Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt
(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij
[pagina 173]
| |
Recht aan, recht aan uw' Gode-maal,
Eer al de glans verdooft,
En trekt zijn straalen weeder in,
Van dees mijn gulde Zon;
Die, met haar zoete weder-min,
Mijn dikmaals helpen kon.
2 O! Cupido, uw' lieve schicht
Die heeft mijn borst gewondt;
Ik zie vast aan het klaare licht,
Geneezer van mijn wondt;
Ey! geeft men maar een lieve kus
Van uw' Koeraalde mondt.
Hoe staat mijn Engeltje nu dus?
Maakt mijn doch weêr gezondt.
3 Kan ik dan met een lieve kus
Geneezen uwe smart?
| |
[pagina 174]
| |
Voldoet dan vry uw' zoete lust,
Mijn uitverkooren hart;
Ik sta het dan vrywillig roe,
Als 't u maar helpen zouw:
Veel liever ik het laten doe,
Eermen u zag in rouw.
4 Dank heb, ô! zuiver Min-goddin,
Die my zoo veel toelaat;
Ik houw u staâg in mijne zin,
Nu ik, op heeter daadt,
Mach bluszen zoo mijn Minne-vier
Aan u volmaakte leên.
Ach! zoete lieve Venus dier,
Dit kreeg ik door gebeên.
A. Le Lievre.
|
|