Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt

[p. 285]

Register.

AY! opent eens u, &c.	47
Als Jupiter zijn Zoon.	52
Ay! Echo die de, &c.	79
Ach! moorderes, &c.	142
Al lang genoeg, &c.	161
Ach! Oppergoôn.	216
Ach! vervloekte werelts-lust.	260
Ach! bedriegelijke zucht.	274
Als elk wat Levert, moet ik, &c.	280
BEleefde Juffrouw, die, &c.	39
Bruiloft riepen, &c.	133
Barst nu uit, &c.	184
Comt Aurora met, &c.	59
DEes Leever is van 't Hoen.	46
Die Lever stopt.	74
Des Hemels helder, &c.	95
Dit wierdt my eens, &c.	107
Dees Leever eet ik op.	152
Dit Levertjen is, &c.	182
Doen ik laatstmaal, &c.	189
De liefde dwingt, &c.	205
De Rooze-gracht.	206
Dit Levertjen is, &c.	211
Dit zel ik leveren.	218
Dit 's Lever van een, &c.	238
Dit Levertjen is van, &c.	242
Droeve nacht.	267
EY! ziet hoe 't Bruidtje, &c.	33
Echo! leden-looze, &c.	136
Ey! my, hoe moe, &c.	168
Ey! Geurtje.	242
Fueert mick hen, &c.	34
GOdin der minne, die, &c.	40
Ghy verliefde oogen.	102

[p. 286]

Ghy die de vlam wel, &c.	225
HOe! wilje Levereinen.	13
Hier onder deze steen.	29
Heer Bruigom deze nacht.	33
Hier onder leidt een Graaf.	42
Hier mijn vrindt, &c.	77
Hoe gevielen u de, &c.	89
Hoe wonderlijk en, &c.	157
Hey! zo, wat is 't een, &c.	185
Hier onder leidt Trijn Smots.	181
Het pijpjen in de mondt.	210
Hier strekt de Trouw.	215
Hoe helder schijnt dees', &c.	277
IK lag lestmaal eens, &c.	14
Is het ook een Levertje.	25
Ik lief wel, maar niet zo, &c.	38
Ik meende dat mijn liefd, &c.	118
Jan Kladt heeft, &c.	129
Ik vondt mijn waarde, &c.	144
Ik zie hier niemandt, &c.	166
Jongens, wilje Lever eeten?	172
Ik ben altijdt verheugt.	195
In Juttjes Bruilofts-feest.	256
Jan Ham was eens verlieft.	263
KAn ik gestadig zuchte?	31
'k Was zeker garen op.	51
'k Wil meê leeveren.	58
Kan ooit een zoeter, &c.	88
'k Zit hier Aap, &c.	97
'k Was gisteren avondt, &c.	109
Komt Venus, met, &c.	172
Komt mijn lieve Krelis.	182
Komt mijn Engel.	186
Komt aan Jupijn, &c.	228
'k Weet niet wat ik, &c.	130
'k Wou ook wel eens, &c.	235
Kupido die looze, &c.	251
Lever is lever.	260
MInne-gootje, ey! &c.	20

[p. 287]

Mijn zuiker zijt gegroet.	101
Muffe, duffe, loome, &c.	121
Maria, als u, &c.	147
Mijn Moêr die brust, &c.	213
NIchje, wel waar heen?	22
Nou! dat is gerondeelt.	83
Nu lustig, Jongens, &c.	139
Nu is 't hier wel, &c.	171
Nu wakker, eele, &c.	236
O! Wijn, wat doet ghy, &c.	17
O! eele Leever.	22
Och! woor hen schal ich, &c.	27
O! nacht, jaloerze nacht.	56
O! Ziels-bekoorster.	65
O! bloedt, wat maakt?	98
O! lieflijk pronk.	105
O! nooit volprezen, &c.	116
O! Bruidegom, en, &c.	203
Och! och! waar ben ik?	219
O! lief Rozinde.	249
PRonkt nu, mijn, &c.	43
Pots doezent, &c.	130
Pijldrager van Jupijn.	153
Phoebus stralen.	240
Preutsche Alimeen'.	281
ROzelinde.	9
Rozemondt, doe ik, &c.	198
STa stil nieusgierige.	160
Schut den aan nu uit, &c.	257
Schoon Apoll' met zijn, &c.	265
TReurt vry, 'k geef u verlof.	70
Twee Minnaars leggen.	239
VAar wel, deugd-rijke, &c.	69
Vraagt iemandt eens.	84
Vlucht liefde.	208
Vlucht niet vlugge, &c.	272

[p. 288]

WErentig (zy een, &c.	19
Waarde Maagd, &c.	49
Wat woeldt mijn hart, &c.	60
Waarde zieltje.	64
Wanneer mijn geesje, &c.	67
Wat voor Goddelijke, &c.	72
Wat of mijn ziel, &c.	75
Waar zal haar Lauwra, &c.	93
Wel hoe is elk, &c.	104
Wat legt ghy staâg, &c.	108
Wanneer zal ik de eer, &c.	113
Weg treurigste, &c.	162
Wilt ghy hier meê, &c.	175
Wie is zo koel van hert.	176
Wat voedt de, &c.	191
Waar toeft ghy, &c.	200
Wel wat voor grillen, &c.	221
Wie zal de vlammetjes, &c.	223
Waar blijfje nou.	231
Wie nu door 't stooten is, &c.	283
ZIelvoogdesje.	54
Zo breekt de Zon, &c.	114
Ziet hoe zitmen, &c.	150
Zomer nachten.	246