| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst en ascese
Mag. Dr P. POLMAN O.F.M., Godsdienst in de Gouden Eeuw. Nr 1 uit de serie Batavia Sacra. - Het Spectrum, Utrecht, Brussel, 1947, 95 blz. geïll., geb., f. 4.25.
In twee hoofdstukken behandelt de kenner dezer tijd het leven van het Protestantse en het Katholieke deel der Noord Ned. bevolking. Zinspelend noemt hij deze resp. de Zegevierende en de Lijdende Kerk. En dit heeft hij in 77 blz. tekst zo meesterlijk gedaan, dat ik het boekje wil noemen voor de met deze stof reeds vertrouwde lezer een stevige 'novelle', voor de beginneling een tot grootse ondernemingen inspirerende inleiding, en voor de gevorderde student een wijds boven de feiten uitwiekende belevenis-repetitie. Een 28-tal afbeeldingen illustreren de tekst.
Dit boekje is een zeer gelukkig begin van deze nieuwe serie, die als een Encyclopaedie in Monographieën van onze kerkgeschiedenis wordt.
Ch. de Meulder S.J.
Albert KUYLE, In excelcis. - De Koepel, Nijmegen, 1947, 289 blz., ing. f. 2.90.
Een bundel heiligenlevens, kort en levendig. Waar overvloed van stof aanwezig is, weet de schrijver het juiste en sprekendste, het meest typerende en eigene van de betreffende heilige te kiezen; waar de gegevens schaars zijn, vermag hij toch een gestalte te scheppen, vol leven ons nabij. Er zijn er onder deze heilige schetsen, waar de legende volop benut is, anderen waar met zuivere en juiste greep uit de historie gekozen is. Met kunstvaardige hand is een rijke afwisseling geschapen; een reeks voorbeelden-ten-goede, sprankelend en tintelend en belangrijk voor ieder.
Joh. H.
Katholiek Archief. Verschijnt wekelijks; uitgave van het landelijk secretariaat der Katholieke Actie in Nederland. Hoofdredactie Mr Dr C. Ch. A. van Haren. - Voor Nederland: Redactie-adres Lange Vijverberg 16 Den Haag, administratie-adres Postbus 2 Heemstede. Voor België: Redactie- en administratie-adres 'Geloof sverdediging' Ploegstraat 23 Antwerpen. - Abonnementsprijs f. 20.- per jaar.
Einde Februari 1948 heeft Katholiek Archief zijn tweede jaargang besloten. De eerste jaargang heeft niet geheel aan de redelijke verwachtingen beantwoord, hetgeen ook voor een groot deel op rekening van het moeilijke contact met het buitenland geplaatst moet worden. Op het ogenblik echter heeft de redactie haar draai gevonden, zodat het Katholiek Archief tot een - vergeef ons hier de cliché - ware goudmijn is geworden. Iedere week verschijnen tien bladzijden van kwarto-formaat, verdeeld in twee kolommen en klein bedrukt; viermaal per jaar worden indices gegeven, want in een archief moet men onmiddellijk iets kunnen vinden. De inhoud beweegt zich door geheel het katholieke leven van binnenen buitenland, waarvan het de belangrijke en wetenswaardige momenten vastlegt. Niet alleen beperkt het zich tot documentatie in de teennische zin van het woord maar geeft ook samenvattingen van de meest belangrijke publicaties uit de katholieke wereldliteratuur. Gaarne gaven wij hier een reeks van voorbeelden maar dit is ondoenlijk - hetgeen een goede noot voor de inhoud is - want de bespreking van één enkel nummer zou reeds te uitgebreid worden voor een recensie. Wij kunnen niet beter doen dan iedereen aan te raden eens een proefnummer aan te vragen en bij een abonné de tweede jaargang door te bladeren.
| |
| |
Het Katholiek Archief is niet be doeld om eenmaal te lezen maar het wil de vindplaats zijn van alles, wat men op katholiek gebied, zo ruim mogelijk genomen, wenst te weten. Voor dagbladen, schrijvers, sprekers en vergaderingen is het dus onont beerlijk. De journalisten weten het reeds volop te waarderen, want zij putten er voortdurend uit. Iedere pas toor en kapelaan moet een abonne ment bezitten, want hij wenst toch op de hoogte te zijn van de Kerk, wiens bedienaar en prediker hij is. Neemt men echter het Katholiek Archief, dan overziet men geheel de wereld en is altijd actueel in denken en spreken. Doch ook zijn zeer vele leken verplicht een abonnement te nemen; nog altijd is waar, dat de leek te weinig op de hoogte is van de katholieke wereldbeschouwing: door het archief echter ontvangt men een grote liefde en bewondering voor het Katholicisme en men neemt toe in de ware wijsheid. Ook niet-katholieken kunnen zich hier het best oriënteren in het katholicisme, ter wijl vele openbare instellingen, willen zij van de tegenwoordige wereld op de hoogte blijven, het in hun bibliotheek of bureau's moeten bezitten. In het begin moet men echter even wennen aan de opzet, want het wil en mag niet een gewoon tijd schrift zijn. Is men er eenmaal vertrouwd mede geraakt, dan kan men er niet meer buiten. Wie een voorbeeld van echt werk van Katholieke Actie wil kennen, vindt het alhier in de beste vorm van wereldapostolaat.
H.S.
W. WITTEMAN, Karaktervorming. Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg. 126 blz. (Opvoedkundige Brochurenreeks: nummer 131), geb. f. 2.-.
Een degelijk werkje over de katholieke deugdenleer, geschreven voor onderwijzers. Beknopt wordt ons 'bovennatuurlijk organisme' behandeld en een inzicht gegeven in de goddelijke en kardinale deugden. Dit geschiedt in 247 vragen en antwoorden, welke vorm van behandelen wel didactische voordelen biedt, maar het geheel wel erg in stukjes snijdt, zodat veel van de aantrekkelijkheid, die in de behandeling van deze prachtige stof behoorde te liggen, verloren is gegaan. Dit is trouwens niet alleen aan de vorm te wijten, maar ook aan de inhoud, die natuur en bovennatuur soms wel wat te veel isoleert en de paulinische bezieling mist. Men vraagt zich af, of dit werkje behalve kennis van, ook liefde tot het geloof brengt. En dat zal toch wel de bedoeling zijn van een katholieke opvoeding.
J. de R.
P. Hieronymus RONGEN O.C.R., De Katholieke Man; De Katholieke Moeder; De Katholieke Jongeman: liet Katholieke Meisje, in de opgang naar God. Linssen & Derkx, Venlo, (resp. 672, 724, 623 en 673 bldz.).
Pater Rongen is in deze kerkboeken wel ver beneden de pittige stijl van 'Gesprekken met Christus' gebleven. Dat is jammer, want zeker bestaat er behoefte aan goede kerkboeken, die boven de gewone 'kerkboekenstijl' uitkomen. Dat doen deze niet. Zowel uitgave als inhoud lijken ons weinig geschikt de moderne mensen - vooral jonge mensen - te pakken. Daar komt nog bij, dat de zoetelijke illustraties, die als titelblad dienen, deze ongeschiktheid onderstrepen.
De schrijver verdeelt zijn werkjes steeds in twee delen, waarvan het eerste deel een theoretische verhandeling is, die verschilt voor de diverse groepen. Dit heeft als nadeel, dat de lezers deze eerste helft slechts één- of tweemaal zullen lezen, en dus op de tweede helft spoediger uitgebeden zullen zijn, dan wanneer de theorie in gebedsvorm was geplaatst. Temeer omdat de gebeden niet zo heel sterk zijn - en vreemd voor een monnik - niet bepaald doordrenkt van de sfeer onzer liturgische gebeden. De litanieën tot de H. Broeder Koenraad, de H. Apollonia enz., hoe schoon ook, hadden gerust vervangen mogen worden door vele van deze.
J. de R.
Prof. Dr Klaas STEUR pr., Liefdesstreven (207 bldz.), Liefdesleven (171 bldz.), Paul Brand, Bussum, Per stuk geb. f. 3.-
| |
| |
'Dit boek moet blij zijn als het huwelijk, waarbij een bruiloftslied past. Na lezing moet onweerstaanbaar de versregel van Guido Gezelle zich opdringen: 'Een Priester heeft den zang der bruiloft meegezongen', zegt Prof. Steur in de inleiding van Liefdesleven. En hij heeft meegezongen, zowel in 'Liefdesstreven', de conferenties voor verloof den, als in 'Liefdesleven', dat voor jong-gehuwden bestemd is. Zijn zang heeft een prettige klank! Zij laat een positief geluid horen en behandelt meer de schoonheid van verkering en huwelijk dan het verkeerde en negatieve. Zijn zang is de zang van de zee, van Volendam. Ja, we zijn de schrijver dankbaar, dat hij de sfeer van zijn geboortedorp, waarin hij de conferenties hield, ook in de druk ervan behouden heeft. Het geregeld citeren van v.d. Velde's 'Het Volkomen Huwelijk' lijkt ons niet verstandig, vooral omdat het op bldz. 10 van Liefdesleven als 'funest en verderfelijk' wordt gebrandmerkt. Uit de 'Navolging van Christus' kon op bldz. 42 beter in het Nederlands geciteerd worden. Maar deze kleine bezwaren, die eerder als raad voor een volgende druk dan als critiek zijn bedoeld, vallen weg bij al het goede, dat deze boekjes bevatten, die uitsteken boven vele andere, op dit gebied verschenen.
J. de R.
P. CONSTANTIUS O.F.M. Cap., Speculum Christi. Een verzameling van 45 conferenties gehouden voor Priesters. Eerste deel, J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1947, 503 bldz. ing., f. 5.50; Fr. 90.
Dit buitengewone vormingsboek voor priesters nog aanbevelen, na het waarderende voorwoord van Z.H. Exc. Mgr Hopmans, lijkt totaal overbodig. De diepe theologische bezinning, het rijpe oordeel en de aangename boeiende stijl maken lezing en meditatie tot een geestelijk genot.
Wie van dit boek kennis heeft genomen zal met belangstelling naar de volgende delen uitzien. Dit werk is een aanwinst.
Ed. Krekkelberg
Mr A.C.B. ARTS, Père Antoine Chévrier. - Paul Brand, Bussum, 1947, 203 blz., ingeb. f. 5.25.
'Een poging om een levensschets te trekken uit het gezaghebbend en omvangrijk werk van den erekannunik C. Chambost,' zo schrijft Mr A.C.B. Arts zijn werk.
Zijn opzet mogen we geslaagd heten, al kan het niet anders of het moet ons enigermate ontgoochelen. Daar is het nu eenmaal vulgarisatiewerk voor. Door de vele aangehaalde anecdoten uit het leven van den Apostel, vooral door tamelijk goed gekozen uittreksels uit zijn geschriften, krijgt de lezer een aardige kijk op die beminnelijke en heroische priester der proletariërs, 'zelf arm geworden, voor de armen'. Als eerste kennismaking met die Priester is het een aan te raden boek voor leken, maar vooral voor priesters en religieuzen. Pater Chévrier is weliswaar een top, die weinigen kunnen bereiken, maar iedereen kan toch bij hem leren wat de liefde om de armen in een mensenhart kan bewerken. De leidende en inspirerende ideeën van de Père vinden we jammer genoeg niet genoeg in het licht gesteld; zijn geschriften, waar een intense liefde in gloeit onder sobere uitdrukkingen, komen niet genoeg tot hun recht, doordat ze eenvoudig aangehaald worden. Iedere lezer is niet bekwaam om er in door te dringen, als hij niet geleid wordt en attent gemaakt op de steeds terugkomende inspirerende gedachten. De sublimerende kracht van de genade, die hem geleidelijk omvormde tot een Paulusziel hadden we graag meer beklemtoond gezien. Maar is dat niet te veel gevraagd van een boek, dat geen andere pretentie heeft dan een levensschets te geven?
