het 'gepassioneerde dogmatisme' waarvan hij een verwijt maakt (897), aan te vallen en belachelijk te maken.
Godsdienst wordt beschouwd als een 'aanwenden van het menselijk geloof tot troost van de lijdenden' (992), een uitbating door papenbedrog (475) en papenpolitiek (479) van angst, onzekerheid en eenzaamheid (103), een bestendiging alleszins van het bijgeloof (400), dat 'levensbloed van de mensheid' (548). Alle godsdiensten bevatten veel onzin (91); ze eindigen alle met een op zelfmoord gelijkende strijd voor de verloren zaak van het verleden (105).
Philosophie wordt bepaald als een 'uitzichtloze navorsing van de oergronden en van den laatsten zin der dingen' (993); ze staat voor onoplosbare problemen (738). De auteur acht het een zeer moderne theorie het universum te verklaren zonder schepping, als eeuwige wording (556). Hij heeft een hekel aan 'vluchtige metaphysiek' (782), en hecht zich alleen aan de 'ervaringsfeiten' (876).
Op grond van een dergelijke positivistische wijsbegeerte, wordt de moraal voorgesteld als eeuwig wisselend, niet alleen wat den inhoud betreft, maar zelfs wat de vorm der verplichting aangaat. Moraal berust op het gebruik, op de routine, die aan de wet kracht verleent (60); de mening van Anatole France wordt bijgetreden, dat de moraal 'de som is der vooroordelen in een bepaalde gemeenschap' (81); zodat de volmaaktheid der zedeleer groeit naarmate de gemeenschap groter wordt (89). Het is lastig, zo meent Durant, tegelijkertijd moralist en logicus te zijn (780); en bijgevolg heet de 'absurditeit van zedelijk en psychologisch individualisme' een 'hoge philosophie' (478). Ja zelfs, 'elke morele overtreding was eens in den strijd om het leven een noodzakelijke deugd' (86).
Uit wat voorgaat, blijkt ten overvloede het pseudo-wetenschappelijk karakter van de aan den grondliggende wereldbeschouwing. Een verstandig lezer wordt bijna op elke bladzijde gestoord; en het genot dat hij ondervindt bij de lezing van dit ongetwijfeld interessante boek, wordt vrij vaak vertroebeld door de bedenking, dat er 'ternauwernood één onzin bestaat, die niet tegenwoordig ergens (b.v. in dit boek) in vollen bloei staat' (284).
J. De Fraine
Reinhold NIEBUHR, De Teekenen der Tijden. Toespraken voor heden en morgen. Vert. d. G. van Overbeek. - W. ten Have, Amsterdam, 1947, 160 pp.
Dit boek bevat een achttal toespraken, waarin Prof. Niebuhr de hedendaagse tijd interpreteert uit de 'teekenen', die zij ons geeft. Het is een cultuurhistorische beschouwing, die voortdurend raak het egoisme en de hoogmoed aanwijst, de geschiedenis analyseert, en steeds terugwijst naar het Christendom. Maar welk Christendom? Dat is het vage en zwakke in dit overigens edele werk. Hij hoort niet bij de extreme modernisten, maar verwerpt evenzeer een dogmatisch Christendom.
Niebuhr zal deze critiek verwijten, dat zij dogmatisch is, uit een denken van een 'voorwetenschappelijk tijdperk'. Hijzelf wil niet, dat 'in het plechtig uitgesproken credo iedere i van een punt, en iedere t van een dwarsbalk wordt voorzien' (p. 130). Eigenlijk leert hij een scheiding tussen geloof en weten, die ons aandoet als een zweven tussen natuur en bovennatuur in. Niebuhr is scherp en klaar, waar hij spreekt over de geschiedenis met haar goede en kwade kanten - hij is een overtuigd voorstander van het federalisme -, maar vaag, wan- | |
| |
neer hij het christelijk geloof betrekt in zijn beschouwingen. Daarom is dit boek wel een lichtbaken, dat de richting aanwijst in de geschiedenis op natuurlijk plan, maar blijft zelf steken in de verwarring der geesten t.o.v. het Christendom.
