Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt
(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
[pagina 44]
| |
Ja dat smart’ aan mijn grondt;
Ey! doet ghy Roozemond,
Naar dien ghy’ mijn gevry,
Prijze zy u Goddin,
In de zoete weder-min.
2 Een kus bid ik van u mondt,
Tot dat ik geneezen ben gezondt,
Eer de lust’ van mijn ziel,
Rees in rust’ uit de throon,
Soo de weeder-min en Goôn,
Een alleen’ zond beneên,
Door de reên’ daar ik zat,
En om uw' weêr-minne badt.
Hoo! Erigon’ wat een zon
Over ston’ mijn gemoedt,
Nu de weêr-liefd' smaakt zoo zoet?
| |
[pagina 45]
| |
3 Daar schijnt weêr mijn zoete straal,
Tokkel-licht, verdrijfzel van mijn quaal,
Voeidt mijn meer’ dan de douw,
Die zoo teer’ needer schiet,
Als ghy op het Roosje ziet,
Dat op 't Velt’ wordt gestelt;
Want het heldt’ naar de aard,
Daar uw' kusjes vreugde baard.
Pigmalions’ spreidt u dons,
Nu voor ons’ als ik graas;
Want het Hondtje kust de Haas.
De Haas.
|
|