worden, is te kostbaar of onmogelijk door de omstandigheden. Absolute vrijheid tot voortdurend zoeken is vereischte om in een Kunst te culmineeren. Hoe zal dit in de, op allerlei wijzen gebonden, gewonen bouw, in deze maatschappij, mogelijk zijn? De wil en de macht om de Neo-Plastische idee te verwezenlijken zou er moeten wezen. Een oefenschool zou gegrond moeten worden, waardoor alle eischen opgelost konden worden. Een technisch laboratorium, speciaal voor het doel, zou noodig zijn. En waarlijk is dit zulk een onmogelijkheid niet: thans bestaan er toch ook akademisch - overbodig omdat ze slechts reproduceeren hetgeen al bestaat. Thans moet de Architect min of meer gehaast en min of meer gebonden een ‘Kunstwerk’ maken - op papier is de eenige voorbereiding. Hoe kan hij alle nieuwe moeilijkheden a priori oplossen? Een maquette in gips geeft geen voldoende voorbereiding voor het interieur: voor een in metaal of hout, op groote schaal, is geen tijd en geen geld beschikbaar. De tijd zal echter doen wat thans reeds mogelijk zou zijn. Lang en verschillend zoeken zal ten slotte tot het volledige Neo-Plastische Kunstwerk in Architectuur voeren.
Heden is ‘het bouwen’ en ‘de decoratie’ in de gewone praktijk een compromis tusschen ‘bestemming’ en ‘esthetische idee’ of ‘beelding’ - enkel en alleen door de omstandigheden. Want, onder boven genoemde voorwaarden, is het een met het ander te vereenigen.
Nut en schoonheid zuiveren elkander in de Bouwkunst. Zoo kon zij, ondanks haar gebondenheid ook van anderen aard, toch gedurende de eeuwen de voornaamste draagster van ‘stijl’ zijn, Door noodzaak (gebondenheid aan de materie, techniek, doel, nut) was zij niet het meest geschikte terrein voor de beelding van het ‘sentiment’. Daardoor behield zij een meerdere objectiviteit (als ‘monumentaliteit’ bekend). Anderzijds mistte zij ook juist hierdoor de snelle evolutie der meer vrije Kunsten.
Wel wijzigt het nut, het doel, in Architectuur de schoonheid. Zoo is er verschil in de schoonheid van een fabriek en die van een woonhuis. Zelfs kan het de schoonheid beperken: sommige gebruiksvoorwerpen (de installatie, machines enz. in een fabriek, wielen van vervoermiddelen b.v.) kunnen een ronden vorm eischen waar ‘het rechte’ de diepste schoonheid beeldt. Die ronden vorm is dan meest de zuivere cirkel, die ver van grillige natuurlijkheid is. Steeds kan de eigenlijke Architectuur dan toch alles beheerschen: zekere ‘betrekkelijkheid’ blijft steeds bestaan.
Het ingewortelde begrip dat Architectuur met het driedimensionale ‘beeldend’ zou moeten rekenen doet o.a. ook de ‘vlakke’ beelding van het Neo-Plasticisme als onmogelijke voor Architectuur beschouwen. De Architectuur als vormbeelding te zien is echter een traditioneele opvatting. Het is de (perspectivisch) visueele ziening van het verleden. In het Neo-Plastisch begrip is deze opgeheven (zie mijn broch. Le Neo-Plast). De nieuwe ziening (ook reeds voor het Neo-Plasticisme) is niet van uit eèn bepaald punt: zij stelt het gezichtspunt overal, en nergens bepaald. Zij stelt het niet gebonden aan plaats of tijd (overeenkomstig de relativiteitstheorie). In praktijk stelt zij het voor het vlak (de uiterste mogelijkheid van beeldingsverdieping). Zoo ziet zij de Architectuur als een veelheid van vlakken: weder vlak. Deze veelheid componeert zich dus (abstract) tot een vlak beeld. De praktijk eischt tegelijkertijd een nog betrekkelijk visueel-esthetische oplossing door compositie enz., wegens de betrekkelijkheid onzer physieke verplaatsing.
Door vlakbeelding op deze wijze te zijn eischt de Neo-Plastische Architectuur de kleur, zonder welke het vlak geen levende werkelijkheid voor ons is. Ook om het natuurlijk aspect der materie weg te nemen is kleur vereischte: de pure, vlakke, tot bepaaldheid gestelde (scherp begrensde, niet vervloeiende) primaire of grondkleur van het Neo-Plasticisme met hare tegenstelling de niet-kleur (wit, zwart en grijs).