Fragmenten II.
Door Theo van Doesburg.
Slechts die gedachte heeft beteekenis voor de ontwikkeling van het menschelijk bewustzijn, welke van binn en uit het wezen der geheele kultuur een nieuwe gestalte kan geven. De gedachte welke tot deze gestalte-geving in staat is, is uiteraard de beeldende. Dat beteekent: zij kàn niet een staatkundige, juridische, wijsgeerige of religieuze zijn, zij moet beeldend zijn. En dat deze gedachte ook inderdaad een beeldende is bewijst de nieuwe uitdrukking in de schilderkunst, waarin de nieuwe kultuurgedachte verschijnt. De nieuwe gedachte wordt door deze verschijning: reëel. Zij verschijnt op zichzelf, zonder illusie, zonder vervaging (stemming), zonder versiering, zonder schijn van iets buiten zichzelf. Noch de staatkundige, noch de juridische, noch de wijsgeerige of religieuze gedachte is aan de verschijning toe. Aan de verschijning gaat de beeldende gedachte vooraf en daar deze thans op zichzelf verschijnt, wordt het wezen der nieuwe kultuur openbaar.
In de beeldende kunst is de niewe kultuurgedachte aan de verschijning toe. Alle andere functies van het menschelijk bewustzijn zullen zich slechts, gericht op de nieuwe beeldende kunst, kunnen ontwikkelen.