De Stijl 1 1917-1920
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermdHet bepaalde en het onbepaalde.
| |
[pagina 253]
| |
voor ons. Onze verschillende individueele bepaaldheden groeien tot het ééne bepaalde, naarmate het individueele in ons rijpt, naarmate het universeele in ons domineert. De eene (individueele) bepaaldheid is - in tijd - niet meer- of minderwaardig aan de andere: elke (individueele) bepaaldheid is - tijdelijk - het ware voor ons. Maar daarom doodt ook elke volgende (individueele) bepaaldheid de voorgaande, en is de graad van klaarheid, waarin we het ééne bepaalde - in tijd - zien, niet willekeurig: het voor ons bepaalde regelt zich naar den tijd.Ga naar voetnoot1) Individueel gezien, schijnt het (ééne) bepaalde vaag, het onbepaalde reëel.Ga naar voetnoot2) In tijd is het (eene) bepaalde abstract, het onbepaalde concreet. Objectief gezien (voor zoover mogelijk dan) - in tijd - is het (eene) bepaalde abstractreëel. (N.B. art. III). Evenredig aan den aard van ons bewustzijn, is het objectieve of het subjectieve, het universeele of het individueele, het abstracte of het concrete voor ons het be paalde.Ga naar voetnoot3) Zoo is ons leven en ook onze kunstuiting afhankelijk van ons begrip van het bepaalde.Ga naar voetnoot4) Het bepaalde - in het algemeen - eischt bepaaldheid, klaarheid d.i. het moet tot klare uitdrukking gebracht worden, wil het werkelijk als het bepaalde verschijnen.Ga naar voetnoot5) Volgens dezen eisch beeldt de kunst in mindere of meerdere klaarheid, òf het (eene) bepaalde òf dat waarin en waaraan het (eene) bepaalde verschijnt. In kunst moet het relatief bepaalde, d.i. de meerdere of mindere bepaaldheid, waarin het (ééne) bepaalde tot uitbeelding gebracht wordt, in klaarheid gebeeld worden. Elke tijd heeft zijn (relatieve) bepaaldheid in klaarheid gebeeld - en daardoor (min of meer) het (eene) bepaalde. Dit is de kracht der kunstuiting. Alle kunst streefde naar klare uitdrukking van het ééne bepaalde: door het onklare heen werd het min of meer bepaald getoond. Als het getoond kon worden door beelding van het onbepaalde (concrete), moet het daarin of daaraan beeldend verschijnen. Het verschijnt daarin en daaraan dan ook als het onveranderlijke, en dit onveranderlijke is evenwichtige verhouding.Ga naar voetnoot6) Waar het onbepaalde (concrete) zich door lichamelijkheid beeldt, is dàtgene, waardoor het (eene) bepaalde zich beeldt, evenwichtige verhouding door stand, afmeting en waarde van kleur en vlak(lijn).Ga naar voetnoot7) Het is doordat evenwichtige verhouding zich in het zichtbare (hoewel gesluierd) werkelijk beeldt, dat we de (diepste) schoonheids-ontroering ervaren, het is de beelding, de tot-bepaaldheid-stelling van die verhouding wat alle kunst tot kunst maakt.Ga naar voetnoot8) In de natuurlijke schilderkunst kunnen dingen daarbij in klaarheid zoowel als in vaagheid gebeeld worden, het principieele is slechts dat evenwichtige verhouding tot bepaaldheid gesteld wordt. Zoo is bij Thijs Maris het vage niet louter vaagheid: de dingen verschijnen in vaagheid, maar deze is tot zekere bepaaldheid gesteld. Zoo is bij Jan Steen het beelden in bepaaldheid van de dingen geen louter beelden der visueeele verschijning ervan: hij stelt het lichamelijke der dingen (N.B. art. IV) tot zekere bepaaldheid. | |
[pagina 254]
| |
In kunst is - onbewust of bewust - het bepaalde (d.i. hetgeen beeldend bepaald is) het objectief bepaalde: de verhoudingsbeelding is steeds het principieele, niet de beelding der dingen. En de schoonheidsontroering is sterk, naarmate de verhouding in bepaaldheid gebeeld is, en diep, naarmate die beelding evenwichtig is. De consequentie van deze waarheid heeft de schilderkunst, in haar cultuur, tot het uiterste doorgevoerd: zij is ten slotte gekomen tot beelding van enkel verhouding. Enkel verhouding (N.B. inleid. blz. 3) wil - in schilderkunst - natuurlijk niet zeggen verhouding zonder meer, dàn zou de beelding geen ‘kunst’ zijn. De verhoudingsbeelding moet aan alle aesthetische eischen voldoen, wil zij inderdaad ‘kunst’ zijn, en in ons het aesthetisch moment opwekken.