A. Flooren S.J.
Evelyn WAUGH, Edmund Campion. - De Koepel, Nijmegen, 1947, 207 blz., ingeb. f. 5.90.
Hiermede wordt het reeds zeer bekende en zeer geprezen leven van Edmund Campion S.J. in Nederlandse vertaling ter lezing aangeboden. Waugh zelf behoedt ons voor al tè gespannen verwachtingen, ook al is
| |
| |
hij in zijn opzet geslaagd. 'Er bestaat grote behoefte aan een volledig wetenschappelijk werk over dit onderwerp. Dit boekje is dat niet. Het enige, wat ik heb geprobeerd, is de gebeurtenissen, die een romanschrijver van belang schijnen, uit te kiezen' (blz. VIII).
Bovendien is zijn boek 'het meest passende gedenkschrift' aan Father Martin d'Arcy S.J., toen rector van Campion Hull, na zijn bekering. Zijn waardering van het nieuwgevonden geloof is daarom wat te oppervlakkig, te weinig genuanceerd ook zijn enthousiaste bewondering voor de Sociëteit. Het resultaat is een zeer sympathieke schets van deze geleerde Jezuïet, bekeerling en martelaar.
Moge de Nederlandse vertaling, - niet geheel zonder feilen - bijdragen tot eenzelfde overtuiging en verdediging van ons H. Geloof door velen.
J.P.M., S.J.
Marie KOENEN, Leg aan de wapenrusting Gods. Het leven van St Lambertus, Bisschop van Maastricht 636-709. - De Kinkhoren. Desclée De Brouwer, Amsterdam-Brussel, 1946, 174 blz.
Een boek dat zijn plaats verdient in iedere bibliotheek. In deze Lambertus-biografie voert de schrijfster ons terug naar de wereld van 'De Kleine Koning' Marie Koenen's literair meesterschap en evocatievermogen moeten niet meer verkondigd worden. De geromanceerde voorstelling van deze biografie put haar gegevens niet uit de phantasie, maar uit een nauwkeurige geschiedsvorsing, zij dient alleen om het boek boeiender en levendiger te maken, aangepast aan alle lezerskringen. En het werd inderdaad een boeiende roman, één van de beste volksheiligenlevens die de moderne hagiographie bezit, een krachtig en gaaf boek in zijn sobere maar suggestieve eenvoud.
A. Deblaere
Dr Alb. ZWART, O.S. Cr., Heidensche en Christelijke mysteriën. De theologische grondslagen der mysteriënliturgie. - 'Catholica', VI-1, De Kinkhoren, Brugge, 1947, 184 blz., ingen. Fr. 100, geb. Fr. 135.
Schr. stelt zich tot doel aan een kritisch onderzoek te onderwerpen de liturgische mysterieleer, zoals ze vooral door Dom Casel, van de Benedictijnenabdij te Maria-Laach, wordt voorgestaan. Wel wat simplistisch, vat hij zelf zijn betoog samen in de weerlegging van een syllogisme. De maior bestaat uit de bepaling van 'mysterie', die Casel uit de beschouwing van de heidense mysteries afleidt: 'Het mysterium is een heilige kultuele handeling, waarin een soteriologisch gebeuren onder een ritus tegenwoordig wordt; doordat de kultusgemeente dezen ritus voltrekt, neemt zij aan de heilsdaad deel en verwerft zich daardoor het heil' (blz. 10). Welnu, alzo de minor, 'de traditie leert dat het aldus bepaalde in den christelijken eeredienst aanwezig is. Derhalve etc.' (t.a.p.).
Het eerste deel van het boek is aan het onderzoek van de maior gewijd. Schr. vat bondig samen wat we tegenwoordig weten over de mysteriën van Eleusis, Dionysios, Isis en Mithras, om te besluiten dat Casel 'het heidendom door een christelijken bril beziet' (blz. 72) en dat zijn bepaling van mysterium niet strookt met de werkelijkheid. Dan komt de minor aan de beurt. We kunnen niet ingaan op de details van de soms wat summiere weerlegging. Het meest waardevol lijkt ons de verruiming van het begrip 'sacrament', die Schr. van Casel meent te mogen overnemen (blz. 125-142), en die hij samenvat in volgende bepaling, die voorzeker de aandacht der theologen verdient: 'Een heilige cultuele (k is c geworden) handeling of ritus, die een soteriologisch gebeuren van Christus betekent, het, krachtens die betekening, in ons bewerkt en ons daardoor in staat stelt het ook in ons zedelijk leven tot werkelijkheid te maken tot meerdere eer van God' (blz. 135).
E. Druwé S.J.
F. LELOTTE S.J., La solution du problème de la vie, Synthèse du Catholicisme, 5 cahiers: Devant le problème, De la création à la Rédemption, De la Rédemption jusqu'à nous, L'homme selon Dieu, Problèmes sociaux. -
| |
| |
Casterman, Parijs-Doornik, 1947, 72, 72, 80, 72, 88 blz.
S. wil gelovigen en ongelovigen de waarde laten zien (niet 'bewijzen', zegt hij uitdrukkelijk) van de katholieke synthese in antwoord op de levensvragen. Hiermee sluit hij aan bij de hedendaagse apologetische methode, die de roeping tot het goddelijk leven voorstelt als de enig mogelijke ontplooiing van waar humanisme. S. doet het op onderhoudende wijze met de rijke keuze aan citaten, die wij van de directeur van Foyer Notre-Dame konden verwachten. Overvloedige bibliographie zal de lezer wellicht tot het besef brengen, dat de godsdienstlessen van zijn jeugd slechts een eerste contact waren, die door verdere studie en beleving langzaam moet rijpen tot schone levenssynthese. - Enkele opmerkingen. Wordt de 'gloria Dei' in het goddelijk plan (II, blz. 1-6) wel genoeg in het licht gesteld? Waar gesproken wordt over 'la création du monde d'après la Bible' (II, blz. 13-14) mocht men zich niet beperken tot Genesis I, vooral waar men verder terloops spreekt over 'un double récit' (blz. 24). De bepaling van het mirakel in engere zin als 'toute intervention divine en contradiction avec les lois naturelles', zal wellicht niet iedereen bevredigen (II, blz. 49). Ook volgende formulering niet: 'Le Corps du Christ, recu en communion, devient le Saint-Sacrement... le signe sensible dont Dieu se sert pour augmenter la grâce en nous' (IV, blz. 21). Over het algemeen treft ons, hoe de streving naar vereniging met God meer gezien wordt als een streven van de natuur, dan als het persoonlijk verlangen naar ontmoeting met God; de leer over de genade, over de Sacramenten en over de Kerk, in dit perspektief gezien, zouden wellicht het zoeken van de godsdienstige mens meer tegemoet komen. - Om praktisch te besluiten: ook de godsdienstleraren en de leiders van godsdienstige studiekringen zullen deze 5 cahiers met vrucht
raadplegen om hun levenssynthese concreet en levendig voor te stellen.
J. Cauwe
Eleanor SHIPLEY DUCKETT, Anglo-Saxon Saints and Scholars. - Macmillan and Co, New York-London, 1947, 488 blz.
Over een vroeger boek van Dr Duckett 'The gateway of the middle ages' werd geschreven, dat het een even grote waarde bezat voor de wetenschappelijken als voor den algemeen ontwikkelden lezer, en de bekwaamheid bewees van de schrijfster als geleerde en als aangename en boeiende verhaalster. Gelijk zij daar een levendig beeld weet te ontwerpen van de zesde Christelijke Eeuw, zo biedt zij ons in het huidige boek, dat enigszins als een vervolg op het eerste mag gelden, een treffende schildering van de Angelsaksische beschaving in de VII en VIII eeuw, die zo vruchtbaar waren voor de wederopleving van geloof en cultuur in het ganse Westen. Aldhelm van Malmesbury, Wilfrid van York, Beda van Jarrow en Winfrid-Bonifatius, twee stille geleerden en twee mannen van de daad, zijn de hoofdfiguren waarom het ganse leven van die tijden zich beweegt.
De geschiedenis wordt ons meegedeeld onder den vorm van een verhaal, nu gemoedelijk verteld, dan poëtisch en dramatisch uitgebeeld, natuurlijk als een echt voorgedragen vertelling, waar de verhaler hier en daar een ogenblik het verhaal onderbreekt om de vragen, die hij in de ogen van zijn toehoorder leest, te beantwoorden. Wat dit werk hoogst aantrekkelijk maakt, is de diepe sympathie van de schrijfster voor haar onderwerp en haar personen, haar aanvoelen van het christelijk leven van dien tijd. Op haar kan men de woorden van den ouden dichter toepassen: 'omne tulit punctum qui mistuit utile dulci'.
A. De Bil S.J.
P. Raphaël Van GERVEN O.F.M., De wereldlijke macht van den Paus volgens Augustinus Triumphus. - Standaard-boekhandel, Antwerpen, Dekker en van de Vegt, Nijmegen, 1947, 163 blz., Fr. 150.
In dit werk heeft Schr. definitief afgebroken met de reeds jaren aangenomen gedachte, dat Augustinus
| |
| |
Triumphus een vurig verdediger was van de rechtstreekse macht van den Paus en van de Kerk. Na de scherpe en schrandere ontleding van het hoofdwerk 'Summa de ecclesiastica potestate', komt Schr. tot het besluit dat, evenals de eenheid en orde in de wereld en de kerk, de jurisdictiemacht één is in het mystiek lichaam van Christus en die jurisdictiemacht is de opperste macht van den paus. Maar Triumphus stelt nogal enkele beperkingen vast, van de met zoveel klem voorgestane universele macht van den paus op alle gebied. Op tijdelijk gebied immers bezit de paus wel de jurisdictio, niet echter de executio, en tenslotte erkent Triumphus feitelijk de onafhankelijkheid van de wereldlijke vorsten op dit tijdelijk gebied. E. Van Gerven heeft een mooi en degelijk werk geleverd: hij werpt een nieuw licht op de leer over de verhouding van Kerk en Staat in de Middeleeuwen en hij heeft het boeiend geschreven.
A. Darquennes
Dom E. DEKKERS O.S.B., Tertullianua en de geschiedenis der Liturgie. - Catholica, De Kinkhoren, Desclée de Brouwer, Brugge, 1947, 285 blz., ing Fr. 235, geb. Fr. 275.
Het is voor de recensent een ongewoon groot genoegen, werken als deze in handen te nemen en zich hierdoor te overtuigen, hoe ook onze Nederlandse taal het werktuig van een in alle opzichten degelijke en wetenschappelijke arbeid kan zijn. De schrijver zegt wel in alle bescheidenheid in zijn 'Woord vooraf' dat hij door dit boek geen nieuwe inzichten en oplossingen heeft beoogd. Doch 'het bijeenvoegen van wat anderen vonden', dat hij tot zijn eigenlijk doel stelt, geschiedt hier met zulk een meesterschap en helderheid, dat deze verdienste alleen reeds zou volstaan om van dit boek een eerste rangs werk te maken. Het wil ons echter voorkomen, dat de auteur, dank aan zijn bevoegdheid en belezenheid, daarenboven op menige plaats nieuwe vergezichten openstelt en daardoor aan de geschiedenis der liturgie in onze allereerste eeuwen zeer grote diensten bewijst. Door nog meerdere, even degelijke monografieën van dezelfde aard over Cyprianus b.v., Augustinus, enz., zal de geschiedenis werkelijk aanmerkekelijk kunnen verrijkt worden. Vermelden we ook nog het Latijns summarium, en de zeer zorgvuldige opgestelde registers, die het raadplegen ten zeerste zullen vergemakkelijken.
Dr J. De Munter
Hans ZBINDEN, De Crisis der hedendaagse Moraal. Uit het Duits vertaald door Dr J.A. Schröeder. De Wetenschappelijke Bibliotheek. - Pantheon, Antwerpen, L.J. Veen, Amsterdam, 148 pp., 1946.
