Waar echter wel op tegen is, is le dat deze begrippen worden toegepast om een gansch verouderde, stervende en met die begrippen geheel in strijd zijnde decoratieve Stijleermethode op de been te houden; 2e dat de nieuwe beeldingsbegrippen meer of minder vaag en verward tot den kunstleerling worden gebracht. Hierdoor wordt de grondslag voor een toekomstige beeldende nijverheidskunst verzwakt.
Het verwerken der (geStijleerde natuur)-motieven tot compositie kan slechts leiden tot compositie volgens de natuur, d.i. op de wijze der vermenigvuldiging. Zonder destructie en ‘umwertung’ van het natuurlijk organische (zie Com. 6) kan geen compositie volgens de kunst, op de wijze der evenwichtige verhouding van de compositorische tegendeelen ontstaan. Dàt is het wat de moderne kunstleerling allereerst te begrijpen heeft. Het is onlogisch dat het ‘verwerken der motieven tot compositie’ in de schildertechniek zou voeren tot het begrip van kleurverhouding. Het eerste heeft betrekking op den vorm, het laatste op de kleur.
Kleurverhouding is een studie op zichzelve, die gescheiden van elk vorm-compositorisch begrip onderwezen kan worden (zie ook W. Ostwald's ‘Harmonie der Farben’). Eerst bij de toepassing van vorm, kleur en vlak op de wijze der kunst, dus als consequent doorgevoerde evenwichtige verhouding, als compositie, worden kleur, vorm en vlak als elkaâr veronderstellende beeldingswaarden begrepen.
Welke ware architectuur zal nog ‘ornament’ en ‘fond’ als elkaâr veronderstellende tegendeelen der schilderkunstige compositie, toelaatbaar achten?
Welke ware architectuur zal in hare monumentale conceptie het gepeuter van een afzonderlijk ornamentje op hare wandvlakken dulden?
Stel u de neutrale, strenge en vlakke betonwanden van een modern huis voor en daarop een volgens de natuur geStijleerd ornament naar het recept des heeren Verkruysenl Mis. De kunstleerling zal hebben te begrijpen, dat, sinds het futurisme en kubisme de complementaire verhouding van kleur en fond, van ding en vlak, van voor en achter enz., volgens de kunst, (d.i. door destructie) bewezen, de monumentale oplossing van het schilderen in de architectuur juist berust op het tegenovergestelde van een afzonderlijk aangebrachte versiering n.l. op de beeldende omzetting der constructieve wanden tot één schilderkunstig-organisch geheel. Slechts door het bijbrengen van de wezenlijke beteekenis van futurisme en kubisme en de consequente ontwikkeling dezer overgangsstadia naar een nieuwe stijleenheid zal de kunststudent naar zijn krachten kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van deze laatste.
(Wordt voortgezet).