Door gegroeid te zijn tot beelding van - in dezen zin - enkel (aesthetische) verhouding, is de schilderkunst rijp geworden samen te gaan met de bouwkunst. Deze stond, uit haren aard (mathematisch-aesthetische verhoudingsbeelding) vanaf de oudste tijden hoog boven haar zusterkunsten uit. Vertolkte zij dezen aard ook al niet steeds bewust en was hare verschijning ook een gevolg van de noodzakelijkheid en de eischen der praktijk, zij stond voorheen hoog uit boven het natuurlijke der beeldhouw- en schilderkunst.Ga naar voetnoot9) Tot op heden kent de beeldhouwkunst nog slechts verstrakking van vorm (Archipenko), slechts de schilderkunst (Nieuwe Beelding) bracht de beelding van enkel verhouding naar voren. Daarmede is deze schilderkunst geen aanvulling van de bouwkunst geworden: zij is niet constructief,Ga naar voetnoot10) zooals de bouwkunst. Construeerende zonder constructief te zijn, en vrij in haar uitbreidingsbeelding, kan de Nieuwe Beelding de meest evenwichtige beelding van enkel verhouding zijn. De bouwkunst stelt steeds afgeslotenheidGa naar voetnoot11): het bouwwerk stelt zich als ding tegen de ruimte (de massabouw heft dit eenigszins op). Ook kan de bouwkunst, door haar constructief karakter en gebondenheid aan eischen der materie, de voortdurende, elkander opheffende tegenstellingen van stand, afmeting en kleur (waarde) niet zoo consequent doorvoeren als de schilderkunst.
Eischt het bepaalde bepaaldheid,Ga naar voetnoot12) zoo moet de verhoudingsbeelding in kunst tot bepaaldheid gesteld worden. In schilderkunst geschiedt dit door bepaaldheidstelling van de kleur zelve en van de kleurvlakken (N.B. art. III en IV). Dit laatste bestaat in het tegengaan van de vervloeiing van de kleur, in het maken van een grens - hoe dan ook, door vlakken-(waarde) tegenstelling of door lijn. De lijn is eigenlijk als bepaling der (kleur)vlakken, te beschouwen en daarom van zulk een groot gewicht in alle schilderkunst. Evenwel komt de beelding tot stand door de vlakken en kon Cézanne zeggen dat schilderkunst niets anders is dan tegenstelling van kleur. De beelding kunnen we echter ook van de zijde der lijn zien: de vlakken, in scherper tegenstelling toch, vormen lijnen. In natuurlijke schilderkunst komen we dan tot het begrip ‘vorm’ en kunnen we van de tot bepaaldheid gestelde kleur, (o.a. met Gauguin) zeggen dat vorm geven het principieele van schilderen is. De vorm - in dezen zin - bepaalt de kleur: naarmate de vorm meer gespannen is, zal de kleur meer bepaald zijn. | |
[pagina 255]
| |
Wordt de vorm door lijn gebeeld, zoo zal de meest gespannen lijn het sterkst de kleur bepalen; wanneer de lijn tot de rechte lijn geworden is, zal zij de meeste bepaaldheid aan de kleur kunnen geven. Consequente door voering van de tot bepaaldheidstelling der kleur leidt dus tot het verlaten van het grillige, natuurlijke.Ga naar voetnoot13)
Het prononceeren van de verhoudingsbeelding voerde tot overdrijven van de beelding van verhouding, tot abstraheeren van het natuurlijke (Pointillisme, Divisionisme, Expressionisme, Cubisme) ten slotte tot beelding van enkel verhouding (Nieuwe Beelding). Zien we de beelding van enkel verhouding zich langzaam uit de natuurlijke schilderkunst ontwikkelen in de opeenvolgende scholen, we zien hare ontwikkeling ook in de evolutie der grondleggers der Nieuwe Beelding. We zien hun streven als een zich loswerken van het onbepaalde (de visueele verschijning der dingen) en een komen tot zuivere beelding van het bepaalde (evenwichtige verhouding). Het onbepaalde nog beeldende, zien we hen reeds aangetrokken door dàtgene in de natuur, waardoor het bepaalde (evenwichtige verhouding) in bepaaldheid uitkomt in datgene, waarin verhouding gesluierd is, en deze (visueel) overdrijven. Is het willekeurig, dat zij in een onverkort (niet perspectivisch) aanzicht van een boerenhoeve met zijn mathematische vlakverdeeling (groote deuren en vensterindeeling) en zijn primaire (grond)kleuren een geschikt sujet vonden om hun gevoel voor verhoudingsbeelding-in-bepaaldheid tot uitdrukking te brengen? Is het toevallig, dat zij den zin hadden voor het rechte; dat zij, tot ergernis van de gewoon visueele ziening, een bosch met enkel vertikale boomstammen zonder meer durfden beelden? En is het te verwonderen, dat zij, toen die stammen tot lijnen of vlakken geabstraheerd waren, vanzelf kwamen tot beelding van het - in de natuur - bijna niet zichtbare horizontale, waardoor zij het vertikale in evenwicht brachten? En dat zij, bij hun rythmische lijn-compositie van de domineerend horizontale zee, weder het - niet geziene - vertikale in evenredige tegenstelling beeldden? En deden zij daarin iets anders dan overdrijven hetgeen alle schilderkunst gedaan heeft? Is het, verder, willekeurig, dat zij meer ontroerd werden door den ontbladerden boom, met zijn geprononceerde lijn(vlakken)-indeeling, dan door het geboomte in bladerdos, waarin verhouding veelal wegdoezelt? En is het te verwonderen, dat zij, al beeldende, de natuurlijke verschijning al meer abstraheerden om steeds meer verhoudingsbeelding naar voren te brengen? En dat alzoo een meer mathematische dan natuurlijke compositie ontstond? Is het, ten slotte, willekeur, dat zij na alle grilligheid, ook alle gebogenheid abstraheerden, en kwamen tot de meest onveranderlijke, meest bepaalde beelding van evenwichtige verhouding, n.l. tot de compositie van rechthoekige vlakken?..... De kunst moest zich (in de beelding) vrij maken van het onbepaalde (natuurlijke) om tot inderdaad klare beelding van het bepaalde te komen. Door het Cubisme heen is dit in de Nieuwe Beelding bereikt. Dit wordt door den ontvankelijke intuitief gezien en gevoeld: het wordt hem duidelijk door logisch denken. Praktisch wordt dit overtuigend wanneer we de Nieuwe Beelding vergelijken met andere schilderkunst. Vergelijken is het contrôle-middel waarvan, onbewust of bewust, ook elke kunstenaar zich bedient en waardoor hij het (voor hem) ware zoo bepaald mogelijk tot uiting leert | |
[pagina 256]
| |
brengen. Hij vergelijkt elk komend werk met een voorgaand, in eigen arbeid zoowel als in die van anderen: hij vergelijkt eigen arbeid met de natuur, zoowel als met andere kunst. Dit vergelijken is de beoefening van verhouding-zien en brengt hem tot zien en vergelijken van het één en het ander: van het individueele en universeele.Ga naar voetnoot14) Door de verhouding van deze tweeheid telkens zuiverder te zien wordt telkens zuiverder uitingswijze gevonden. En zoo is het logisch dat de Nieuwe Beelding ontstond. | |
[pagina 258]
| |
PLATTEGROND VACANTIEHUIS NOORDWIJKERHOUT (ZIE DE BIJLAGE).
| |
[pagina 259]
| |
BIJLAGE II VAN ‘DE STIJL’ TWEEDE JAARGANG No 2. VACANTIEHUIS TE NOORDWIJKERHOUT ARCHITECT: J.J.P. OUD. (ZIE OOK BIJLAGE 1 EN BESCHRIJVING IN HET VORIGE NUMMER).
|
|