[Wat is 't een troost in onze dagen]
Wijze: Goeden avond, mijn lieve Roosje!
Wat is 't een troost in onze dagen,
Van oude zeden die vergaan,
Dat nog het ouderwetsche trouwen
Zijn stand blijft houden,
Met elke mode blijft bestaan;
Die amor verstaat toch wel aardig zijn zaak,
Steeds heeft hij voor knapen en meisje vermaak,
En och! och! en zoo leep is die snaak. bis.
Alweêr een Bruidegom en Bruidje,
Niet meer verliezen uit het oog;
Daar staan zij klaar, om op de baren;
Waar reeds zoo menig overtoog.
Kom, vrienden! kom wenschen wij zegen en vreê,
En voorspoed en welvaart en alles hun meê,
Want och! och! en zij gaan over zee. bis.
Vaart vrolijk voort, o lieve menschen!
Verzellen u op uwen togt,
En voelt gij nu en dan een stootje,
Zij nimmer door een storm bezocht.
Maar ik vrees niet, dat iets in 't varen u stoort,
Want liefde en vriendschap gaan met u aan boord,
En och! och! en dan gaat het wel voort. bis.
Zoo moge u 't wel vereende leven,
Dat een alleen niet smaken kan;
Men zegt, daar is geen heil op aarde,
Als 't zoet genot voor vrouw en man.
'k Geloof het, want zijn u reeds velen vooruit,
Er staan alweêr anderen gereed voor de schuit;
En och! och! en zij zien er naar uit. bis.
Wij wenschen, dat gij 't zoo mogt vinden,
En steeds verheugd zijn in uw lot;
Dat ge eenmaal leunende op een krukje,
Moogt prijzen om zijn zoet genot.
En juichen, omgeven van welvaart en vreugd,
Ter eere van amor, die 't harte verheugd,
En och! och! en van grijsheid en jeugd. bis.
|
|