De Stijl 2 1921-1932
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
NB De Stijl
| |
[pagina 352]
| |
[advertentie] | |
[pagina 353]
| |
De Stijl
| |
[pagina 354]
| |
genooten te documenteeren. Inzicht is erkenning, d.w.z. ontkenning in anderen vorm. Zij is levenseisch geworden, doch de woorden die de gedachten zullen vertolken, welke ons deel geworden zijn, zijn zoo uitdrukkingloos door het misbruik, dat ik zonder hoop op welslagen, gedwongen ben op de suggestieve werking mijner volzinnen te vertrouwen, Wat Marinetti in de stoutste momenten zijner zinnelijkheid als vrije woordplastiek in de poëzie transposeerde, is wellicht bij machte, door de plastische suggestie, het nieuwe tijdperk van het phosphor in te leiden. De kunst dezer eeuw, trachtte steeds dichter het niets te naderen, en dat nog wel uit de verdichtingGa naar eind11 eener chaotische realiteit. Men zuivert zich het best door dieët. De moderne kunstenaars, welke de laatste oogst van Italië opleverde, hebben het dieët der kunst voorbereid en het is te voorzien, dat hetgeen mijne vrienden ‘metaphycisismeGa naar eind12’ noemen, de honger beteekent naar de spijzen welke de maag gaarne opnamGa naar eind13. En wat Evola en Cantarelli aanbevelen als ‘dada’ is niets anders dan een snelwerkend purgeermiddel (aanbevelenswaardig volksvoedsel), dat de stinkende krochten van den smaak zal reinigen. Let wel, dat een bescheiden dosis vergif steeds aanbeveling verdient op een tijdstip, dat alle medicamenten zonder uitwerking bleven. Wat mij aan u bevalt Evola (wij noemden, u altijd Révola!) is, dat ge de belangelooze abstractie tot een pyramide van nikkel hebt opgebouwdGa naar eind14. En onze nakomelingen zorgen voor poetspomadeGa naar eind15. Ook dit is een bekentenis, welke slechts ontstaan kon uit een levenstoestand verheven boven alle sentimenteele plumbcakes. (Men voelt wat het zeggen wil, wanneer de laatste as der zwaartekracht die ons als stut en als staart diende, onverbiddelijk is doorgezaagd.) Résumé: de tweede oneindigheid is het aquarium der caméleonsGa naar eind16. Ofschoon wat stout en formeel, is dit toch ongeveer het resultaat van een gedachtengang, die uit de ontelbare bewegingen, waaruit ons wereldbeeld is samengesteld, als residu is te abstraheeren. De metalen stilteGa naar eind17, welke slechts verwekt wordt door het maximum van geruisch, sterkt ons in de overtuiging, dat we den toestand van het phosphor bereikt hebben, en ons beangstigt niet de tegenovergestelde zekerheid: dat bij de minste wrijving onze constructie loslaatGa naar eind18 en we ons ‘andere zelf’ weer van ons afstooten, zooals een man een vrouw, wanneer zijn liefde in haat verkeerd is.
Neen, wij aarzelen niet, te zijn en dat te bekennen en dat is nieuw aan onsGa naar eind19. (Wordt vervolgd) |
|