heeft met het architectonische vlak niets te maken. Het is wezenlijk daarvan onderscheiden door het licht. Dit laatste, niet het vlak is uitdrukkingsmiddel. Het lichtveld van den film is peripherisch, x-dimensionaal en wezenlijk chaotisch, aangezien het latent uitdrukkingsmiddel, en van technisch standpunt beschouwd, substantieel is.
Een grafische opbouw in een vlak is dus vanzelf een onding. Het feit, dat deze constructie zich naelkâar, in tijd, afspeelt maakt daardoor de film niet wezenlijk onderscheiden van de tweedimensionale teekening.
Het gebruik van rechthoekig vlak als uitdrukkingsmiddel, geeft aan de beelding zelve wel meer bepaaldheid en verstrakter tempo, maar verandert wezenlijk niets.
Bij nieuwe film beelding, zijn beweging en licht elementair. Het lichtveld is naar alle zijden onbegrensd. De beeldende uitdrukkingsmogelijkheden liggen dus zoowel in tijd als in ruimte - evenals bij de nieuwe architectuur - en kunnen, indien tijds- en ruimte momenten tot gelijkwaardige (evenwichtige) uitdrukking komen een nieuwe dimensie zichtbaar maken.
De beleving dezer nieuwe dimensie is de vordering, welke de nieuwe filmbeelding belangrijk maakt.
Van realiseering is slechts dan sprake, wanneer zich uit de primaire elementen van den filmtechniek de constructie ontwikkelt.