De Stem. Jaargang 19(1939)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1090] [p. 1090] Utrecht Door H. Marsman Geen stijl, maar des te meer karakter heeft de stad, een harde en benepen eigenzinnigheid, die zich de maat van alle dingen waant; een stugge sfeer, vol plotselinge volten - de pleinen liggen meest terzijde van 't verkeer, dat, saamgeperst in zulke smalle geulen, dat reeds een sandwichman zijn houten vlerken schuurt, chronisch aan spijsverteringskrampen lijdt. nergens ter wereld heeft een kleinburgerlijke actualiteit zich zoo voornaam gesierd met het tot op den draad versleten goudbrokaat der late middeleeuwen, nergens ook kraait de haan der mediocriteit zoo oerparmantig koning; want waar men gaat of staat, hier wordt men, graag of niet, gelijkgeschakeld in een net van onverwrikbre middelmatigheid. wie langs de singels en de wallen gaat krijgt sterk den indruk, dat de banken daar voornamelijk zijn gesticht als dépendance van 't oudemannenhuis en voor 't gedobber van een kinderkar. voorts vindt men nougatkramen, bij voorkeur niet te ver verwijderd van een urinoir; een baan, zoo doodsch en leeg, alsof hij enkel zondags wordt begaan door het boetvaardig regiment der hooge hoeden; want, wat men ook in 't nadeel zeggen kan van dit verpaapte china, die woestenij der anonymiteit met zijn intieme oasen, niet dat de godsdienst er niet welig tiert, noch dat op haar gelaat niet met praedestinatieletters staat: ‘de heer is mijn banier’. Vorige Volgende