Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] [Godin der minne, die aan't landt] Toon: Wel Ian, wat drommel doeje hier, &c. GOdin der minne, die aan 't landt Van Cypres leidt gestrant, Aanziet hoe 'k wordt vermant Van mijn voorgaande krachten, Door 't licht’ van mijn liefs gezicht, 't Geen mijn heel ontmachten; Want haar lonk, want haar lonk, haar lonk is als een licht. 2 Hoe teer dat ik het aan haar klaag, De liefde dien ik draag, Zy is al even traag, En toont haar heel af-keerig; Of ik preek’ en al lustig smeek, [pagina 41] [p. 41] Zy is niet begeerig; Maar zy ziet, maar zy ziet, zy ziet zoo zuur als eek. 3 Zoo dat ik heel ben op de grondt Van mijn jong hart gewondt; Zoo dat ik ongezondt, Verslijt mijn tijdt met quijnen; Want waar dat ik gaa’ of waar dat ik staa, Ik ben altijdt vol pijnen, En zy geeft, en zy geeft, zy geeft daar gantsch niet naa. 4 Dies bid ik, Venus, stiert uw' zoon, Uit Jupijns gulden Throon, Dat hy doch eens dat schoon En uit-geleeze Meisje, Quetst haar zeer haast’ en haar maakt verbaast, Door 't gequets in haar poezel vleisje, En mijn min, en mijn min, mijn min mach zijn geplaats. [pagina 42] [p. 42] Op dat zy in haar hart gevoelt, Hoe dat de liefde woelt, Die niet kan zijn gekoelt Dan door de wederminne; En dat ik daar door dan geniet De voogdes mijns zinne, En een end', en een end', een end' van mijn verdriet. P. Ruelles. Vorige Volgende