Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt
(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij
[pagina 162]
| |
[pagina 163]
| |
Die daar in meest
Betoont zijn geest
Wordt meest van ons geacht.
2 Wy zijn niet gekomen
Om slaapen of droomen,
Veel min om ongeneugt;
Maar om met waare vreugt,
Aan elk, te doen blijken,
Dat wy te gelijken,
Met Bruidegom en Bruidt,
Ons blyschap roepen uit
Verheugt; om dat den Heer zoo zoeten paar,
Zoo eens van zinn',
Zoo rein van minn',
Gevoegt heeft by malkaâr.
3 Godt wil haar beiden
| |
[pagina 164]
| |
Gelukkig geleiden
Naar d'ongeveinsde lust,
Naar d'onbezorgde rust,
Naar voorspoedt en vreede,
Naar vrolijkheeden;
Of wat haar hert bezint,
Of haar gemoedt bemint:
Daarom zal dezen Roemer gaan rontom
By onze jeugt,
Op 't heil en vreugt
Van Bruidt en Bruidegom.
4 Nu, schoone Juffrouwen,
Wilt dit doch aanschouwen;
Neemt daar u buurman toe,
Doet vry gelijk ik doe.
Wy zullen ons gaaren
By paaren gaan paaren,
| |
[pagina 165]
| |
Maaken 't glaasjen klaar,
Ter eeren van dit paar;
Dat Godt geschikt heeft, en nu zoo gevoegt,
Dat zy te zaam,
Als een lichaam,
Volkomen zijn vernoegt.
5 Dus moeten haar deugden,
Dus moeten haar vreugden,
Haar minnelijk gelach,
Haar voorspoedt dag op dag,
Van d' eene tot d'ander
Naar volgen malkander;
Gelijk dees droppels wijn
Malkander gevolgt zijn.
Dat is het geen dat elk van herten bidt;
En daar op kust
| |
[pagina 166]
| |
Elk eens, met lust,
Die aan zijn zijde zit.
De Haas.
|
|