| |
| |
| |
Verspilde geloofwaardigheid
Door Dr M. van Blankenstein
Onze tijd is een tijd van ‘efficiency’. Zelfs de trouwbreuk is gerationaliseerd. Verdragen, afspraken, beloften zien wij afleggen zonder de bedoeling ze te houden, enkel om een lastigen of gevaarlijken tegenstander eenigen tijd stil te houden. Wat doet het er toe of de dictators eens een keer op vredelievende wijze spreken, of minder dreigen dan wij van hen gewoon zijn? Wie er beteekenis aan hecht misleidt zich zelf. Beloften en verzekeringen van goede bedoeling, je zelfs verdragen, zijn totnogtoe voor hen slechts middelen geweest om te beter het tegendeel, als verrassing, te kunnen voorbereiden. Eenige dagen voor de bezetting van Albanië liet, volgens de mededeeling van Chamberlain in het Engelsche parlement, Mussolini door zijn ambassadeur de Britsche regeering verzekeren, dat hij de zelfstandigheid van dat landje niet zou aantasten. Als Duitschland of Italië het voornemen zouden koesteren een naburigen staat, die heel goed de onze zou kunnen zijn, binnen te vallen, dan zouden zij tot het oogenblik van den opmarsch ieder een vuigen lasteraar noemen die hun dat plan zou toeschrijven. Zij zouden tot dat oogenblik bereid zijn, de plechtigste verzekeringen te geven omtrent de oprechtheid van hun vriendschap voor het tot eerste slachtoffer uitverkoren volk. Men had, op grond van verzekeringen van Hitler, in de eerste maanden van 1938 geen reden, onmiddellijk gevaar voor een Duitschen inval in Oostenrijk te duchten. In Mei 1938 werd een storm van verontwaardiging in Duitschland aangeblazen, omdat de Engelschen te Berlijn hadden gewaarschuwd, dat zij een aanslag op het gebied van Tsjechoslowakije niet zouden dulden. Dit betoog, zoo heette dat, had op lasterlijke beschuldigingen berust van lieden, die oorlog in den zin hadden. Op dat oogenblik was Engeland door zijn optreden te Berlijn al te zeer gebonden. Het had moeten vechten, als Berlijn de actie had doorgezet. Er moest dus tijd worden gewonnen om Engeland te laten
‘afkoelen’, en die tijd werd ‘nuttig’ besteed aan een grondige, agitatorische voorbereiding van het plan. In September volbracht Hitler, wat hij
| |
| |
eens hartstochtelijk geloochend had voornemens te zijn. Het bleek eerst nog noodig, beperkingen in acht te nemen, die de overeenkomst van München mogelijk maakten. Toen echter die overeenkomst gesloten was, was ook ieder gevaar voor een oorlog over Tsjechoslowakije geweken. Duitschland begon daarop onmiddellijk met de grenzen en souvereine rechten te schenden, die het te München beloofd had zoo noodig te zullen verdedigen. Ten slotte werd heel het land bezet, tegen hartstochtelijke verzekeringen van Hitler in die zelfs sceptische toeschouwers voor oprecht hadden gehouden. Duitschland en Italië gingen ten opzichte van Spanje verplichtingen van non-interventie aan, enkel om de hulp van de landen, die zich geheel of gedeeltelijk aan hun woord zouden houden, te beperken of te voorkomen. Mussolini deed zelfs geen poging om zijn stelselmatige woordbreuk te bemantelen. De Duitschers werkten meer in stilte; zij hadden geen behoefte hun trouweloosheid voor de wereld in het felste licht te plaatsen. Mussolini had die behoefte wel. De wereld is reeds vergeten dat de Italianen, weinige dagen voor zij den oorlog tegen Abessinië begonnen, een arbitrale uitspraak onderteekenden, waartoe hun eigen vertegenwoordigers hadden meegewerkt. Daarmede moest iedere reden tot oorlog uit den weg geruimd zijn...
Hitler's redevoeringen en daden zijn in voortdurende tegenspraak met elkaar geweest. Iedere rechtsverkrachting vond als verrassing plaats, nadat de wereld eerst telkens weer te hooren gekregen had, dat Duitschland al zijn doeleinden met legale middelen zou nastreven, en later dat het slechts ‘volksche’ doeleinden wilde verwezenlijken.
