Voysjes, Deuntjes, Rondeeltjes, Levertjes, en meer andre diergelijke. Ik ben lang beducht geweest, wat Tytel het selve behoorden te hebben; maar bevondt dat het niet beter noch bequamer konde genaamt worden als de Stootkant, eensdeels, om dat 'er misschien eenige zijn zullen, die daar over Jalours ofte niet wel te vreeden zyn mochten, ende zich daar aanstooten. Ten anderen, misschien zullen'er eenige, in't zelve te leezen, gedachte nemen, dat het op haar, ofte op eenige andere slaan mocht, want den onbewusten (ik beken 't) zal'er lichtelijk dat van oordeelen; maar om de Leezers hier van t' ontlasten, verzeeker ik haar, dat alles wat eenige schyn mocht hebben, echter niet en is. Nu, die gedachten waren al gerechtig, zoo en wordt doch niemandt in 't openbaar gemeldt, dat maar niemandt zich zelver meldt, 't kan evenwel niet miszen of andere (buyten my) zullen het den rechten Tytel, van Stootkant, doen dragen.