Het is een zeer interessant boek voor geestelijk rijpe lezers, die gewaarschuwd zijn. Trouwens voor niet ontwikkelde lezers is de lectuur te zwaar.
Ch. N.
Dr Kurt GIHRUNG, Abendland und Kultur. Zur Kulturphilosophie der Gegenwart. - Beniger Verlag, Einsiedeln-Zürich, 1947, 144 pp., ingen. 6.80 Zw. Fr.; geb. 9.80 Zw. Fr.
De impasse, waarin de economie van onze Westerse beschaving geraakt is, ten gevolge van de oorlogsverwoestingen en de dreigende overheersing uit Oostelijke en Westelijke richting, vestigt vanzelf de aandacht op het wezen en de toekomst der Europese kultuur. Heeft zij nog een kans? De schrijver probeert deze vraag te benaderen vanuit de gezichtshoek der serene wijsgerige bezinning op het wezen der kultuur en haar fundamentale krachten. Godsdienst is de grondslag van alle kultuur en de christelijke godsdienst is de basis der Europese kultuur. Of wij onze kultuur nog kunnen redden, hangt dus vooral af van de vraag of wij de weg naar de christelijke godsdienst weer terug kunnen vinden. Dan zal de Europese mens de autonome krachten, die op het kultuurleven invloed hebben, van zelf beheersen. Want ook deze autonome krachten zijn geen gevolgen van een blinde organische vormontwikkeling, maar de eigen schepping van den mens zelf. Het zijn de ontwrichtende krachten, die den mens zoveel aandacht hebben leren besteden aan de wetenschap en haar uitlopers van beheerstechniek van maatschappij, mens en natuur. Maar de Europese mens zit nu eenmaal met deze erfenis. Als het hem niet lukt deze krachten vanuit een hoger ethisch en godsdienstig standpunt te beheersen, dan is het te vrezen, dat vreemde krachten zijn levenswil zullen vernietigen.
Ik geloof daarom ook dat de schrijver, hoeveel wetenswaardige dingen hij ook zegt, aan dit probleem te weinig aandacht besteed heeft.
P. de B.
| |
Sociologie en politiek
Aleida van OVEN, Wereldorganisatie. Proefschrift. - Eduard Ydo. Leiden, 1948, 560 bldz.
De conclusie die zich opdringt bij het lezen van dit boek is dezelfde als die, waartoe 'De Gemeenschap der Staten' van Jhr. Mr. C.M.O. van Nispen tot Sevenaer leidt, dat het namelijk niet gemakkelijk is een nieuw onderwerp van deze allure in behandeling te nemen zonder in de oude kategoriën te blijven steken. Het komt ons voor dat beide boeken in dit opzicht moeten worden aangemerkt als volslagen mislukt. Dat van Jhr. van Nispen tot Sevenaer omdat hem de relativiteit, of, als men wil, de toevalligheid van onze hedendaagse Statenstructuur ontgaat. De Staat is voor hem een gegeven waaraan hij vasthoudt, maar dat hij, wanneer hij zijn onderwerp had willen beheersen, eerst aan een grondige critiek had moeten onderwerpen. Dat van Mej. van Oven bovendien, ten eerste, omdat zij het kardinale probleem der wereldorganisatie, dat der nationale souvereiniteit, nergens op serieuze wijze stelt; ten tweede, omdat haar dissertatie niet vrij is van zonder critisch onderzoek neergeschreven beweringen.
Spreekt zij bijvoorbeeld op pag. 456 over 'de relatief hoge graad van gelijkheid die er [in Sovjet-Rusland tussen de verschillende bevolkingsgroepen] heerst', dan moet dat als zulk een bewering worden aangemerkt. Precies het omgekeerde is nu al zo goed en zo vaak gezegd en met zulk een overvloed aan gegevens geboekstaafd, dat men het recht heeft bij zulk een constatering om deugdelijke tegenargumenten te vragen.
