voorwoord.
de literatuur bezit een eigen realiteit, een eigen indeeling.
de ‘realiteit’ rekent met sekonden en milimeters. de nieuwe literatuur kent deze realiteit niet. ze heeft noch ‘zin’, noch bedoeling. haar inhoud is het woord. haar middel is de schrijfwijze. de nieuwe, en hier voor het eerst in de hollandsche taal toegepaste, schrijfwijze is de ‘automatsche’. zij is intuitief. logische samenhang moet men daarin niet zoeken.
elke lijn van vervolg en samenhang is bij minder dan een sekonde afgesneden. bij dit automatische procédé komt het geheele veld der innerlijke voorstelling bloot te liggen men ziet tot op het skelet.
de droom is een banale vorm der letterkunde. de droom heeft echter éen ding op de literatuur-poesie voor. hij snoert de rede af. hierdoor werkt hij op den ‘lezer’ in.
we droomen gaarne en zijn dan vrij (en zelfs gaarne ‘ontuchtig’) uit de slavernij van het bestaan vluchten wij in den droom.
zoo is de nieuwe literatuur, op haar best.
tijdens de heerschappij van de rede, ontstond, als ontspanning, de nieuwe poesie, tegen de rede in
bewaart u belachelijke rede, om de rekening van uw kleermaker te controleeren.