Het minderwaardige van deze studie heeft ons pijnlijk verrast, omdat zij zo sterk afsteekt in de serie merkwaardige werken die Pantheon en Veen reeds hebben uitgegeven. Wij beklagen ons Nederlands lezend publiek, indien dit boek succes zou kennen. Schrijver, met een zelfzekerheid die wij alleen bij oppervlakkige geesten vinden, wil zijn opvatting over de moraal stellen tegenover die van de Verlichting, het Christendom en het Boedhisme. 'Volgens Locke en de moraal der Verlichting en het utilarisme is de maatstaf van de morele waarden de grootst mogelijke nuttigheid en bevrediging van den lust. Het Christendom ziet in de Verlossing van den mens van de zonde, het Boedhisme in de overwinning van het leed het doel der moraal. Tegenover deze leringen der moraal wordt hier de volmaking, in den zin van de toenemende verrijking en harmonisering van krachten, als het leidende doel van menselijke handel en waardeschatting gesteld.' Het ergste van al is nog, dat Zbinden de vele en ingewikkelde problemen, die de moraal te doorworstelen heeft, niet eens schijnt te vermoeden. Wij achten het nutteloos verder over dit boek uit te weiden, voegen wij er alleen nog aan toe, dat de vertaling zo erbarmelijk is dat men dikwijls te vergeefs zoeken gaat naar een correcte grammaticale zinsconstructie.
B. Boeyckens
| |
| |
Joseph MASSON S.J., Missionnaires belges sous l'ancien régime (1500-1800), Tome I Ceux qui versèrent leur sang. - Musaeum Lessianum. - Section Missiologique nr 28, L'Edition Universelle, Brussel, 1947, 183 blz., Fr. 75.
Voor wie reeds vroegere publicaties van P.M. las, is de naam van den auteur een waarborg voor de degelijkheid van dit boek. Schr. verwittigt van het begin af, dat er hier geen 'roman' gebouwd wordt; trouwens de feiten op zich zelf, vooral voor sommige onder de besproken personen, zijn heel wat interressanter dan 't geen men zou kunnen broderen. P.M. is aan de bronnen gaan putten en heeft er uit gehaald al wat er uit te halen was, maar ook niets meer. Daarom zal dit boek misschien te nuchter voorkomen aan sommigen, die onbewust meer vragen aan den geschiedschrijver en zijn bronnen, dan ze geven kunnen.
Met het twaalftal missionarissen, die hier besproken worden, komen we op alle grote missieterreinen: Japan en China, Congo, Zuid-Amerika, Oceanië. We staan verwonderd, dat streken, die wij nog onbekend waanden tot voor enkele decennia of die we leerden kennen door oorlogsoperaties gedurende de jaren 1940-45, door eigen landgenoten doorkruist werden, gekend waren, reeds drie honderd jaren geleden. Welke expansiekracht, welk dynamisme zat er toen in onze mensen, in onze missionarissen, die we hier beter leren begrijpen, omdat we ze uitgebeeld zien in hun werkkader.
Dat al hetgeen in deze korte schetsen verteld wordt, degelijk verantwoord is, blijkt ook nog uit de bibliografie, aangegeven na elke schets.
A.C.
Dr K. STEUR, (liturgisch gedeelte), Drs J.A.E. Van DODEWAARD, (exegetisch gedeelte), Dr A.I.M. KAT, (liturgisch gedeelte), Kerstmis - Pasen - Pinksteren. - 3 din., Romen en Zonen, Maaseik, (Paul Brand, Bussum), 1946-1947, 200, 320, 240 bldz., vollinnenband, Fr. 160 per deel.
Dit werk vormt 'een trilogie, welke de grote feesten van het kerkelijk jaar dogmatisch, exegetisch en liturgisch wil belichten'. Rond de drie historische fasen van het leven der Kerk, Menswording, Verlossing en heiliging, worden de voornaamste geloofswaarheden gegroepeerd, en de belangrijkste Schriftuur-teksten daaromtrent gecommenteerd; ten slotte wordt de groei en de betekenis aangetoond van den eredienst die de H. Kerk er om heeft ontwikkeld. Aldus krijgt het een sterk synthetisch karakter. Het is zeer leerzaam te zien welk een eenheid en organisch verband er ligt tussen de gebeurtenissen der Verlossing, de ontwikkeling van de katholieke geloofsleer en het officieel gebedsleven der Kerk. Daarom vraagt men zich af of het niet beter ware geweest het exegetisch commentaar te plaatsen vóór het dogmatisch deel; dan had men den normalen ontwikkelingsgang der feiten gevolgd.
De commentaren zijn voortreffelijk en wetenschappelijk verantwoord, zonder te technisch te worden. Meer dan eens geven de schrijvers verschillende theorieën of interpretaties van teksten en gebruiken, die ook voor niet-specialisten interessant kunnen zijn. Citaten uit katholieke schrijvers als Dante, Vondel, Gezelle, Newman, maken den uitleg veel aantrekkelijker.
I. de la Potterie
Kan. Jean VIEUJEAN, Leven naar den geest, vertaald door Achiel Leysen, pr. - De Kinkhoren, Brugge, 1946, 104 blz. ingen. Fr. 60, geb. Fr. 75.
'Leven naar de geest' is 'leven met in zich een diep besef der dingen, en heel zijn gedraging stellen onder de invloed, de straling, de bezieling, de inspiratie van dit besef.' Na die proeve van definitie komt de toepassing in enkele markante aspecten van het leven.
Het boekje van Kanunnik J. Vieujean is rijk aan diepe gedachten.
Spijtig, dat de Nederlandse vertaling (in nieuwe spelling geschreven) zo weinig 'naar de geest' is, en zoveel naar de letter! men voelt te veel aan, dat het een vertaling is. Daarbij werden ook de talrijke
| |
| |
Franse citaten vertaald en zo vertaald dat de pittigheid van de oorspronkelijke tekst verloren ging.
A. Cauwe
A.W. MAAS S.J., Levensmoed. Gedachten over Huwelijk, Kinderzegen, Kuischheid. (Alleen voor volwassenen). - 3e geheel omgewerkte uitgave van 'Wapens tegen het Neo-Malthusianisme'. Jozef Van In, Lier, 1945, 275 blz., ingen., Fr. 70, geb., Fr. 85, in luxe band, Fr. 95.
In deze geheel omgewerkte uitgave zijn geheel nieuw de hoofdstukken over de periodieke onthouding, de voorbereiding op het huwelijk, de richtlijnen bij de voorlichting en de uitstekende bibliographie.
Schrijver weet die kiese vraagstukken in volle waarheid aan te pakken en goed onderscheid te maken tussen wat verkeerd is, wat gevaarlijk is, en wat tenslotte nog het beste blijft.
Het boek, dat keurig uitgegeven werd, bevelen we ten zeerste aan aan de christen ouders, jonggehuwden en verloofden, die er het christelijk antwoord in zullen vinden op hun vele vragen op dat gebied.
A. Cauwe
Mgr J. LEBON, De toewijding aan het Onbevlekt Hart van Maria. Haar dogmatische grondslagen en beteekenis. Vertaald uit het Fransch van Dr G. Geenen, O.P. - 't Groeit, Antwerpen, (1947), 64 blz., Fr. 25.
Op de Mariale priesterdagen te Namen in het jaar 1943 droeg Mgr Lebon een rapport voor over 'Les fondements dogmatiques de la consécration au Coeur Immaculé de Marie.' Daarvan biedt G. Geenen ons de Nederlandse vertaling aan.
De bedoeling van het verslag is de theologische gronden na te gaan welke deze toewijding wettigen.
De vertaling verdient de aandacht wegens de trouwe weergave van de vaak genuanceerde gedachten en het voortreffelijk Nederlands technisch apparaat.
A. De Geyter
Pater OPTATUS O.F.M. Cap., De geest van Franciscus, proeve van synthese. - Reeks 'Gekruiste handen', nr 4, Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1946, 80 blz., ingen. Fr. 28, geb. Fr. 42.
Een poging om een synthetisch beeld van Franciscus' geest te ontwerpen, dat niet a priori of van buiten uit aan zijn geschriften zou opgedrongen worden, maar de inspiratiekern ervan in haar louterheid zou blootleggen.
Een vrome en waardevolle studie. Jammer alleen van de vele storende zetfouten (b.v. blz. 42: zelfontleding).
L. Monden
R. BASTIN O.M. I., Le petit pauvre d'Assise. - Casterman, Doornik, 1947, 100 blz., Fr. 36.
Uit het leven van de Poverello vertelt een welpenaalmoezenier aan zijn jongens, met hun beelden en gevoelens, de gebeurtenissen die begeesteren en blijvend inslaan in hun wereld. Boeiend en eenvoudig.
A.D.G.
Abbé Félix GAYE, Les étapes d'une conversion; Antoinette 1910-1937. - Casterman, Doornik, 1946, 308 blz., Fr. 60.
Het is de zielegang van een jong meisje, dat in het vrijzinnig milieu van een Franse Normaalschool studeerde, daarna enkele jaren onderwijzeres was en tenslotte in de louterende smeltkroes van een zware ziekte tot een zeer hoge heiligheid rijpte.
Hoevele zielen zullen in de conflicten van dit jeugdig hart hun eigen worstelingen en problemen terugvinden, en meegesleept door zijn schone en dappere houding, best een eind weegs willen meegaan; niet alleen zij, die beproefd werden, maar ook zij die Gods verbijsterende werkingen in de zielen van onze dagen willen bewonderen.
P. de Meester
Gonzague TRUC, Incarnation et Rédemption. Essai de psychologie et de philosophie religieuses. -
| |
| |
Desclée, De Brouwer, 1947, 155 blz., Fr. 40.
Dit boek is in menig opzicht interessant. Het is het getuigenis van iemand, die na lang zoeken zo niet tot in den schoot der Kerk, dan toch tot een oprechte waardering van haar dogma's gekomen is. Het is een pogen om van natuurlijk philosophisch standpunt uit de kernwaarheden van het christendom: erfzonde en verlossing door het Mensgeworden Woord, voor het verstand van den modernen mens aanneembaar te maken. En daarom, ook al zou men sommige punten wat nauwkeuriger wensen, kan het in apologetisch opzicht goede diensten bewijzen aan hen vooral, die nog zoekende zijn, maar ook aan vele, die een dieper inzicht in hun geloof verlangen, en voor een tamelijk abstrakte lectuur niet terugschrikken.
E. Druwé S.J.
Frans WEYERGANS, Brieven aan een Jongeman. Vert. door J.v.d. Putten, - De Toorts, Heemstede, 99 blz., 1947.
Deze brieven aan een jongen man vormen een gezond en krachtig geestesvoedsel voor alle jonge lieden. Zij werden geschreven (of fictief geschreven) in een verkenners en trekkerssfeer. Vandaar die openheid voor de natuur en het buitenleven. Weyergans wil zijn discipel brengen tot een vol en algeheel Christelijk leven en vindt daarvoor treffende accenten en diepzinnige gedachten.
J.v.H.
Ger. Van OVERSCHELDE, Bij de reuzen en de dwergen van Ruanda. - Uitgave Nieuw Afrika, Antwerpen, 1947, 407 blz., Fr. 98.
Over het mandaatgebied Ruanda en zijn bevolking werd tot nu toe weinig in het Nederlands geschreven. Daarom zal dit boek zeer welkom zijn. Na de geschiedenis van het oude Ruanda verteld te hebben, geeft schrijver een beeld van de cultuur, het stoffelijk, verstandelijk en zedelijk leven van de bewoners, zoals dat was vóór de komst van de blanken. Dan volgt er een merkwaardige studie over het geloofsleven van de Ruandabewoners, met zijn hoogstaande kennis van een God, een weelderige geestencultus en zijn razendmakende schrik voor taboes, toverkunsten en heksentoeren. Het vierde deel behandelt de heerlijke bekeringsbeweging door de Witte Paters in Ruanda ingezet na zeer hevige tegenstand.
