Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] [Vraagt iemandt eens, wel lieve Tijs] Toon: O Jemie! o jemie, &c. VRaagt iemandt eens, wel lieve Tijs, Vraagt iemandt eens, wel lieve Tijs, Hoe raakje aan dat stikke veys? Gans pikken’ gans pikken; Ik bid je luister dat een reys Hoe zy dit wist te flikken. 2 Ik raakten by dit Swijn te koy, &c. Och! Heer, wat was haar weezen moy, Te byster, te byster: Ik docht, brust heen jou slechte doy, Speul jy al meê de Vryster. 3 Ik bruyden rijk'lik aan de windt, &c. De sloy quam korts aan met een kindt, [pagina 85] [p. 85] Och! Tijsje’ och! Tijsje; Ziet, zeyze, zooje jou bezint, Dit 's van jou eigen vleysje. 4 Neen, Trijntje, zeid' ik, lieve moêr, &c. Ik weet wel hoe laatst Goozen voer: Neen zeeker’ neen zeeker, Je reygtme zoo niet aan je snoer; Zoek vry jou eygen steeker. 5 Of mienje, lieve slechte sloof, &c. Slecht ja gezeidt is hier geen stoof? Het wentelt’ het wentelt; Ik ben aan dat oor noch te doof, Of Tijsje schoon wat drentelt. 6 't Is nauw dry maanden noch verleen, &c. Dat ik bekroop jou onder-kleên: Neen Trijntje’ neen Trijntje, [pagina 86] [p. 86] Gelooft vry by men blaauwe-scheen, Ik ben geen Vaèr van 't kijntje. 7 Toen trokz' 'er mondt tot aan 'er oor, &c. Och! zeidze, toen ik jou verkoor, Mijn Tijsje’ mijn Tijsje, Al komt 't jou al wonder voor, Ik was een zuiver Meisje. 8 Dat woordtje trofmen in men hart, &c. En kroop tot in mijn kittel-start; 'k Zey Trijntje’ 'k zey Trijntje, Kom Moer genees op nieuw mijn smart, Al quam 'er noch een kijntje. 9 Toen raakte ik aan 't schreefje’ vast, &c. Ik weet nou hoe een Teefje’ past. O! wonder’ ô! wonder; Zy bleef toen van 'er druk ontlaft, [pagina 87] [p. 87] En ik kroop by 'er onder. 10 Zy doen, al zonder veel gebaar, &c. Trof voort met my het hijlik klaar, Eën vuldig, een vuldig; Men noemden my van 't kindt de Vaar, En, och! ik was onschuldig. 11 Lief-hebbers van de weyery, &c. Ik bid volleg dat spoor met my; Een Jaartje’ een Jaartje, Zoo 't zoo al volgt, gelooftme vry, Dat maaktje vier-maal Vaartje. I.d.G. Vorige Volgende