Hetwelk niet zeggen wil dat dit boek niet getuigt van serieuze toeleg en volhardende arbeid. Het bevat een grote hoeveelheid belangwekkende gegevens.
J. Creigthon
| |
| |
Dudley KIRK, Europe's Population in the Interwar Years. - Volkenbond (Verenigde Naties), Genève, 1946, 300 blz.
Dit is de vierde en laatste studie door het Office of Population Researche van de Princeton University, voor den Volkerenbond aan de bevolkingsproblemen van Europa gewijd.
Dit deel behandelt de bevolking van Europa tussen de twee oorlogen in: haar verdeling (interessant zijn hier vooral de gegevens en de analyses omtrent de Verstaedterung); de veranderingen in haren groei en struktuur; haar bewegingen in de ruimte (overzeese en binnen-europese internationale en binnenlandse migraties); haar sociale en economische ontwikkeling; haar ethnische verscheidenheid; haar positie in de veranderende wereld.
Evenals de vorige studies munt dit deel uit door de rijkdom en de overvloedigheid van haar dokumentatie. De meeste gegevens omtrent deze periode zijn niet volslagen nieuw; maar de verwerking ervan is oorspronkelijk. De overzichtelijke en rijk-gedokumenteerde hoofdstukken over de migraties zijn hoogst belangwekkend. De zedelijke beschouwingen omtrent deze gegevens zal elke lezer er voor zichzelf toevoegen.
De illustratie is bizonder vernuftig, verzorgd en suggestief. Een onmisbaar dokument voor elke degelijke demografische studie.
L. Arts
| |
Geschiedenis
Kardinaal de JONG, Handboek der kerkgeschiedenis. Deel I en II, 1947, 4e druk, herzien en verbeterd door Dr R.N. Post.
Voor velen zal deze nieuwe druk weer zeer welkom zijn en even zovelen zullen gretig uitzien naar de twee andere delen, waaraan toch ook in de voorbije jaren 'elle tijd' zal besteed zijn.
Dat dit werk met vrucht gedaan is, blijkt uit de vele retoucheringen en kleine aanvullingen, die men door heel 't werk vindt. Tevens pleit ook voor de acribie van het werk, dat vele nieuwe literatuur geen aanleiding gaf tot verandering in de tekst.
Vooral in deel I treffen wij enkele aanzienlijke veranderingen.
Deel II heeft uitteraard minder ingrijpende veranderingen, toch zijn de verbeteringen er niet sporadisch (oa. blz. 37, 45, 62, 74, 157 etc.). Hier en daar waar de geschiedenis weer actueel wordt, treffen wij een zinnetje ingelast, dat getuigt van de apostolische instelling van het werk. De doornummering der paragrafen is wel sierlijker, maar lastiger voor anderer systematiek.
Ch. de Meulder
Dr G. GORRIS S.J., J.G. Le Sage ten Broek en de eerste faze van de emancipatie der Katholieken. Eerste Deel. - Urbi et Orbi, Amsterdam, 1947. XVI + 472 blz.
Het is een vreugde dit boek te mogen begroeten, niet enkel omdat het verschijnen ervan een grote voldoening moet zijn voor den schrijver, die dertig jaar daaraan heeft gearbeid, maar ook om hetgeen hij ons biedt.