Engeland en Frankrijk, om van andere mogendheden niet te spreken, zijn in het tijdperk dat achter ons ligt, ook al niet te allen tijde onberispelijk geweest in het nakomen van hun verplichtingen. Het wrak, dat van den Volkenbond overgebleven is, is als een monument voor het gebrek aan trouw dezer landen. Parijs en Londen hadden een beslissenden invloed gehad op de formuleering van de verplichtingen die het lidmaatschap meebracht. Zij in de eerste plaats hadden de bepalingen moeten nakomen. In de Mansjoerijsche aangelegenheid schoot Engeland te kort. Nu wij de voornaamste
| |
| |
oorzaken van zijn houding kennen, kunnen wij de houding van Laval in de Abessinische aangelegenheid niet anders meer dan een verraad aan den Volkenbond noemen. Engeland was in Maart 1936 weigerachtig, de ondubbelzinnige verplichtingen, die het te Locarno, onder goedkeuring der heele natie, had aangegaan, na te komen. Frankrijk verloochende te München smadelijk zijn bondgenootschap met Tsjechoslowakije. Een houding als van Engeland inzake het verdrag van Locarno, en van Frankrijk te München, ware in vroegere perioden van die landen niet te verwachten geweest. De houding van Italië in 1914 is er niet mede te vergelijken. Berlijn en Weenen hebben toen geweten dat de wijze, waarop zij buiten voorkennis van Rome te werk gingen, de Italiaansche regeering van haar plichten als lid van het drievoudig verbond ontsloeg. Dat Italië in 1915 aan de zijde van de tegenpartij ging deelnemen aan den oorlog, was niet meer een schending van formeele verplichtingen.
Er heeft zich een nieuwe stijl ontwikkeld in het verloochenen van verdragen of van het geven woord. Men mag echter nog niet zeggen, dat een nieuwe moraal zich heeft gevormd; tenminste niet in de democratische volken.
Braken de westelijke mogendheden hun woord, dan deden zij dat slechts uit vrees of verlegenheid. Engeland vond in 1932 een krachtige houding tegenover Japan te gevaarlijk, beducht als het was dat het met weinig hulp van anderen een oorlog zou moeten voeren in het eenige deel van de wereld waar het toen niet zijn volle maritieme kracht kon ontwikkelen. Laval verried in 1935 den Volkenbond, omdat hij hoopte daardoor te voorkomen dat Italië zich aan de zijde van het zoozeer gevreesde Duitschland zou scharen. Engeland weigerde in Maart 1936 Frankrijk te steunen in een krachtdadig verzet tegen de Duitsche militarisatie van het Rijnland, omdat het toen, inplaats van zich door het gegeven woord te laten leiden, de feitelijke en moreele beteekenis van het gebeurde ging afwegen tegen het risico, dat er tegenover stond. Dat Engeland en Frankrijk, tegen eigen belang in, republikeinsch Spanje de dupe lieten worden van het bedrog dat zij zelf met open oogen gedoogden, was ook weer uit vrees voor de gevolgen van een waardig en krachtig optreden. Moeilijke omstandigheden vonden te Londen en te Parijs
| |
| |
een kortzichtig, en moreel zoowel als militair zwak geslacht. De moraal was er niet veranderd. Men was niet verstoken van schaamte over hetgeen men deed en moest dulden. Men werkte ervoor, om eens weer te kunnen handelen gelijk eer en belang het eischten. Vrees en voorzichtigheid waren machtiger dan het gevoel voor waardigheid. Men kan die houding ook niet enkel veroordeelen. Zwaar was de verantwoordelijkheid tegenover het eigen volk dat aan vreeselijk lijden kon worden blootgesteld, voor een regeering die een oorlog niet uit den weg ging. Ware de houding der Fransche regeering, en vooral van de Fransche vertegenwoordigers te München, niet wat overdreven onwaardig geweest, dan zouden wij kunnen spreken van een heldhaftigheid, die het belang van het volk hooger stelde dan eigen staatsmanseer. Misschien mogen wij dit dilemma Chamberlain ten goede rekenen.
Bij de dictators is het anders. Hun trouweloosheid spruit niet voort uit vrees voor de gevolgen van de vervulling van aangegane verplichtingen; zij is een overrompelingsmethode, een exploitatie van de moraal van anderen. De wereld is zeer vatbaar voor de suggestie van het gegeven woord, vooral als zij, uit vrees of gemakzucht, niets liever wil dan vertrouwen schenken. Men neemt gaarne aan, als het eigen belang dit eischt, dat een dief niet altijd steelt, dat een leugenaar niet altijd liegt. Men is bereid te gelooven, dat anderen in ieder geval niet zullen stelen of geen onwaarheid zullen spreken, tenzij een dringende behoefte hen daartoe noopt. De wereld heeft in de dictators heel lang leiders van misdeelde volken gezien, die met trouweloosheid en misleiding, het wapen der zwakken, streden om onrecht hersteld te krijgen of voor de hunnen een dragelijk levenspeil te veroveren. Wij moeten inzien dat het een hard geval was voor den staatsman die zoo dacht, dit half verdedigbaar geachte streven ten koste van de ergste teisteringen voor eigen volk te bestrijden, niet uit overtuiging maar terwille van een contractueele verplichting. Men kan zekere staatslieden slechts verwijten, dat zij te langen tijd hebben laten voorbijgaan, voor zij beseften dat niet slechts een begrijpelijke behoefte aan herstel van nationale waardigheid en nationale welvaart de dictatoren tot hun stelselmatig misbruik van verzekeringen en beloften dreef,
| |
| |
maar dat deze beweging het onvermijdelijk uitvloeisel was van den aard van hun stelsels.