Dit boek, dat ook aan onze rijpere jeugd in handen mag gegeven worden, getuigt van een grote belezenheid en een diepe kennis van volk en zeden.
L. Dumoulin S.J.
J. SACHOT O.M.I., Eindeloze jachtvelden. Vrij vertaald naar het Frans door Alb. Detremmerie O.M.I. - Lannoo, Tielt, 1947, 262 blz., ing. Fr. 72, geb. Fr. 98.
Dit prachtig leesboek behandelt in pittige verteltrant het grote avontuur van de Paters Oblaten in de Witte Sahara, de onmetelijke sneeuw- en ijsvlakten in het Hoge Noorden van Canada. Een boek om bij te wenen: van bewondering voor de helfdhaftige opoffering van die missionarissen om enkele Eskimo-zielen voor God te winnen, van spijt ook om onze eigen lafheid en gemakzucht. Warm aanbevolen.
L. Dumoulin S.J.
Prof. Dr J. REEKING, Wij veroveren het leven. Een levensboek voor jonge meisjes. - De Pauw, Leuven, z.j. 198 blz., Fr. 50.
Laat u door den propagandisch klinkenden titel niet bedriegen: dit boek is allesbehalve luidruchtig. In zes hoofdstukken stelt het de jonge meisjes tegenover de zuiverheid, de maagdelijkheid, de liefde, de vriendschap, de verkering, het huwelijk, - en neem nu hoofdstuk voor hoofdstuk, gedeelte voor gedeelte: telkens treft u de degelijke behandeling en den ruimen geest.
Em. Janssen
F.J. SHEED, De Wegenkaart des levens. - Sheed and Ward, Brussel, 1947, 175 blz., ing. Fr. 58, geb. Fr. 78.
| |
| |
Veel mensen dolen, en komen nergens uit. Ziehier dan, voor hen, een wegenkaart.
Een zeer eenvoudige wegenkaart: de Katholiek kent zijn van waar, waardoor, en waarheen. Hem wordt het leven, hoe geheimzinnig het ook zou blijven, eenvoudig en bevredigend, en zijn natuurlijke vermogens en levenskracht, ongeschonden opgenomen in een ruimere en hogere harmonie, komen zo pas volkomen terecht. Warm aanbevolen.
Em. Janssen
P.A. POPMA, R.K. Pr., Blaadjes van de Zonnebloem voor zieken. - Paul Brand, Bussum - Maaseik, z.j. (1946), 103 blz., geb. Fr. 40.
Dit voornaam uitgegeven bundeltje bevat zestien radio-toespraken, gehouden in de maanden October, November en December. Lees ze aandachtig, een of twee, en morgen een ander: telkens treft U de meewarig-opbeurende toon, en de harde waarheden over lijden en offer worden U meegedeeld, onverbloemd en toch zacht, als een plicht en een licht, als een bont doek zoveel meer als een bevrijding. Langs de radio om moet de gewijde spreker veel zieken en zielen getroost en gesteund hebben: moge hetzelfde, langs de pers om en ruimer nog, opnieuw geschieden.
Em. Janssen
J.H. NEWMAN, Toespraken gericht tot een gemengd gehoor. - Werken van J.H. Newman in Nederlandse vertaling door Prof. Dr Aur. Pompen O.F.M. Deel I. Paul Brand, Bussum - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, XXVIII - 419 blz., 1947, Geb. 300 fr.
Voor het eerst krijgen wij hier een vertaling van achttien toespraken, die Newman in het eerste jaar van het Oratorium te Birmingham (1848-1849) gehouden heeft. Over deze toespraken zelf moet gezegd worden, dat ze voortreffelijk zijn naar vorm en inhoud: de vorm paart eenvoud aan verhevenheid, de inhoud Godskennis aan mensenkennis. En dit laatste is het, dat wij bijzonder op prijs stellen. Het is aan Sint Franciscus gegeven tot de vogelen te spreken over God, maar dit was iets heel wonderbaars, waar het den heilige genoeg voor was God te kennen. Om aan mensen over God te spreken moet men ook mensen kennen. En Newman kende mensen. Met meesterlijke eenvoud raakt hij LIkens weer - hoe concreet! - die plaats aan in het leven van zijn toehoorders, waar God mens kan worden: de Godgevoelige plaats.
Wat de vertaling betreft, Prof. Pompen heeft zich zeer goed van zijn lastige taak gekweten: hij heeft grote nauwkeurigheid met zwierigheid van taal weten te verenigen. Velen kunnen hier leren hoe het woord Gods moet verkondigd en... aanhoord worden.
E. Vandenbussche S.J.
Wilhelm HUENERMANN, De held van Molokaï, uit het Duits vertaald door P. Renaat o.f.m. cap. - Franciscaanse Standaard, Brugge, 1947.
Hünermann, die in Duitsland vooral met zijn voortreffelijke Hofbauerbiographie naam maakte, ziet, na zijn 'Monnik van Steinfeld' nu ook zijn leven van Damiaan in het Nederlands vertaald.
Het is een sterk geromanceerd verhaal, waarin de historische gegevens van Damiaan's leven, samen met een vrij goed verantwoord tijdsbeeld, tot een reeks boeiende en dramatische schetsen verwerkt zijn. Het genre is betwistbaar, maar niemand zal kunnen betwisten, dat Hünermann een meester in het genre is. En, meer wellicht dan een streng wetenschappelijke levensbeschrijving, zal deze geromanceerde biographie de eigenlijke, innerlijke waarheid van Damiaan's leven, de geest namelijk en het ideaal dat hem bezielde, tot het hart van onze volksmensen, tot het hart van de jeugd vooral, doen doordringen.
De vertaling leest vlot, maar openbaart een soms ontstellend gemis aan aanvoelen van de gevoelswaarde van heel wat Nederlandse woorden.
L. Monden
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
Dr J. NOTA S.J., Max Scheler. Een worstelen om het wezen van den mens. - Bibliotheek van Thomistische Wijsbegeerte, Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1947, 192 blz.
In dit bondig, helder en schrander geschreven werk biedt de schrijver een summiere maar volledige schets aan van het leven en denken van Max Scheler, de geniale wijsgeer uit het begin van onze eeuw.
Natuurlijk worden de summiere biographische gegevens maar gebruikt voor zover ze verband houden met Schelers denken. Dit verband komt wezenlijk hierop neer: waren er de vrouwen niet geweest en Schelers aanhankelijke zwakheid tegenover hen, die de jonge bekeerling tot het katholicisme de zedelijke beleving van het geloof verhinderen, dan ware heel zeker de laatste periode van zijn denken anders uitgevallen.
Met dit al blijft Scheler een fascinerend, sympathiek en vulcanisch productief denker, die Husserls bedachtzame en angstvallig-kritische phaenomenologlsche stellingname op zijn eigen gulle en overvloedige wijze heeft uitgebaat en zijn flitsende intuïtie en eloquentie naar allerlei sociologische, dieptepsychologische, ken-kritische, metaphysische, ethische en religieuze problemen heeft gericht, waarbij de verhouding van mens en mensheid tot God en de bepaling der waardenschaal van mensen en volken, het 'ethos', hoofdzaak werden. Terecht synthetiseerde dan ook de schrijver zijn overzicht en inzicht in Schelers oeuvre door het te zien als een peiling en worsteling om het wezen van den mens.
Schelers wijsbegeerte is een 'mensenkunde' een 'anthropologie', die als in een soort hoog-journalistiek, in vrij chaotische essaytrant en met het onaffe denken en wetenschappelijk-slordige, dat zijn werkwijze aankleeft, maar uiterst actueel belevend wat de twintigste eeuw aan verval der bourgeoissamenleving en oorlog meebracht, een dwingend en hoog beeld van de eeuwige mens ontwierp en van de orde der liefde, waarnaar hij zich in veroneindigende Godgelijkenis uit te leven heeft.
De schrijver resumeert Scheler, waarbij fataal de flitsende diepgang taant en de grootse geschiedkundige vergezichten enigermate verdwijnen. Toch blijft dit een lezenswaard résumé, dat ook de Schelerse denkmethode tracht te bepalen en aan kritiek onderwerpt. Zo vinden we er een studie over het wezen der phaenomenologie (blz. 46-78) en een 'Nabeschouwing' over Schelers methode van het 'waardevoelen', getoetst aan neothomistische beschouwingen over het 'connaturele' kennen geïnspireerd door De Broglie (blz. 170192). Met het gevolg, dat we bij alle eerbied voor schrijvers goede pogingen, belezenheid, wetenschappelijke accuratesse en openbare thomistische belijdenis, toch wat meer 'connaturaliteit' of 'congenialiteit' - zoals Scheler dat nog veel suggestiever zegt - met de geresumeerde geniale wijsgeer hadden gewenst.
M. Brauns
Eric DARDEL, L'histoire, science du concret. - Nouvelle encyclopédie philosophique, Presses Universitaires de France, Paris, 1946, 149 blz.
Doordrongen van het existentialisme van Heidegger waagt de schrijver zich aan een philosophie van de geschiedenis. Toch zal hij dezen term beslist van de hand wijzen, omdat het historische verhaal in geen systeem is onder te brengen. Volgens het existentialisme immers krijgt de werkelijkheid slechts betekenis door de menselijke existentie, het Dasein, het Daar-zijn, concreet op te vatten, met het verleden als erfenis en zijn beslissing als historische bestemming.
Deze merkwaardige studie geeft den indruk van een grote ongelijkmatigheid. Soms is de toon afstotend propagandistisch en komt de schrijver ons voor als een Franse epigoon - er zijn er nog andere - van hedendaagse Duitse philosophen. Dan weer geeft hij blijk van een niet gewone en oorspronkelijke denkkracht. Sommige bladzijden worden dan inspirerend, met beeldrijke taal en poëtische symboliek.
| |
| |
Op een paar punten poogt de schrijver op zijn meester door te denken. De existentiële angst kan volgens hem overwonnen worden door de hoop, zoals wij haar kennen als goddelijke deugd in de christelijke traditie: het vluchtige heden dat een anker uitwerpt, over leven en dood heen, in een aanwezigheid, die onwrikbaar is in zijn beloften. En wanneer dan de auteur op het einde de vraag stelt naar den zin van de geschiedenis, dan laat hij niet zoals Heidegger en Sartre het historische gebeuren uitlopen op een absurd en universeel onderduiken in het niet. Hij meent dat het geschiedkundig verloop zijn betekenis krijgt in een metahistorische werkelijkheid. Door de geschiedenis streeft het leven de evidenties van een vergankelijke wereld voorbij en verplaatst zich nu reeds naar de lichtkusten der eeuwigheid, waarop zich stervend komen neerwerpen de golven van den dood. Een interessant boek dat een grote onvoldaanheid achterlaat.
B. Boeyckens
Dr F.P.A. SENDEN, De formele logica, in: Opvoedkundige brochurenreeks, onder leiding van Fr. Rombouts, nummer 132. - R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1947.
Op zeer bevattelijke wijze worden in dit verzorgd werkje de voornaamste onderwerpen van de formele logica behandeld. Vooraf gaat een inleidend hoofdstukje over het wezen van de philosophie. Het boekje beantwoord o.i. geheel en al aan het gestelde doel: aan leken een mogelijkheid te bieden om door zelfstudie hun verlangen naar wijsgerige verdieping te bevredigen. De zorg naar duidelijkheid en vereenvoudiging vervalt nergens tot een ongewenste simplificatie. Wij zouden ons verheugen wanneer de schrijver tijd en gelegenheid zou kunnen vinden om ook de andere tractaten van de thomistische wijsbegeerte in deze vorm toegankelijk te maken voor diegenen die aangewezen zijn op eigen oriëntatie, op zelfstudie.
