Theo van Doesburg
De nieuwe kunst, dat is die waarin de nieuwe uitdrukkingswijze consequent is doorgevoerd, verschilt van de oude niet vormelijk maar essentieel en wel hierin: dat de oude kunst en haar uitdrukkingsmogelijkheid begrensd was tot gesloten vormplastiek. Dit geldt zoowel voor de architectuur als voor de andere vakken. Op dezen grondslag van vormplastiek ontstonden alle bijzondere typen. De ontwikkeling der architectuur uit het handwerk bracht het niet verder dan tot variaties op een bepaald type. De nieuwe kunst daarentegen is vormloos, kent geen schema a priori en wil die ook niet kennen. De nieuwere architectuur heeft wel het type overwonnen maar niet den vorm. De nieuwe kunst is vormloos, dat wil echter niet zeggen ordeloos, verhoudingloos, of rustloos. Integendeel zijn orde, verhouding en evenwicht of rust haar grondkenmerkende verschijnselen. De nieuwe kunst is vormloos in den zin, dat zij den innerlijken en uiterlijken vormkultuur absoluut te boven is.
Daarmede is zij tegenovergesteld aan alle vooraufgaande vorm-type-architectuur. Vorm als typische verschijning van tijdskarakter en volk is zelfs niet haar doel en het zoeken naar een nieuwen vorm in de architectuur is even verkeerd als het nabootsen van oude vormschema's.
Op den ontwikkelingsweg naar een nieuwe dwingende beeldingswijze voor alle vakken, (zeggen wij gemakshalve naar verhoudingsbeelding), is geen nieuwe vorm te vinden. Vandaar dat zij die dezen weg slechts ten halve hebben afgelegd weer moeten terugvallen in organische, dualistische vormplastiek.
█
De moderne intuïtie, die wij allen min of meer gemeen hebben, verzet zich tegen de voortzetting van vormkunst en zoo moest deze gesloten uitdrukkingswijze van onze geestelijke bevrijding in de schilderkunst wel een karikaturaal, in de letterkunde wel een parodisch, in de architectuur wel een uiterst barok karakter dragen. In de uiterste consequentie, in een essentieel-nieuwe beeldingswijze is dit overwonnen.
De aan elkaar grenzende en door elkaar streng, rechthoekig, bepaalde en in stand aan het vlak evenredige kleurvlakken van een schilderij, sluiten het begrip van vorm ten eenenmale uit. Hetzelfde geldt voor de bouwkunst ten opzichte van streng bepaalde en evenwichtig gecomponeerde ruimtelichamen. De architectuur wint daarmede een nieuw element: zij is open, begrensd maar niet organisch in zich gesloten (vormarchitectuur). Wanneer het gebouw van de constructieve indeeling uit tot gestalte komt, sluit het vorm, typus ten eenenmale uit. Elk vlak dat een ruimte begrenst, heeft een con-