Het boek zelf kan men niet meer ter zijde leggen, nadat men eenmaal met de lezing begonnen is. Zeker, pater Gorris heeft zijn gedachten niet in een vorm gegoten, die men tegenwoordig niet zelden hoger aanslaat dan de inhoud. Maar zijn stijl is klaar en zakelijk, al steekt de bewondering voor zijn onderwerp er vaak genoeg doorheen, gelijk overigens volkomen billijk is. Want Le Sage is een man uit één stuk, een onverschrokken Christen, die zich - om in zijn eigen woorden te spreken, wegens den Heer en zijn woorden niet schaamt (blz. 456), en door zijn leven bewees, wat hij anderen als principe voorhield: door gepasten moed wordt veel kwaad voorkomen, door vrees verliezen wij al meer en meer veld (blz. 401). Wij kunnen ons - en we hebben het grotendeels te danken aan de 'fermiteit' van deze bekeerling - honderd jaar na zijn dood nauwelijks meer indenken in het antipapisme, het jozefistisch ge-koster der regering, de schuwheid der eeuwen verdrukte en achteruit gezette Katholieken, die natuurlijk allemaal voor dom en achterlijk gehouden werden, in de eigengereidheid
| |
| |
der katholieke groepjes rond of tegen een door geen normaal hiërarchisch gezag geleide en met allerlei min of meer onkatholieke ideeën behepte clerus, kortom in heel dat verklaarbare complex van moeilijkheden, waartegen deze scherpziende blinde en onstuimige onbaatzuchtige moest opwerken. Het is goed en voor de jongere generatie bijzonder leerzaam van dit alles in dit boek kennis te nemen. Er is wel geen werk van katholieke caritas, geloof sverkondiging en geloofsverdieping, dat niet door Le Sage werd begonnen, nadat hij er de gewenstheid van had ingezien: retraites, liturgische beweging, buitenlandse missie en binnenlandse missieactie, katholieke pers, Vincentiusvereniging, katholieke vrije school, verspreiding van apologetische lectuur onder andersdenkenden en van stichtende en leerzame lectuur onder de eigen geloofsgenoten, volksbibliotheken, nauwe culturele en godsdienstige samenwerking tussen de Katholieken in Nederland en België, enz., enz. En dat alles deed Le Sage ondanks veel miskenning in eigen kring en vrijwel algemeen verzet van daarbuiten, blind geworden nadat een katholieke (!) minister hem tegen het advies van den Raad van State in, die verklaarde dat geen enkele onpartijdige rechtbank hem zou kunnen veroordelen, drie maanden in de gevangenis had gebracht wegens een 'persdelict'.
Waar lag de diepste bron dezer onverwoestbare geestkracht? Natuurlijk in zijn geloof, dat hij zo hartstochtelijk liefhad. Maar zo graag zouden we weten, welke bijzondere religieuze belevenis er plaats had toen Le Sage van lauw Katholiek, gelijk hij zelf de eerste periode na zijn bekering heeft genoemd, veranderde in de vurige strijder voor zijn godsdienst. Het schijnt dat op dit punt, evenals op meerdere andere, ondanks het enorme materiaal dat pater Gorris heeft verwerkt, geen klaarheid te krijgen is. We zullen in ieder geval het tweede deel moeten afwachten, na welks verschijnen pas een volledige beoordeling mogelijk is. Vermeld zij nog dat de schrijver, die een der opstellers is van het historisch werkprogram der Katholiek Wetenschappelijke, aan jeugdige historici meermalen ook in dit boek geschikte stof voor een dissertatie aanwijst, zoals: de inwendige geschiedenis van het collegium filosoficum, de invloed der verlichting op de gebedenboeken, de stichter der Xaverianen, Rijken, - welk onderwerp inmiddels reeds opgenomen is - en dergelijke vraagstukken.
De uitgave is vooroorlogs, door keurige illustraties verlucht, nagenoeg vrij van drukfouten en zeer prettig te lezen. En lezen moet ieder ontwikkeld katholiek dit belangrijk en voortreffelijk werk.
Dr J. Tesser S.J.
Jan NIEUWENHUIS, Vooruit en Omhoog. Een levensbeeld van Dr Alfons Ariens. - Het Spectrum, Utrecht, 1947, 260 pp.