H. Geurtsen S.J.
André BREMOND S.J. Wijsbegeerte in wording. Vert. door Godfried Bomans. - Het Spectrum, Utrecht-Brussel, 1948, 164 blz., geb. f. 3.80.
'Philosophy in the Making' heet het oorspronkelijke werkje dat Godfried Bomans vertaalde. Het is een humoristische, hoewel volkomen serieuze inleiding in de kernvragen der philosophie. Langs holbewoners, nomade en landbouwer klimt de auteur op, aantonende hoe de mens als natuurnoodzakelijk komt tot het stellen van wijsgerige vragen, en belandt dan bij de Grieken, die de grondslagen legden der philosophia perennis. Het boekje is vermakelijke, maar tevens instructieve lectuur en laat den wens na, dat heel de wijsbegeerte op zulk een wijze mocht behandeld worden.
J.v.H.
Dr C.E.M. JOAD, Philosophie voor onze tijd. Vert. door Rob Limburg. - Servire, Den Haag, 1946, 337 blz., ing. f. 6.90.
De auteur herstelt het woord philosophie weer in zijn oorspronkelijke betekenis van levensbeschouwingsleer. Het natuurwetenschappelijk denken heeft den mens van zijn eigen problemen vervreemd. Om deze weer terug te vinden, moet de mens weer intreden in het rijk der waarden en van de bestudering en beleving daarvan zijn voornaamste taak maken. Waarden zijn onherleidbaar en objectief, ook de godsdienstige waarde. Maar het christendom heeft voor den schrijver afgedaan. Voor katholieken is het boek dus in geen geval bestemd. Sceptici, die de liefde voor den dienst van het ware, het goede en het schone verloren hebben, mogen proberen of zij onder geleide van den schrijver weer een voorlopig inzicht in de waarde van het leven veroveren kunnen.
P. de B.
Prof. Dr Klaas STEUR, Het lied van Orpheus. Losse Hoofdstukken uit de Natuurphilosophie. - Paul Brand, Bussum, 1947, 477 blz.
Prof. Steur heeft een eigenaardig werk geschreven, dat eigenlijk een
| |
| |
philosophisch werk is, doch dat zoals de titel reeds aanduidt tevens iets meer en iets anders is. Hij behandelt hier de voorname kwesties der natuurphilosophie zoals: de natuur, het leven, het wezen van den mens, etc., op streng philosophische uitvoerige en heldere wijze, doch tevens omlijst hij zijn beschouwingen met wat hij 'variaties' noemt, gedichten en citaten uit de litteratuur, die de voorafgaande beschouwingen verdiepen en verhelderen. Ook plaatst hij een aantal natuurfoto's tussen den text die hetzelfde doel hebben. Het boek is bovendien door Brand smaakvol en majestueus uitgegeven. Prof. Steurs bedoeling is wel ook den leek in het vak in deze natuurphilosophische kwesties wegwijs te maken en dit is hem gelukt, voorzover wijsgerige vragen duidelijk te maken zijn. Met vermijding van de vakterminologie, althans zo veel mogelijk, schrijft hij een ongewoon zuiver en helder Nederlands, en moet hij vaak taalscheppend te werk gaan om allerlei abstracte en in bepaalde termen vastgelegde begrippen zijn lezers te verduidelijken. De vragen die hij behandelt, worden niet gepopulariseerd of vereenvoudigd; hij gaat de dingen na tot op de kern en dit vergemakkelijkt zijn taak niet. Wie niet terugschrikt voor ernstige denkinspanning - dit vraagt het boek ongetwijfeld, ondanks zijn inkleding -, zal hier op talloze vragen een antwoord vinden en een dieper inzicht krijgen in de dingen en verschijnselen der natuur, waarin de mens leeft.
J.v.H.
| |
Taal en letterkunde
Maurits DEKKER, De knopenman. - Uitg. Born, Assen, 1947, 103 pp., geb. f. 2.90.
Drie schetsen bevat dit boekje. Drie, wat taal betreft, zeer verzorgde proza-stukjes. Drie karaktertekeningen: van den in zijn doodsaaie werkkring vergrijsden knopenteller, tot monomaan verwordend; een lang en vlak verhaal. 'Gammastralen', het tweede verhaal, tekent een schuchtere figuur, die, op het moment dat hij zijn leven op het spel zet voor anderen, uitgroeit tot een welbewuste man. 'Colporteur' de korte schets van een eigenaardige ontmoeting van een stofzuiger-colporteur. Een stylistisch verzorgd boekje met een schamele inhoud.
J. Heesterbeek S.J.
Sam GOUDSMIT, Jankef's jongste. - Uitg. Phoenix, Amsterdam, 1947, 321 blz.
De geschiedenis van een opgroeiend jodenjongetje van zijn zesde tot twaalfde jaar in een armelijke jodenomgeving. Hoe 't ventje, Eli geheten, reageert en droomt in dit rauwe vaak gore milieu, is met pijnlijke nauwkeurigheid neergeschreven. Echter wat al te uitvoerig. Het boek wordt vervelend, op het langdradige af. Had de auteur zijn schrijflust wat getemperd, dan had het verhaal er veel bij gewonnen. Voor wie belang stelt in gebruiken en godsdienstige feesten der joden, is dit boek rijk aan gegevens. Veel verheffends is er echter in dit alles niet te bespeuren. Een rauw en grauw boek; dof en troosteloos.
Joh. H.
Jan DERKS, Ik zorg voor mijn kinderen. - N.V. Drukkerij 'De Tijd', Amsterdam, 1947, 205 pp., geb. f. 5.90.
Het relaas van een vader, die door omstandigheden daartoe gedwongen, zo goed en zo kwaad als het gaat, de moeder zijner kinderen vervangt. Wat er in deze voor hem ongewone situatie zoal voorvalt, is de stof van dit geschrift. Er wordt over alles en nog wat gesproken, zoals dat in een gewoon leven van alledag kan voorkomen en voorkomt. Een kostelijk boek. Inderdaad, de vader toont zich onhandig in zijn moedertaak, maar tegelijk levert hij het bewijs, ondanks zijn zelfspot, dat hij een goed vader is. Gezonde en behartenswaardige zaken staan er heel wat in dit relaas, waarmede menig vader (en niet-vader) zijn nut kan doen.
| |
| |
Wat dit boek met genoegen doet lezen, is de gezonde mentaliteit die er in aan den dag treedt. Het is geestig en ernstig, spottend en gevoelig. Een waarlijk kostelijke lectuur.
Joh. H.
Johannes TIELROOY, Beschouwingen en Fantasieën. - Servire, Den Haag, 221 blz., ing. f. 5.90.
Het is een onzalige gewoonte geworden, dat auteurs van enigen naam hun stukken in tijdschriften of bladen na verloop van tijd plegen te bundelen. Het zou het algemene geestesleven en de geestelijke standing ten goede komen, wanneer juist auteurs van naam hierin strenger te werk gingen en alleen het allerbeste voor heruitgave reserveerden. Dit zou mindere grootheden afschrikken. Dan zou Johannes Tielrooy strenger geschift hebben en slechts enkele dezer Beschouwingen en Fantasieën hebben heruitgegeven. Tielrooy is humanist, sterk geinfiltreerd door Franse schrijvers als Anatole France. Van enige vorm van Godsgeloof of religie moet hij niets hebben. Menno ter Braak zou hem tot de halfzachte gerekend hebben. Wat hij in dit boek bijeenbundelt is nogal disparaat en niet bijzonder belangrijk.
J.v.H.
Iwan TOERGENJEW, Hamlet en Don Quichote. Vert. door Aleide G. Schot. - De Eik, Meulenhoff, Amsterdam, 1947, 47 blz., ing. f. 2.50.
Een originele studie (als lezing gehouden) over de twee beroemde figuren. Toergenjew bewondert den Spaansen held en minacht (misschien wat teveel) Hamlet. Zeer lezenswaard. De vertaling uit het oorspronkelijke is uitstekend.
J.v.H.
Anthonie DONKER, De einder. Verzamelde Gedichten. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1947, 241 blz., geb. f. 6.90.
Het hier verzamelde dichtwerk van Donker is vroeger, en wel tot 1941, in een zevental bundels verschenen. Een en ander uit die bundels werd weggelaten en er werden hier en daar geringe wijzigingen aangebracht. Donker, hoewel aanvankelijk een vriend van Marsman, en naar ik meen met hem in Utrecht studerend, is nooit een discipel of zelfs geen geestverwant van deze geweest. Hij stond buiten de Vrije Bladen, zoals hij ook buiten Forum stond. Hij is van nature te evenwichtig, te redelijk en te uitgebalanceerd, te hartstochtloos, zo men wil, om met hart en ziel aan een literaire revolutie of een eenzijdige schoolvorming mee te doen. Ook zijn gedichten zijn zo. Donker schrijft geen aangrijpende of hartstochtelijke lyriek, doch vormvolmaakte, fijn genuanceerde en doordachte, meer innig doorvoelde dan hevig bezielde verzen. Hij cultiveert het kunstige sonnet, en de stemming, de sfeer, waarin zijn poëzie geboren wordt, is meestal een tere weemoed. Ook schreef hij, vooral in zijn eerste bundels, enkele geslaagde ballade-achtige liederen. Zijn later werk is hoofdzakelijk van meditatieve aard. Toch slaagt hij naar mijn gevoelen het best in het niet-meditatieve, het, ik zou het willen noemen, realistische genre, wanneer hij namelijk niet poëtisch aangeklede, reële scênes of taferelen beschrijft.
J.v.H.
Mathias KEMP, De felle novene. - Veldeke, Maastricht, 1947, 222 blz., geb. f. 4.90.
Tot de historische romans kan het nieuwste boek van Mathias Kemp gerekend worden. Het geval - of juister - een complex van verhalen, speelt zich af in het midden der vorige eeuw. In de stad Torenen, vestingstad met groot 'hollands' garnizoen, wordt een grote volksmissie gehouden, onder de naam 'felle novene'. Het gaat er stevig toe en het volksgeweten wordt met kracht wakker geschud. Het verloop dezer novene en de reacties erop vormen de inhoud van dit zuidelijke dramatisch gebeuren, waarvan de najaarskermis als proloog en het carnaval als epiloog begin en sluitstuk vormen.
| |
| |
'De felle novene' is een boek, dat alleen door een Limburger, misschien moet ik zeggen, dat alleen door een Maastrichtenaar kon geschreven worden. Een verhaal vol conflicten, dat met een verve en levendigheid weergegeven is, welke de bovenmoerdijkse auteurs maar al te vaak missen. Er heerst in dit werk (evenals in dat ander Limburgse boek 'De Heer van Jericho') een gezonde humor; een gezonde lachlust.
Kostelijk zijn getekend de op de voorgrond tredende figuren (men kan ze als een soort vertegenwoordigers zien) uit de verschillende 'Torenense' sferen. Voor zulk een boek is men den schrijver oprecht dankbaar.
Joh. Heesterbeek S.J.
Charles MAURRAS, Odysseus hartsgeheim, vertaald door Anton Van Duinkerken. - 'De Guirlande' nr 4, Paul Brand, Bussum-Maaseik, 1946, 31 blz., Fr. 35.
Bij het lezen van de Odyssee steeg in 't gemoed van den doven dichter Maurras, een 'inheard melody' op. Wie eens, als Odysseus, de sirenenzang der schoonheid vernam, ziet voortaan de ijdelheid in van alle uiterlijke bezigheid waaraan hij is gebonden; doch 't leed geboren uit de ongekreukte trouw aan die maatschappelijke plicht wordt heerlijk beloond:
'Want morgen zal de Kunst, aan wijs begrip ontsproten
Dit leed verheerlijkend, uw wederwraak vergrooten.
O grootsch, ontgoocheld hart, U zal veroorloofd zijn
De rijpe vrucht te zien gedijen van uw pijn.'
