de centrale ruimte af, waaraan verder de uit de functie ontstane afdeelingen als: buffet keuken, garderobe, zich onmiddellijk aansluiten.
Alle binnenruimten beelden zich logisch en plastisch naar buiten. Hierdoor ontstaat een redelijke massa-architectuur, voor zoover dit bij de gedeeltelijke uitvoering reeds te zien is en bij een zoo ongunstig terrein te verwezenlijken viel.
In modern materiaal, als gewapend beton, geconstrueerd, zouden de massa's zuiverder op zichzelf en in verhouding tot elkaâr kunnen spreken, wat het monumentale vlak-plastische karakter nog meer ten goede zou komen.
Dit laatste wordt nu te zeer verbrokkeld door baksteenmuur en pan-afdekking, welke het architectonisch vlak bij elk materiaal in gelijke stukken verdeelt, hetgeen de vlakplastische werking niet verhoogt. Met de gegeven materialen, - waardoor gedeeltelijk het schuine dak ontstond, - is dit huis als overgangswerk naar een volstrekt moderne bouwkunst een bevredigende oplossing.
Bij de raamopeningen valt ook nog een en ander op te merken (evenals bij de horizontale banden boven en onder sommige ramen en het eindigen der goten tegen opgaande muren) wat hun constructief-organisch karakter betreft. Dit zelfde geldt voor de raamverdeeling. Als geslaagd zou hier echter te noemen zijn de ramen der serre en van het terras.
De schoorsteen geeft een goeden verticalen stand aan het horizontalisme van het geheel. Hierbij dient opgemerkt, dat deze schoorsteen eerlijk en direct uit het plan zich naar boven verheft.
Plattegronden en huis op bijlage 10 en de opstanden hier gereproduceerd, toonen deze architectonische oplossing van plan tot buitenaanzicht duidelijk.
De kleuroplossingen zijn ontworpen door Theo van Doesburg.
V. 'T H.