Een vergelijking te maken tussen het standaardwerk van Prof. G. Brom, 'Alfons Ariens' en het bovenvermelde, zou onjuist zijn. Brom schreef een stevige apologie ter verheerlijking voor zijn held, een werk bovendien dat door zijn omvang en de daaraan evenredige kostprijs niet makkelijk onder ieders bereik kon komen. Nieuwenhuis daarentegen, puttend uit Brom en daarbij ook enkele gegevens van elders gebruikend, schrijft een eenvoudige levensschets in levendige taal, die eveneens de lezer in spanning houdt, zonder af te dwalen tot aanvallen op personen en toestanden, die in het eerstgenoemde werk niet eenstemmige goedkeuring konden verwerven. In zekere zin is 'Vooruit en Omhoog' een beknopte en gecastigeerde editie van 'Alfons Ariens'. De persoon van Dr Ariens verdient zijn bekendheid te behouden. De bewondering voor zijn heldhaftige onbaatzuchtigheid zal door de lezing van dit werk stijgen. Terecht heeft de schrijver het woord van Jean Cocteau op hem toegepast: 'Votre âme transforme les défauts en beauté: votre faiblesse est une force terrible.'
K.J.D.
| |
| |
| |
Wetenschap
Julian HUXLEY, Essais d'un biologiste. Trad. de Jules Castier. - Parijs, Stock, 1946, 291 blz.
Een reeks vroeger reeds in weekbladen of tijdschriften (tussen 1920 en 1940) verschenen artikels over biologische en sociale onderwerpen zonder enig verder onderling verband, van zeer heterogenen aard en waarde. Een stuk over evolutionistisch optimisme, over de autonome waarde van de menselijke maatschappij, een literair niet onaardige beschrijving van het voortplantingsinstinct bij de vogels, de biologie en psychologie van de sexe bij den mens, een geest- en zinloze charge tegen de uitbeelding van het absolute, en tenslotte twee zeer rationalistische en weinig ernstige stukken over godsdienst en wetenschap. Naast enkele goede passages maakt dit boek in zijn geheel een chaotischen en onsmakelijken indruk en lijkt ons, voor ons Nederlands publiek weinig aanbeveling te verdienen.
Dr Alb. Raignier
Dr Etienne DE GREEFF, Introduction à la criminologie, 1 deel. - Joseph Vandenplas, Brussel, 1947, 414 blz.
We zijn gelukkig het eerste deel van deze geheel omgewerkte heruitgave te recenseren. Naast de feitelijke gegevens welke min of meer in een ander verband in deze nieuwe uitgave worden gevonden, en nu door diepgaande inleidende beschouwingen worden voorafgegaan, komt er een gans nieuw hoofdstuk over de doodslag. Het is vooral opvallend, dat de problemen zoveel grondiger behandeld worden, met al de verrijkende inzichten van een jarenlange ondervinding bij mensen welke de professor ook als mens heeft trachten te begrijpen. Uit zijn studie wordt het echter duidelijk, dat de crimineel, juist als mens, niet zeer hoog staat, en dat het vaak medelijdend oordeel van jurys en van onbevoegden de echte waarden niet vat.
Men kan meer exacte, meer statistisch geschraagde handboeken vinden. De grote en uitzonderlijke waarde van dit werk ligt in zijn dieptepsychologie, die achter de verschijnselen gaat zien, en ze tracht te integreren in een gestruktureerde opvatting van de menselijke psyche.
Het is een boek waaruit zeer, zeer veel valt te leren, waarin veel nieuwe inzichten worden gegeven, waarin zeldzaam diepe mensenkennis steekt. Het is een uitstekende handleiding in het onvolgroeide, wanstaltige zedelijk leven. Om het naar waarde te schatten en voldoende te appreciëren, om ook over een paar lichtelijk bittere opmerkingen heen te gaan, worden harmonische verstandsontwikkeling en gezond menselijk inzicht vereist. Maar rechters, advokaten, priesters, dokters en paedagogen zouden het allen aandachtig moeten doornemen en overwegen. Het zal hun tegemoetkoming van den mens verrijken en verdiepen.
Wij wachten met spanning op het tweede deel van de hand van onzen groten psycholoog der criminelen.