Door heel het mooie gedicht heen - al is de bouw zwaar en zijn de verzen stoer - welsprekend, - soms treffen ons verrassend heldere lijnen - loopt een onverkwikkelijke dubbelzinnigheid: is de schoonheid een 'wulpsche zeesirene', aan wier verleiding men weerstaat, doch waar men immer aan terugdenkt met heimwee, waaraan men niet mag toegeven, zodat het vervullen van de plicht een pijn wordt, een ontgoocheling die 'bittere goedheid rijpen laat op een doorgroefd gelaat'?
Voor Maurras is dit de zin: zijn houding wordt een sceptische omzetting van 't Romantisme van Perk, de Musset en Shelley: 'Our sweetest songs are those that tell of saddest thought.' Maar is zulks de echte betekenis der schoonheid? Is het de echte dichterswijsheid?
R. Hostie
Frederike ZWEIG, Stephan Zweig, Vertaald door Erna McArthur. - Th.Y. Crowell Cy, New-York, 277 blz., dollar 3.00.
Deze biografie van Stefan Zweig door de vrouw, die dertig jaar lang zijn trouwe levensgezellin was, leert ons de schrijver, maar vooral de mens, zijn karakter en innerlijke evolutie kennen. Zelf geen onbekende figuur in de literaire wereld, schreef Fred. Zweig-von Winteritz hier toch geen literair-historisch werk, doch het typische boek van een ontwikkelde vrouw over de door haar geliefde geniale man. Zo het ons ook toelaat de genese van de meeste werken van de grote schrijver te volgen, hij verschijnt ons uit deze bladzijden bepaald niet als een groot mens, hoezeer Frederike Zweig ook het onvaste karakter, de onhebbelijkheden en manies van deze ziekelijk overspannene moge bemind hebben. Een objectief lezer voelt eerder medelijden dan bewondering voor de schrijver, wiens leven in 1942 te Petropolis zo tragisch eindigde.
Een katholiek lezer zal de religieuze onwetendheid van Fred. Zweig, die uit een aloud katholiek Oostenrijks geslacht stamt, ergerlijk of lachwekkend vinden. Wanneer zij haar man verlaat om Zweig's vrouw te worden, vindt zij dit een goddelijke genade die zij moet volgen; en zij verklaart o.m., dat het Katholieke huwelijk in Oostenrijk vóór de revolutie niet kon ontbonden worden, doch na de revolutie wèl, zodat men zich afvraagt, wat zij ooit van dit sacrament heeft begrepen.
Als levensdocument blijft het evenwel een zeer waardevol boek.
A. Deblaere
Martin Andersen NEXOE, Pelle le Conquérant. Traduit du danois par L. Janssens. - Ed. La Sixaine, 1947, 381 pp., Fr. 90.
| |
| |
Het boek, dat vier delen bedraagt in het Deens, wordt hier in de vertaling, zonder ook maar één woord uitleg, tot de helft gereduceerd. Het houdt op met de jeugd, zodat de titel zelf er minder begrijpelijk door wordt. Het is geen veroveringsboek, maar een fijne psychologische analyse van een gezonde jongensziel in een ruw of verbitterd milieu, achtereenvolgens op het platteland en in de stad. Een echt skandinavisch boek, waar het décor soms even veel plaats inneemt als de personnages, maar toch weer aangrijpt door de sobere grootse stijl, de humoristische taferelen, de realistische beschrijving van het volksmilieu en de diepe menselijkheid van het alledaags leven.
De aanklacht der sociale en economische wantoestanden, alhoewel naar een loutere humanitaire oplossing gericht, is niet overdreven, zo men rekening houdt met het feit, dat de twee eerste delen dezer tetralogie zich afspelen in de tachtiger-jaren.
Hoewel de auteur nu en dan vergeet 'que l'art d'ennuyer, c'est celui de tout dire', toch moeten wij bekennen dat het geheel een sterken indruk nalaat.
A. van de Walle
Bruno VIJDT, Minderbroeder, Franciskaansch Declamatorium I. Il Poverello. - Centraal Bureau voor de Derde Orde, St. Truiden, 1947, 190 blz.
In 1947 gaf Pater Vijdt een eerste Franciskaanse bloemlezing uit, Sint Franciscus im onze Nederlandsche Letterkunde; deze tweede, geheel nieuw, zal uit twee delen bestaan, want na den Poverello krijgen de volgelingen hun beurt. Op een paar uitzonderingen na werden alleen moderne gedichten opgenomen, en niemand ging men voorbij. Daarmee daalt het letterkundig peil der verzameling, maar zoveel beter zien we, hoe moderne mensen Franciscus beschouwen: als den bruidegom der armoede, den minnaar en koning der natuur, den dichtenden zanger en naleven goochelaar met wonderen, den vierder van Kerstmis, als den gestigmatiseerde, die zingend sterft en zijn broeder 'Dood' mocht omhelzen. Een geslaagd declamatorium, maar een getuigenis van de religieuze en dan ook de dichterlijke onmacht van dezen tijd. De allerhoogste begenadigde, het helderst vlammend wonder van liefde, een der meest glanzende openbaringen van Gods transformerende barmhartigheid, wordt hij niet neergehaald tot een bekoorlijke legendarische gestalte van wie men fraaie voorbeelden naarstig vertelt? Alles wordt zó mat, zó klein. Missen we niet het alles ontstekende vuur, den verterenden gloed?
Em Janssen
Jean Claude KRISVILLE, A la rencontre de Julien Green. - La Sixaine, 47 blz.
Van roman tot roman achterhaalt de criticus het geheim van den Frans-Amerikaansen romanschrijver, voor wien de altijd aanwezige dood het leven structureert. Telkens een banaal, een bloedig, een dierlijk gebeuren; maar de mensen zitten gevangen in een passie en visie, die uitlopen op vernieling en ondergang. Maar de kunstenaar zelf ontkwam aan deze obsessie: in 1940 vond hij het katholicisme en het licht. Hoe zal deze vernieuwing en bevrediging zijn verder werk beïnvloeden? De roman 'Si j'étais vous' geeft geen volledig antwoord: nog zit de mens gevangen in onrust en onvoldaanheid, terwijl hij den weg naar het geluk toch weet: kindschap en genade.
Em. Janssen
Albert GERARD, A la rencontre de Aldous Huxley. - Collection 'A la rencontre', La Sixaine, Brussel, 1947, 47 blz.
Eerlijk en onversaagd zocht de auteur den waren Huxley; niet zonder ontgoocheling, en hij weet niet of hij hem eindelijk heeft gevonden. Is deze zo soepele romancier-essayist, die met de satire aanving en uitkwam in het mysticisme, alleen een exponent van den tijd of tegelijk een wegbereider naar de opstanding? De vraag wordt gesteld, niet beantwoord; maar niet minder ernstig arbeidde de auteur, en we zijn hem dankbaar, omdat hij de vraag zo scherp durfde stellen.
Em. Janssen
| |
| |
Kagnar HOLMSTROEM, Le ver dans le fruit. Traduit par A. Decoster. - La Sixaine, Brussel, 242 blz.
Deze Zweedse roman verscheen reeds in het Nederlands, De Geschiedenis van Jonas 'Odmark'. Jonas Odmark is het natuurlijk kind van een door overmatige strengheid verdwaasde moeder, terwijl niemand zijn vader kent. Dat geheim verhindert hem te huwen met het meisje, dat hij bemint; wanneer hij toch een gezin heeft gesticht en na veel zwakheden zelfmoord pleegt, houdt men dat tweede kwaad binnen den huiskring verborgen. Maar neen! Zo tast het zijn kinderen aan, allen jammerlijke slachtoffers! Waarom niet zijn schuld bekennen, gelaten boeten en de anderen mild beoordelen? Alleen boetvaardigheid en naastenliefde maken het leven bloeiend en gelukkig. In vier grote delen verdeeld, met titels die aan elkaar beantwoorden, doet deze roman aan een goed uitgebouwd drama denken. Rechtlijnig en hard, met als fatum een protestants schuldbewustzijn, dat alle vreugde onmogelijk maakt en zelfs de vrijheid schendt. Maar met vaste hand uitgebouwd; prachtig gestoffeerd. Alleen voor rijpe en religieus gevormde lezers.
Em. Janssen
Father Edward F. MURPHY, De Rode Lelie (The scarlett Lily), vertaald uit het Amerikaans door Drs. Geussens. - 'Zonnewende', Kortrijk, (1947), 250 blz., geb. Fr. 99.
Father Murphy biedt zijn lezers een roman aan over de zondares van het Evangelie, in wie hij een type ziet van onze moderne tijd, hatend daar ze lijdt, en lijdend daar ze liefheeft.
Het is een roman over Maria-Magdalena, die in haat ontsteekt, wanneer haar broertje in de nacht van de onnozele kinderen om Christus wordt vermoord, en om zichzelf te vergeten zich weggeeft aan anderen. Totdat zij achterhaalt, dat Christus de oorzaak was van de moord: zij gaat naar Hem toe en wordt overwonnen door Zijn eenvoud en liefde.
Een vreemde bekoring gaat uit van dit diep-menselijke drama, vreemd daar de auteur de Evangelische gegevens zeer vrij verwekt. Zelden echter werden Christus en zijn Moeder Maria op een zo verheven en treffende manier uitgebeeld, zelfs in de echt aandoende verdichte scenes. Ook de zondares werd meesterlijk geschilderd. Zonder naturalistische 'natuurgetrouwheid' werd de bange verlatenheid der ziel diep gepeild, de verscholen afgrond der zonde. Daarom past dit boek over de zondares in alle handen.
K. Hostie
P. RUDOLF C.P., Zon en Zee. - Sint Gabriël-uitgeverij, PP. Passionisten, Kortrijk, 1947, 141 blz., Gen. 45 fr., Geb. 58 fr.
Niets méér dan een reisrelaas van Antwerpen tot in Kasaï;. Maar ook niets minder dan een authentiek meesterstukje van sprankelende verhaalkunst. Pater Rudolf was, naar het schijnt, jarenlang medewerker aan het missietijdschrift 'Kruis en Liefde'. Pater Rudolf is een Vlaams verteller van het zuiverste water, waardig opvolger van Poirters en Fleerackers. Hij heeft een oog om alles, alles te zien; en een vaardige pen, om al het geziene in sputterende cascades op het papier te toveren! Elk lezer van deze eerste bundel reisindrukken zal met spanning uitzien naar het tweede aangekondigde boek van dezelfde schrijver over het wel en wee van de zwarten.
L. Mestdagh S.J.
| |
Sociologie en politiek
Edgard MILHAUD, La France et les affaires du monde. - L'évolution du monde et des idées. - La Baconnière, Neuchatel, 1945, 400 blz., Zw. Fr. 7,50.
Het geldt hier een pleidooi voor het herstel van Frankrijks prestige en reële invloed als grootmogendheid. Het werd blijkbaar geschreven onder de pijnlijke indruk, die het weren van
| |
| |
Frankrijk bij de besprekingen van de grote drie te Yalta en te Potsdam had verwekt. Ondertussen is het bekend geworden hoe, ingevolge de onbuigzame houding van Generaal de Gaulle inzake het Poolse vraagstuk aangenomen, de tegenwoordigheid van Frankrijk bij die besprekingen ongewenst werd geacht. Sindsdien is echter de wind gekeerd en kon Frankrijk reeds op de Conferentie van Moskou in 1946 en later op vrijwel alle belangrijke internationale besprekingen zijn gezag opnieuw doen gelden.
