De Stijl 1 1917-1920
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |||||||||||
De Stijl
| |||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||
redelijkheid, de planmatigheid, de concentratie en organisatie der natuur te zien en zich niet blind te staren op betrekkelijke uiterlijkheden.
Bij den modernen kunstenaar worden deze betrekkelijke uiterlijkheden tot volstrektheid herleid.
Het is op het natuurgegeven, de symmetrie, dat wij in dit artikel nader de aandacht wenschen te vestigen. In de eerste plaats dienen wij daartoe na te gaan, hoe de symmetrie zich veruiterlijkt in de rijken der kristallen, der planten en der dieren. Er is een regelmatige anticlimax waar te nemen bij de ontwikkeling van het anorganische tot het organische. De kristallen, voor zooveel het betreft die der metalen en eenvoudigste chemische verbindingen, zijn in drie verschillende dimensies symmetrisch, d.w.z. die kristallen zijn hexaëders, octaëders, dodecaëders of icosaëders, waardoor drie vlakken van symmetrie mogelijk zijn. Bij de planten, van boven op gezien, kunnen slechts twee vlakken van symmetrie aangebracht worden, terwijl bij het dier slechts één vlak van symmetrie bestaat. De meer gecompliceerde chemische verbindingen naderen in zooverre den bouw van de plant, dat in de drie doorsneden niet steeds gelijke deelen ontstaan. Hetzelfde vertoont zich op de grens van planten- en dierenrijk (de rotatoriën, diatomieën, foraminifeeren). ledere nieuwe functie doet andere betrekkingen met de buitenwereld ontstaan, en als gevolg vertoont zich, dat iedere differentiëering een vermindering van het aantal vlakken van symmetrie veroorzaakt. Is bij de dieren nog sprake van symmetrie in één richting, bij het hoogst georganiseerde wezen, den mensch, verdwijnt de symmetrie totaal. Voor den mensch bestaat er een degelijk onderscheid tusschen links en rechts. Een geheel overeenkomstige ontwikkeling is waar te nemen bij de menschelijke voortbrengselen. Eenvoudig als het regelmatig kristal zijn b.v. de bal en de kubus. Met de samengestelde kristallen komen overeen het vat en de munt (hoewel asymmetrisch bestempeld). Op de ontwikkelingshoogte van de plant staan de paal, de flesch, de vingerhoed, terwijl de wagen en het schip op de ontwikkelingshoogte staan van het dier en al neiging beginnen te vertoonen tot verdwijnende symmetrie. Systematisch het natuurgegeven en het overeenkomstige kultuurproduct naast elkaar gesteld, ontstaat het volgend overzichtGa naar voetnoot1):
| |||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||
Het ligt in de rede, dat een dergelijke tabel ook is samen te stellen, waarin de vergelijking getroffen zou worden tusschen het natuurgegeven en de voortbrengselen der architectuur. Inderdaad leidt dit bij de differentiëering van bouwwerken tot merkwaardige bepalingen en laten zich tenslotte belangrijke conclusies trekken. Voor een deel zal de determinatie moeten geschieden aan de hand van gebouwen uit vroegeren tijd. Diende bij de Grieken een bouwwerk uitsluitend als monument (grafteeken) dan werd het in de meeste gevallen als een ronde tempel gebouwd (monument van Lysikrates). Hetzelfde geschiedde bij de Romeinen (Mausoleum van Hadrianus). In zijn symmetrische ontwikkeling staat een dergelijk bouwwerk op de hoogte van de plant. Van gelijke waarde is het Dorische kapiteel. Bij bouwwerken met een uitgesproken doel komt dadelijk het rechthoekige grondplan te voorschijn, b.v. de tempels voor den eeredienst. Wordt daarna nog een nieuwe functie ingevoerd, zooals in sommige godsdiensten de hemelstreken, dan heeft dit onmiddellijk ten gevolge, dat nog een nieuwe scheiding in het inwendige optreedt (de voorhof, het heilige, het heilige der heiligen). De christelijke kerk der middeleeuwen is op hetzelfde principe doorgebouwd (koor en schip). Deze gebouwen zijn monosymmetrisch en bevinden zich, volgens bovenstaande tabel, op de ontwikkelingshoogte van het hoogere dier. Wat voor het goddelijke bouwwerk geldt is even waar voor het profane. Op de ontwikkelingshoogte van de plant staan b.v. de kapberg (de open hooibergplaats) en de molen. Monosymmetrisch zijn de meeste openbare gebouwen; zij staan dus niet hooger dan het hoogere dier. De determinatie van het woonhuis is niet zoo eenvoudig. Schijnbaar doet zich hier de behoefte aan een voor- en achterzijde gevoelen, waaruit men zou besluiten tot asymmetrie Maar dit verschil is niet ontstaan door het sterke, natuurlijke verlangen daartoe, doch door de toevallige plaatselijke omstandigheid (richting van de straat, vorm van het bouwterrein). Het is daarom zuiverder de vergelijking te treffen met het vrije landhuis in de zuidelijke landen, waar de ligging der vertrekken met bepaaldheid wordt voorgeschreven door de richting der hemelstreken. En niet moeilijk laat zich dan de verwantschap met het hoogere dier bepalen. In de nieuwe bouwkunst wordt bij het zoeken van den volstrekten vorm ook dit laatste | |||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||
spoor van symmetrie nog weggewerkt. De moderne architect zoekt niet meer naar het ‘klassieke’ symmetrische, maar naar het evenwichtige, dus het asymmetrische. Iedere ruimte in het plan heeft een bepaald, uitgesproken doel, is niet nu eens dienstbaar voor dit en dan weer voor iets anders. Dit volstrekte zal zich ook in volstrekte vormen toonen (veruiterlijking van het innerlijke). Het is daarom mede begrijpelijk, dat het moderne bouwwerk veel overeenkomst gaat vertoonen met de moderne machine, b.v. de rotatiepers of de stoomploegGa naar voetnoot1). Bij deze hooge kultuurontwikkeling is het niet wel mogelijk een evenstandig natuurgegeven aan te wijzen, waaruit dus besloten zou moeten worden, dat de kultuurontwikkeling de natuurontwikkeling vooruit is. Nog laat zich de volgende belangrijke conclusie trekken. Het volstrekte is het monumentale. Zoo zal iedere architectuur, die volstrekt is, monumentaal zijn. Het volstrekte leidt tot het asymmetrische. Daarom is het een dwaling te meenen, dat symmetrie een voorwaarde voor monumentaliteit zou zijn, zooals zoo lang als axioma in de bouwkunst heeft gegolden. Hoewel niet absoluut noodzakelijk, zal eerder het omgekeerde juist zijn. Monumentaliteit is een waarde, die uit het innerlijke voortkomt, onafhankelijk van het groot of klein. |
|