Het was of men niet wilde zien en hooren. De dictators verwierpen met woorden evenzeer als met daden de oude begrippen van menschelijkheid, vredelievendheid, recht. Zij schonden niet alleen de internationale moraal, bijwijze van tijdelijk, en innerlijk door hen zelf veroordeeld middel ter bereiking van zekere doeleinden; zij toonden demonstratief hun minachting voor de oude opvattingen omtrent goede trouw, trouw aan verplichtingen, omtrent den plicht tot waarheidspreken. Wat bij de westelijke mogendheden nog een reden tot innerlijke beschaamdheid was, wat bij hen als een handeling beschouwd werd die zij zeker niet anders pleegden dan onder den dwang van een harde noodzakelijkheid en met den stillen wensch, niet meer tot een herhaling genoopt te worden, was voor de totalitaire staten, mèt de misleiding, een tactiek, waarop zij zich verhieven en die zij met te meer ijver gingen toepassen naarmate de doeltreffendheid ervan te duidelijker aan den dag kwam. De westelijke mogendheden zondigden uit zwakheid, uit vrees, soms onder den druk van een verantwoordelijkeid die zij nog zwaarder lieten wegen dan de plicht tot trouw aan het gegeven woord; de dictators erkenden niet meer de moreele overwegingen, waardoor de anderen in ieder geval nog werden geplaagd. Die moreele overwegingen waren de dictators welkom, als een oorzaak van zwakte van hun tegenstanders; een zwakte waarvan zij rijkelijk partij trokken. Maar tegelijkertijd verheelden zij niet hun minachting ervoor. De trouweloosheid was tot politiek stelsel verheven, dat tot volkomenheid werd gebracht, en dat de toepassers gerechtvaardigd vonden door de resultaten.
Dit is een stelsel, waaronder de wereld gebukt gaat, en dat dreigt het noodlot te worden van de nu levende generaties. Het nadert zijn crisis, het heeft zijn lijn uitgeloopen. Een roofbouw is het geweest op het vertrouwen en de trouw, die tot de tradities der menschheid behooren. Zooals iedere roofbouw heeft hij tijdelijk rijke resultaten opgeleverd voor hen, die hem bedreven. Maar iedere roofbouw eindigt ook met de uitputting van het geëxploiteerde. Er is geen vertrouwen meer in de woorden van de dictators. Zouden zij zich tot waarheid
| |
| |
en trouw bekeeren, dan zouden de staatslieden der andere mogenheden gedurende langen tijd hen niet kunnen en niet mogen gelooven. Daartoe moest het stelsel onvermijdelijk leiden. Men kan het niet macchiavellistisch noemen, omdat het kenmerk van het cynisme van Macchiavelli ver vooruitziende berekening was, en dat der dictatoren slechts dienen kan tot het snel binnenhalen van zoo groot mogelijken buit. Het kan zijn dat de verwachtingen, die erop zijn gebouwd, van wijder strekking zijn; dat de dictatoren steeds nog hopen, voor het stelsel volmaakt uitgediend heeft, zooveel macht en zooveel bezit in de wereld verworven te hebben dat niemand nog in staat zal zijn hun in den weg te treden. Maar in onze dagen is de tegenkanting reeds zoo sterk en zoo gevaarlijk geworden, dat men hopen mag aan een nieuw keerpunt te staan, voor een kentering van het getij.
Maar wat zal deze kentering de menschheid nog kosten?
Hitler's overweldiging van het Tsjechisch gebied heeft wat nog sliep in de wereld wakker geschud. Hier was geen vergoelijking meer mogelijk voor hen, die in zijn daden totnogtoe slechts een wat ruig streven naar internationale gerechtigheid voor Duitschland hadden willen zien. Alle openhartigheid van Mein Kampf had deze optimisten niet tot waarschuwing kunnen dienen. Zij verwierpen veelal de methoden van Hitler, maar zij waren bereid zijn resultaten te aanvaarden. Zij zagen zoo goed als ieder ander het verbreken van verdragen en beloften. Maar zij geloofden nog steeds, dat dit slechts zou doorgaan, tot de nationale eischen van den groot-Duitscher zouden zijn vervuld.