De argumentatie behoudt niettemin haar waarde. Zij komt hierop neer: In het eerste stadium van de 'dertigjarige oorlog' heeft Frankrijk de zwaarste last van de strijd te torsen gehad. Tijdens de periode tussen het eerste en het tweede stadium van die oorlog, heeft het al het mogelijke gedaan om de cohaesie onder de overwinnaars te handhaven, om een doelmatige internationale organisatie - met militaire macht uitgerust - op te bouwen en om het Duitse gevaar te bezweren, toen het nog tijd was. Het werd noch door de U.S.A., noch door Engeland in dit pogen voldoende gesteund. De gebeurtenissen hebben bewezen, dat Frankrijk gelijk had. Het heeft opnieuw - hoewel met beperkte middelen - heldhaftig gestreden. Doch ook nu bestaat het gevaar, dat de les uit de feiten niet getrokken wordt. In de schoot van de organisatie van de Verenigde Natiën dreigt het vetorecht de internationale veiligheid te ontzenuwen. De noodlottige machtspolitiek beheerst nog steeds het internationale leven.
Frankrijk heeft echter nog een rol to spelen. Niet alleen verdient het dat, gezien zijn vroegere offers, niet alleen is het daartoe aangewezen als verdediger van de vrijheidsgedachte: het bekleedt ook nog een belangrijke internationale positie als vooruitgeschoven stelling der Anglo-Amerikaanse en der Russische veiligheidssystemen en als scharnier tussen beide. Deze laatste stelling wordt toegelicht met uittreksels uit de werken van Walter Lippmann die, met het verstrekte commentaar, niet minder dan 73 bladzijden in beslag nemen.
Zoals reeds gezegd, werd Frankrijk ondertussen opnieuw in het 'concert' van de grote mogendheden opgenomen. Meer dan de argumenten die door schrijver ontwikkeld worden, zou nochtans het innerlijk politiek, economisch en moreel herstel van het land tot het verbeteren van zijn internationale positie bijdragen.
A. Thomas
Dr K. PINXTEN, Grondtrekken van de Belgische landbouweconomie. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 138 blz., Fr. 30.
Bondige maar toch grondige uiteenzetting van de kenmerken, van de in meerdere opzichten benarde toestand en van de ruime toekomstmogelijkheden van de Belgische landbouw. Die mogelijkheden worden onderzocht in het kader van de tol- en de economische unie met Nederland; deze zal de landbouw tot verdubbelde, maar ten slotte heilvolle inspanning dwingen. Nuchter realisme, dat de moeilijkheden onder de ogen durft te zien, gepaard met gezond optimisme, kenmerken dit werk.
K.B.
Prof. Dr L.G. POLSPOEL, Bevolkingsproblemen en bevolkingsoverzicht. Een wereldoverzicht. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1947, 55 pp., Fr. 15.
Dit overzicht is er in de eerste plaats om de ongunstige demographische toestand van België te laten uitkomen. Voor meerdere landen staat blijvende aangroei der bevolking in het vooruitzicht; indien in België het aantal geboorten per gezin niet aanzienlijk toeneemt, komt er na enkele decennia achteruitgang. Die achteruitgang begon reeds in het Waalse gedeelte van het land.
K.B.
Rapport betreffende het woonruimte-vraagstuk. Samenwoning. - Folder. Per stuk f. 0.15. Per 100 stuks f. 1.60.
Te verkrijgen bij Commissie Woonruimte. Laan Copes van Cattenburch 127, Den Haag.
De Kerken, het Humanistisch Verbond en de maatschappelijke organisaties richten een dringende oproep tot overheid en volk om door
| |
| |
uiterste krachtsinspanning het tempo van de woningbouw te versnellen alsook om in een offervaardige bereidwilligheid tot samenwonen - waar dit noodzakelijk en mogelijk is - de rampzalige gevolgen van de woningnood te temperen.
Nederland heeft op het ogenblik 350.000 woningen te weinig. Per jaar moeten er 30.000 woningen bijgebouwd worden om de bevolkingsaanwas en het verslijt bij te houden. Wil men in 10 jaar den achterstand inlopen dan moeten er per jaar 65.000 woningen bijgebouwd worden.
In 1946 zijn er een goede 2.000 woningen bijgekomen. Hoeveel dat in 1947 zal zijn, moeten wij nog afwachten, maar dat de achterstand al weer veel groter geworden is, weten wij nu al met zekerheid. Zelfs als de mensen de uiterste welwillendheid betonen in hun bereidheid tot samenwonen, raken we nooit uit dezen chaos, als er geen energieke maatregelen genomen worden. Dit rapport zegt daarover behartenswaardige dingen. Maar het schiet, dunkt ons, in een opzicht te kort. Het legt de vinger niet op de wonde. Het noemt als grote moeilijkheden bij den woningbouw: tekort aan geschoolde arbeiders, schaarste aan bouwmaterialen en abnormale hoge bouwkosten. Het spreekt niet over de inefficiency van het ambtelijk apparaat en niet over het geringe arbeidstempo van de bouwvakarbeiders. Zolang deze twee moeilijkheden niet uit de wereld geholpen zijn, zijn alle klachten, aanklachten en aansporingen een slag in de lucht.
P. de B.
Mr Dr Am. BORRET S.J. Sociologie. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1947, 151 blz.
Als vierde deeltje van de Berchmanianum-serie heeft P. Borret een verhandeling over de sociologie in het licht gegeven. Zijn standpunt spreekt Schr uit in de ondertitel van zijn boek: de wetenschap van de normen der samenleving. De sociologie is een normatieve wetenschap, die tot taak heeft de wetten op te stellen volgens welke de menselijke handelingen op het doel der samenleving, het algemeen welzijn, geordend worden (blz. 49). Op het eerste gezicht kan het schijnen, dat de sociologie aldus opgaat in de sociale ethiek, zoals inderdaad bij vele sociologen van Katholieken huize het geval is. Dat is niet de bedoeling van P. Borret. Hij onderscheidt nl. het algemeen welzijn als laatste, bovennatuurlijk doel van alle menselijk handelen, en het algemeen welzijn, dat bestaat in een redelijk verantwoord bestaan der mensen op aarde. De sociale ethiek beschouwt het onderling verkeer der mensen in overeenstemming met het bovennatuurlijk doel, de sociologie in overeenstemming met het ondermaanse doel van een redelijk verantwoord bestaan in gemeenschap. Daarom bestudeert de sociale ethiek het menselijk handelen als zedelijk geoorloofd of ongeoorloofd t.a.v. het hemelse doel, de sociologie als redelijk verantwoord of onverantwoord met oog op de aardse samenleving. Beide wetenschappen stellen normatieve wetten van menselijk handelen op, maar volgens verschillende criteria. Zo gezien is 'de sociologie als zelstandige wetenschap: de leer van de normen der menselijke samenleving in haar op redelijke wijze streven naar de voorziening in haar tijdelijke behoeften' (blz. 18). Of kort gezegd: 'het formeel object van de sociologie is de sociologische redelijkheid' (blz. 17).
Deze ideeën worden nader uitgewerkt in een beschouwing over het privaatrechtelijk en publiekrechtelijk element, dat Schr. in iedere gemeenschap, onafhankelijk van de officiële erkenning door het staatsgezag, onderkent; en in een studie over de verhouding van staat en maatschappij, die Schr. als verschillende aspecten van dezelfde realiteit ziet.
Naar onze bescheiden mening minimalizeert Schr. hier het wetenschappelijk karakter van de empirische sociologie. Wat P. Borret onder sociologie verstaat, zouden wij liever practische sociologie, theorie van de sociale politiek, toegepaste sociale philosophie of iets dergelijks noemen. Om die toepassing goed te maken, moet men ter dege op de hoogte zijn van de feitelijke samenleving en daartoe is sociographie en empirische sociologie onontbeerlijk. Anders zweven onze normen in de lucht.
Th. Mulder
| |
| |
| |
Paedagogie
Prof. Dr Kan. A. DECOENE, Paedagogische Waarde der dogma's. - Ausum, Leuven, z.j. (1947), 228 blz., ing. Fr. 130, geb. Fr. 160.
Temidden van de tegenwoordige algemene verwarring en universele zucht naar vernieuwing, in zake opvoedkunde zowel als op ander gebied, stemt het waarlijk tot vreugde met dit degelijk en weldoordacht boek van Kan. Decoene kennis te maken. Geen steriel conservatisme, - de lezer weze gerust - maar een rustig en rustgevend accentueren van de eeuwige waarheid, 'als continu en leidinggevend element in opvoeding en opvoedkunde'. Op het eerste gezicht lijkt dit wel een paradox, maar op gezagvolle en duidelijke wijze weet schr. ons weldra tenvolle van haar rechtmatigheid te overtuigen, en dit zowel door de vormende waarde van de Christelijke mysteries voor persoonlijkheid, gemeenschap en cultuur, als door hun paedagogische bruikbaarheid voor school en massavorming. Terecht wijst schr. er dan ook op, dat de hardnekkige trouw, waarmede de katholieke kerk haar scholen verdedigt, juist berust op de onschatbare voordelen en niet te loochenen paedagogische superioriteit van elke confessionele school op de zgn. neutrale instellingen.
J. Fransen
M. MARIE de Saint-Jean Martin O.S.U., L'éducation des Ursulines, Rome, 1947, 379 pp.
Dit boek geeft veel meer dan het belooft. Het beperkt zich niet tot een beschrijving der opvoedingswerkzaamheden der Ursulinen, het verbreedt zich tot een prachtige analyse van héél de opvoedingstactiek, speciaal in zake onderwijs.
De schrijfster geeft geen psychologische ontleding van het meisje, zij veronderstelt het als gegeven en gaat rechtstreeks over tot de opvoedingsmiddelen, die voor het meisje bruikbaar zijn, waarbij de schrijfster deze critisch taxeert en met het levensdoel van de vrouw confronteert. Hier is ongetwijfeld een lacune, het zou erg bevredigend geweest zijn, wanneer in dit breed opgezette boek de concrete verschijning van het meisje verwerkt was. Zoals het nu voor ons ligt is het iets te doctrinair en te weinig psychologisch, iets wat tegenwoordig weinig vóórkomt. Maar dit is dan ook de enige ernstige fout in dit boek, dat in vele opzichten meesterlijk is. Zelden of nooit zal men zulke scherpzinnige en tegelijk gevoelige beschouwingen over de opvoedingsmiddelen en factoren vinden als in dit boek, waarvan de voortreffelijkste is, die over het humanisme handelt. Het zij G. Bomans ter lezing aanbevolen.
Dr Nic. Perquin
Docteur L. TRENEL, La formation do l'homme nouveau. L'Education de l'intelligence et du caractère chez l'enfant et l'adolescent. - Editions Dangles, Paris, 1947, 210 blz.
Door dit interessant boek wil Dokter Trénel bijdragen tot de vorming van den nieuwen mens die aan dezen tijd beantwoordt. Het is geen paedagogisch werk zoals vele anderen, want er wordt haast uitsluitend gehandeld over de niet-intellectuele elementen in de opvoeding, zo noodzakelijk om tot een volledige persoonlijkheid op te groeien en te slagen in het leven. Onze aandacht wordt gericht op factoren die soms te veel uit het oog worden verloren.
De voornaamste hoofdstukken gaan over de opleiding van de zintuigen, de verbeelding en het gevoel, over het nut van de lichaamscultuur, over de opvoedingswaarde van de muziek en niet het minst over het belang van sociale deugden zoals zelf vertrouwen, levensoptimisme, hoffelijkheid en bescheidenheid. Vele pagina's met citaten bezaaid zullen met belangstelling doorgelezen worden, b.v. over de weldaden van de marsch, de beste sport, over de symptomen van de vermoeienis, over de kracht van de lach, enz.
Een geschikt werkje om den geest
| |
| |
van onze opvoeders te verruimen en hen beter voor te bereiden op hun zware verantwoordelijkheid. Ten onrechte meent de schrijver, dat het onderwijs overal tot de éénzijdige vorming van het verstand verstard is en wil daarom met heel het bestaande systeem breken. Gelukkig zijn er nog uitstekende paedagogen, die met die totalitaire vorming van den opgroeienden jongen begaan zijn.