A. Snoeck
George LEMAITRE, L'hypothèse de l'atome primitif. Essai de cosmogonie. - Edition Dunod, Parijs, 1946, 208 blz., Fr. 260.
De meest omvattende cosmogonie die wellicht ooit ontworpen werd. Met een enkele hypothese en uitsluitend steunend op reeds bekende krachten wordt verklaard hoe het heelal gegroeid zou zijn uit een enkel reusachtig atoom, dat door zijn gemis aan evenwicht onder uitzending van cosmische en radioactieve stralen uiteenbarst. Heel deze cosmogonie is echter denkbaar in een niet-Euclidisch heelal, dit wil zeggen in een heelal, waar de rechte lijn gesloten is en er geen punt op oneindig bestaat. Dat dit inderdaad het geval zou zijn, is zeer goed mogelijk, maar kan vooralsnog niet worden aangetoond.
Het is verbazend hoe deze prachtige, maar moeilijke geestesconstructie die met alle physische en astronomische gegevens rekening houdt, hier bevattelijk en toch wetenschappelijk juist uiteengezet wordt. De mathematicus vindt overigens in een aanhangsel overvloedige wiskundige bewijsvoeringen, die betrekking heb- | |
| |
ben op de belangrijkste delen van het betoog. Jammer is echter dat het boek niet beter geconstrueerd is, want ieder hoofdstuk of juister iedere conferentie herhaalt al wat reeds vroeger gezegd werd; wat wel prettig is in zoverre telkens het geheugen wordt opgefrist, maar minder aangenaam zodra men het voorgaande goed begrepen heeft.
F. Bertiau
Samuel GLASSTONE, Theoretic Chemistry. An introduction to Quantum Mechanico, Statistical Mechanics and Molecular spectra for Chemists, 3e Druk. - D. van Nostrand cy., New-York, Macmillan and company, London, 1946, 515 blz., geb. $5.50.
In dit boek worden de princiepen van de quantenmechanica, van de spectroscopie zowel van atomen als moleculen, van de statistische mechanica en de thermodynamische statistiek zeer uitvoerig besproken, terwijl voortdurend de nadruk gelegd wordt op alles wat met de scheikundige binding verband houdt. Het hoeft niet gezegd, dat er enige wiskundige scholing vereist wordt voor het lezen van dit werk; iedere overdreven wiskundige behandeling is nochtans zorgvuldig vermeden terwijl iedere nieuwe stap in de redenering overvloedig verklaard wordt. Vele scheikundigen zullen met genoegen dit werk ter hand nemen, want vaak hebben ze de noodzakelijkheid aangevoeld van een degelijk boek dat hen op de hoogte brengt van de conclusies en princiepen van de quantenmechanica, spectroscopie en andere moderne takken van de physica.
F. Bertiau
Prof. Ing. J. VAN DEN BRANDE, Algemeene insektenleer. - Standaard-Boekhandel, 1946, 277 blz. vollinnenband, Fr. 370.
Het is een verblijdend verschijnsel een Algemene Insectenleer als deze te kunnen begroeten in onze taal. Zij is een keurig verzorgde uitgave van een 'tekstboek', een entomologie-cursus voor biologen en studenten in de landbouwwetenschappen, met al de voordelen, maar ook de inherente nadelen van een handboek: zeer uitgebreide stof, te uitgebreid en te technisch voor een beginneling, te schematisch en te onvolledig voor een verdere studie. Het boek veronderstelt als onmisbare aanvulling het levend onderricht van de professor. Het is zeer degelijk geïllustreerd en technisch goed verzorgd. Alleen de taal laat jammer genoeg hier en daar wat te wensen over. De eerste helft is besteed aan een algemene entomologie: anatomie, physiologie, embryologie, ecologie, enz. Een tweede deel geeft een summaire systematiek en beschrijving, een derde deel is een determinatietabel voor inheemse families van insecten.
Dr Alb. Raignier
|
|