De Stijl 1 1917-1920
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
De Stijl
| |
[pagina 270]
| |
kleur. Daardoor komt het dat de impressionisten nooit bij machte waren in den vorm dezelfde evolutie waar te maken, die zij in de kleur waargemaakt hebben. Niettemin waren zij het, die de poging waagden iets van de Universeele beweging te geven, zonder godsdienstige, allegorische of mystische tendenz. Zij zijn de baanbrekers.
Daarna verschijnt het neo- en postimpressionisme. Dit zijn overgangen evenals de reactie van Dérain, Picasso en Braque die een stelling van Cézanne ontwikkelden en de mathematische conceptie van de buitenwereld inleidden. Toch zijn zij de eersten, die door de vorm te analyseeren tot het vorm-divisionisme komen. Guilliaume Apollinaire noemt dit het ‘Cubisme Scientifique’.Ga naar voetnoot1) Indien Picasso een voorwerp ontleedt om het daarna vanuit een persoonlijke voorstelling der werkelijkheid om te beelden, gaat hij op dezelfde wijze te werk als de scheikundige, die een organisch lichaam ontleedt en het daarna weer tracht op te bouwen. Ik zelf heb bij de waarneming van het elkaâr doordringen der beelden, een schoonheid ontdekt, die het logisch gevolg is van het impressionisme en in verhouding gelijk staat met de stellingen over het onderling doordringen der atomen en de vorming van de stof. Apollinaire rangschikt mij tot de ‘Cubistes Instictifs’, ik zelf geloof, mij tot de ‘Cubistes Scientifiques’ te mogen rekenen al nader ik mijn doel langs andere wegen dan Picasso en Braque. Al de ‘istes’ en ‘ismes’ leveren een gevaar op voor verwarring bij het publiek betreffende de kunst. De algemeene drang, het nieuwe idealisme, zocht haar uitdrukking in het divisionisme van den vorm en het onderling doordringen der vlakken.Ga naar voetnoot2) Dat is alles, de naam doet er niet toe.
Het nieuwe realisme dat zoo ontstaat, berust niet uitsluitend op abstracties, zooals sommige werken zouden doen denken. Het zou indruks-realisme genoemd kunnen worden. Onze kunst berust op den indruk der universeele beweging, welke ik zal trachten nader te verklaren. Beweging als een eigenschap van het voorwerp te zien en deze daarvan te scheiden, lijkt mij onmogelijk. Beweging is geen eigenschap, maar de synthese van alle eigenschappen. Men zou kunnen zeggen: het bindend element van het voorwerp. Dit element te ontleden beteekent de vernietiging van het voorwerp. Men heeft twee dingen verward: wetenschappelijke beweging of verplaatsing met universeele beweging of leven. De wetenschappelijke beweging is niet meer dan een eigenschap; geen leven. Vele cubisten en futuristen hebben dit verward, maar het redelijke van ons schoonheidsbesef leert ons, dat de schoonheid slechts gevonden kan worden in de universeele beweging: het leven. Wij geven niet de snelheid van een automobiel in abstracto, maar de automobiel in snelheid, het leven. De voorkeur voor deze onderwerpen als automobielen, sneltreinen, danseressen is niet noodzakelijk, maar alleen gevolg van de behoefte om een maximum der werkelijkheid uit te drukken. Een paard in draf bevat evengoed de Universeele beweging. | |
[pagina 271]
| |
BIJLAGE III VAN ‘DE STIJL’, TWEEDE JAARGANG No. 3. WOONHUIS ‘HUIS TER HEIDE’ (1916). ARCHITECT ROBt. VAN T HOFF.
| |
[pagina 272]
| |
BIJLAGE IV VAN ‘DE STIJL’, TWEEDE JAARGANG No. 3. HUIZE MEERHOEK TE BERGEN. ARCHITECT C.J. BLAAUW.
| |
[pagina 273]
| |
Er zijn onder de volgelingen van Picasso en Braque velen die systeem-doordrijvers werden. Systeem is een doodende band, waarin alles sterft. Zij kwamen tot een overdrijving van ‘la forme pour la forme’. Reeds de impressionisten hechtten een betrekkelijke waarde aan het onderwerp; den cubisten is het geheel onverschillig. De futuristen riepen de noodzakelijkheid van het ‘moderne’ onderwerp uit. Daarvan komen zij reeds terug. Gaf de beschouwing van een groot werk uit het verleden den modernen kunstenaar slechts bewondering, de beschouwing van een modern werk geput uit hetzelfde leven dat wij leven, geeft hem scheppende ontroering. Hij is geen beschouwer, droomer of godsdienstige: hij leeft voor alles. Hij heeft met de primitieve katholiek gemeen: de drang naar het Universeele en drukt dit evenals deze uit, door synthetische vormen, wortelend in geestelijk en verstandelijk leven, inplaats van gegrond op de realiteit der voorstelling. Hun besef van het Universum was gebaseerd op religieus mysticisme en een godsbesef, dat nagenoeg verdwenen is. Ons Universumbesef is gegrond op den directen levenszin, dien wij danken aan de wetenschap en de wetenschappelijke philosofie. |
|