R. Caron
K.L. CLAUS, Voedt uw kinderen kristelijk op. - Volksfilms over het huwelijk IV, Goede Pers, Averbode, 1946, 181 blz., Fr. 40.
In dit nieuw boek in volkstrant geschreven wil P. Claus op eenvoudige wijze het allerbelangrijkste vraagstuk van de christelijke gezinsopvoeding belichten. Goed opvoeden is de hoogste kunst. Vele nuttige gedachten worden hier samengebracht, vooral over vier factoren die van overwegend belang zijn bij de opvoeding: de godsdienstige opleiding, de katholieke school, de karaktervorming en de verdediging van de zuiverheid. Ons volk zal gemakkelijk die gezonde leer begrijpen, die vooral door voorbeelden aan eigen tijd en land ontleend, wordt uitgewerkt.
R. Caron
Roger GAL, La réforme de l'enseignement et les classes nouvelles. - Les Presses Universitaires de France, 1946, 61 blz., Fr. Fr. 50.
M. Gal die belast werd om de nieuwe ontwerpen van de Langevincommissie bekend te maken, zet hier duidelijk en breedvoerig de hervormingsplannen uiteen. Het nieuwe onderwijssysteem is zeker het meest omvangrijke, dat in Frankrijk sinds anderhalve eeuw werd voorgesteld. Het voorziet in de toekomst de uitbreiding van het verplicht onderwijs tot 18 jaar en een totale omschepping van de opvoeding. Vooral de middelbare graad ondergaat radicale wijzigingen, zowel in het programma als in de werkmethoden; naast de grieks-latijnse humaniora worden talrijke secties opgericht en de actieve methoden worden ingevoerd. Aan die concrete voorstellen voegt M. Gal vele psychologische en paedagogische beschouwingen van meer persoonlijken aard en pleit vurig voor de vernieuwing.
Die plannen zijn door de Wet nog niet goedgekeurd maar worden voorlopig als proefneming in meer dan 400 scholen toegepast. Tegen het overnemen van die ontwerpen blijven ernstige bezwaren bestaan: o.m. de ontzettende uitgaven door het voortgezet onderwijs vereist en het gemis aan een degelijk intellectueel programma. 'n Geschikte brochure om op de hoogte te komen van de paedagogische stromingen in Frankrijk.
R. Caron
Paul de MEESTER S.J., De Vader, zijn macht, zijn liefde, zijn roeping. - De Kinkhoren, Brugge, 1947, 175 blz., ingen. Fr. 48, geb. Fr. 60.
Vader, in de volle zin van het woord, is niet ieder die kinderen heeft, maar slechts hij die de eis vervult, hem door die betrekking gesteld. Daarom begint de schrijver met na te gaan hoe kinderogen vader zien, welke onbewuste, maar daarom zo onfeilbaar dwingende eis door het ontwakende leven aan het vaderschap gesteld wordt. Van uit dat perspectief worden dan de taak, de macht, de liefde van vader beschouwd, en ook de afwijkingen die hem bij het vervullen van zijn taak bedreigen. Twee hoofdstukken worden gewijd aan het vaderschap in zijn specifiek christelijke waarde: sacramentele heiliging van het lichamelijk vaderschap langs het huwelijk, en geestelijk vaderschap van den priester. Het boek besluit met een hoofdstuk over Hem 'naar wien alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt', God, onze Vader. Een mooi gebouwd geheel, waarin wij echter ongaarne een hoofdstuk missen over de wisselende verhouding tot vader bij het opgroeiende kind, in parallel en vaak in tegenstelling met zijn verhouding tot moeder.
Moeilijk te benaderen waarden en haast onverwoordbare werkelijkheden worden hier met Latijnse helderheid, in een door rijke belezenheid
| |
| |
gevoed betoog, en in een bewogen en jonge stijl voor elke ontwikkelde leek toegankelijk gemaakt. Aanbevolen.
L.M.
Drs L. van CRUCHTEN. Het principe der zelfwerkzaamheid en zijn toepassing in het godsdienstonderricht. Mededelingen van het opvoedkundig instituut der R.K. Universiteit, afdeling: Didaktiek, nummer 3, Nijmegen-Utrecht, 1947.
Deze studie bestaat uit twee delen: het eerste deel houdt zich met de zelfwerkzaamheidstheorie in het algemeen bezig en is theoretisch; het tweede deel beziet het godsdienstonderricht vanuit het standpunt der zelfwerkzaamheid en is practisch bedoeld. Het was niet overbodig geweest, wanneer de schrijver vóór de practische beschouwing een theoretische uiteenzetting had gegeven over het principe der zelfwerkzaamheid bij de catechese, omdat wij na een exposé der algemene kwestie niet rechtstreeks kunnen overgaan tot de concrete toepassing van het principe bij het godsdienstonderricht, dat heel aparte problemen stelt. Wij hebben hierbij met de Openbaring te doen, die in christelijke leer geformuleerd is, en die in haar geheel - los van voorkeur en belangstelling - aan de jeugd moet bijgebracht worden. In deze jaargang nog van 'Verbum' is te lezen, hoe moeilijk het is spontaneïteit, initiatief en belangstelling als onderwijsidealen te verbinden met de systematische scholing in de christelijke leer (Vgl. de controverse over hetonderbreken der systematische lessen om aanslui- ting te vinden bij het kerkelijk jaar).
De practische kijk, die van Cruchten op het godsdienstonderricht geeft, is voor de katholieke catecheten niet nieuw of verrassend. Deze zijn met het probleem door het werk van 'Verbum' geheel vertrouwd geraakt. Het zou mij echter niet verbazen, wanneer in niet-katholieke kringen deze uiteenzetting verwonderde belangstelling zou vinden, omdat men niet vermoedt, hoezeer dit vraagstuk in de kringen der katholieke catecheten midden in de belangstellingssfeer staat. Het is daarom wel jammer, juist voor de niet-katholieke lezers, dat de schrijver niet een wat uitvoeriger bibliographie heeft gegeven. Er is omtrent dit punt héél wat meer aan de hand, dan van Cruchten doet vermoeden.
Eén opmerking nog: Bldz. 20 geeft de schrijver een 'eenvoudig schetsje', ter verduidelijking van het begrip 'verheven'. Dit schetsje is nu net tè eenvoudig, omdat God daarin op dezelfde ladder (alleen een beetje hoger) als de schepselen geplaatst wordt. Dit wekt naar mijn mening een verkeerde voorstelling, het belangrijkste, wat de kinderen te leren hebben, is dat God de héél andere is.
Dr Nic. Perquin
| |
Recht en economie
R. WARLOMONT, L'action publique et l'action civile devant les tribunaux répressifs. - Extrait des Novelles 'Procédure pénale'. - Ferdinand Larcier Brussel, 1947, 113 blz. groot in-4o, Fr. 130.
Dit eerste deel van de 'Novelles' betreffende de strafrechtspleging behandelt de rechtsvorderingen voor de strafrechtbank. Na enkele historische beschouwingen over het verband tussen de strafvordering en de vordering tot schadevergoeding onderzoekt de auteur wie gerechtigd is beide vorderingen in te leiden en uit te oefenen, de voorwaarden van ontvankelijkheid, de oorzaken van schorsing en forclusie en tenslotte de wijzen van tenietgaan.
Onzes inziens is de scheiding tussen beide vorderingen niet steeds voldoende precies getrokken en is er een zeker gemis aan synthese en eenheid dat zich meermaals uit in herhalingen van reeds behandelde punten. Dit laatste gebrek is vooral te wijten aan de opzet van het werk, dat bedoeld is als een handboek voor de practijk en erop gericht is het opzoeken te vergemakkelijken. Werkelijk storend is op sommige plaatsen de inlassing van een paragraaf waarvan men het logisch verband met wat voorafgaat niet kan vatten. Anderzijds is de grote verdienste,
| |
| |
dat de stof volledig bijgewerkt is aan de hand van de meest recente rechtspraak en rechtsleer. Zo geeft de auteur een interessante appreciatie van het Cassatiearrest van 27 Mei 1943 betreffende het principe 'Electa una via', waaruit blijkt dat vooralsnog niet alle moeilijkheden dienaangaande opgelost zijn. Dank zij het systeem der indeling en de zeer uitgebreide tafels hebben we hier een bruikbaar handboek.
K. Caenepeel
C.W. van UDEN, De sociale verzekering, als sociale categorie. Uitgave van de Algemene R.K. ambtenarenvereniging, 32 blz.
De Heer van Uden bezit een eigenaardige manier om altijd maar rondom zijn onderwerp heen te springen, een enkele keer een aanduiding te geven, die wat dichter bij komt en dan onmiddellijk weer terug te springen om zijn geheim toch niet te vroeg te verraden en lang de aandacht te boeien. Dat werkt vermoeiend en laat de lezer tot het einde toe enigszins in het onzekere omtrent zijn bedoeling. Als ik hem begrepen heb, dan wil hij betogen, dat de sociale verzekering niet op de privaatrechtelijke grondslag van een verzekeringsovereenkomst mag berusten, maar in het publieke recht moet verankerd worden. Zijn argumentatie lijkt mij, alweer als ik het goed begrijp, hierin te liggen, dat de privaatrechtelijke overeenkomst een belangenstrijd veronderstelt, die ten nadele van beide partijen kan uitkomen en waarbij de staat altijd waakzaam moet zijn om de gestoorde harmonie der krachten te herstellen. Deze belangenstrijd behoort echter ook tot het wezen der publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, waarmede een publiekrechtelijke sociale verzekering verbonden kan zijn. De auteur lijkt mij het centrum der discussie van den inhoud naar de vorm te verleggen. De sociale verzekering moet een dergelijken inhoud hebben, dat zij den arbeider zekerheid geeft tegen de sociale noden. Of de vorm privaatrechtelijk of publiekrechtelijk is, doet weinig ter zake. Maar, laat ik nogmaals herhalen, dat ik er niet zeker van ben, dat ik den auteur wel juist verstaan heb.
P.d.B.
Mr J.J. van der VEN, Eigendom en Arbeid in het Burgelijk Wetboek. - Dekker en van de Vegt, Nijmegen-Utrecht, 1947, 28 blz., fl. 1.25; De eenheid van het Arbeidsrecht, Dekker en van de Vegt, 1947, 19 blz., f. 0.80.
De boekenmarkt wordt tegenwoordig overstroomd met inaugurele reden. Mr van der Ven spant de kroon door er in drie dagen twee af te steken. De eerste onderzoekt de waarde, die het Burgelijke Wetboek toekent aan den arbeid. Dat blijkt een wetboek der bezittende klasse te zijn, dat het niet de moeite waard vindt enige zorg aan den arbeid en den arbeider te besteden. Eerst in 1907 werd een tachtigtal artikelen over dit onderwerp in het B.W. ingevoegd. Hierin werden enkele dingen met de grootste zorgvuldigheid bepaald, maar zulke gewichtige onderwerpen als het rechtvaardige loon en het rechtvaardige ontslag durfde de wetgever toen nog niet aan.
Dat behoort tot het te constitueren Arbeidsrecht, waarover de tweede rede handelt. Zij ziet het Arbeidsrecht als een geheel, dat eerst in afzonderlijke plaatsen zal uitgewerkt moeten worden, maar uiteindelijk toch in een Wetboek van het Arbeidsrecht zal moeten verzameld worden. Arbeidsrecht omvat immers volgens de redenaar niet slechts de arbeidsverhoudingen, die persoonlijke onderschikking meebrengen, maar alle arbeidsverhoudingen. Daarbij gaat hij uit van de ietwat te breed opgezette arbeidsdefinitie van P. De-voider. De aard van dit recht wordt bepaald als te zweven tussen privaat en publiekrecht in. Als het volledig uitgewerkt wordt, hoort er ook een eigen soort van strafrecht, tuchtrecht en strafrechtspleging in.
Of het ooit zover komt?
P. de B.
|
|