De overweldiging van Tsjechisch Bohemen en Moravië viel buiten iedere vergoelijkende redeneering. In September had Hitler, in zijn dramatische rede in het Sportpaleis, vóór het hoogtepunt van de crisis nog, op zijn hartstochtelijke wijze verzekerd, dat hij geen Tsjechen wilde binnen het Duitsche Rijk. Dit had oprecht geklonken, en weinigen van de millioenen in de wereld, die hem hoorden spreken, zullen hebben getwijfeld aan de eerlijkheid van deze, zoo aannemelijk klinkende betuiging. Wel was de uitbreiding die hij eigenmachtig aan het accoord van München gegeven had met deze woorden in strijd. Maar het was ook nog weer begrijpelijk
| |
| |
hoe begeerte naar allerlei oeconomische aantrekkelijkheden en rijkdommen juist over de te München aangegeven grens, hem buiten deze perken had gelokt. In Maart echter trad hij op als overmoedig veroveraar van niet-Duitsch gebied, onmiskenbaar met het doel zich een weg te banen naar rijke streken, waarop hij als groot-Duitscher op geen manier nog rechtvaardigbare aanspraken maken kon. Reeds zag men hem begeerige blikken op Roemenië slaan. En bijna onmiddellijk ook stelde hij eischen aan Polen, die weinig goeds voorspelden voor de toekomst van dat land. Het was duidelijk, dat hij snel wilde toetasten, om een zoo groot mogelijken buit te hebben binnengehaald voor voldoende macht tegen hem gemobiliseerd kon worden. Met een verlamd en onderworpen Polen, met een verzwakt en verdeeld Rusland, met de rijkdommen aan olie en graan van oostelijk Midden Europa in zijn macht, zou hij alles kunnen trotseeren wat zich tegen hem vereenigen zou. De Balkanlanden zouden zich dan wel wachten, zich door het Westen tegen hem te laten aanvoeren. Zou het Westen zelf zich nog tegen hem durven verzetten? Zouden Engeland en Frankrijk dan niet bereid zijn hun vrede te koopen met zware offers in koloniaal gebied en misschien zelfs op het vasteland van Europa, omdat een oorlog zeker door hen zou worden verloren?
Hitler had nog een andere reden om zich te haasten. Duitschland had Oostenrijk in korten tijd leeggegeten, en Sudetenland had de ontberingen, waaronder het Duitsche volk gebukt gaat, ook slechts zeer gebrekkig kunnen verlichten. Tsjechië zou al evenmin lang daarvoor kunnen dienen. Dit te minder omdat de goudschat van het land buiten het bereik der Duitschers gebleven was. Het Duitsche volk raakt oververmoeid, en nog moet voortdurend nieuwe inspanning ervan geëischt worden. De moeilijkheden om in de dagelijksche behoeften van voedsel en kleeding te voorzien, nemen met de week toe. De staatsschuld groeit, gelijk nooit in eenig land ter wereld de staatsschuld in vredestijd is toegenomen. De handelsbalans wordt met de maand ongunstiger, ten deele tengevolge van het onvermogen der Duitsche industrie nu nog, gelijk te voren, voor uitvoer te werken, ten deele ook door een stijgenden onwil der buitenwereld, ontbeerlijke Duitsche producten te koopen. Weldra zal in Amerika de oeconomische
| |
| |
represaille van voor Duitschland speciaal verhoogde inkomende rechten in werking treden. De inspanning mag niet te lang meer duren. Wat Hitler nagestreefd heeft met de wapening, waarvoor die inspanning geëischt werd, af te dwingen, moet nu weldra afgedwongen zijn. Anders wordt het te laat.
Maar Engeland is eindelijk met allen ernst in het geweer gekomen. Hun, die in Engelsche regeeringskringen totnogtoe voor vrede en toegeeflijkheid tegenover Duitschland hadden gepleit, was door de inlijving van Tsjechië het zwijgen opgelegd. Chamberlain kon zich niet langer laten dupeeren, zonder volmaakt belachelijk te worden. De oprichting van het Tsjechische protectoraat maakte iedere illusie omtrent het resultaat van München onmogelijk. Chamberlain, die een jaar geleden in vriendenkring de meening placht te verkondigen dat een oorlog met Duitschland op den duur onvermijdelijk blijken zou, en later misschien hoop had gekoesterd te pessimistisch te hebben geoordeeld, zag zijn sombere vermoedens op overtuigende wijze bekrachtigd. Geen voorzichtigheid in het aangaan van verplichtingen op het vasteland kon nu nog voor Brittanje nuttig zijn. Deze zou niet anders meer wezen dan een ten verderve leidende struisvogelpolitiek. Er was nog slechts één middel om het gevaar dat Engeland rechtstreeks dreigde, of middellijk door de verlamming van Frankrijk, af te wenden. En dat was de vorming van een sterke coalitie tegen het geweld. Londen wierp al zijn bezwaren overboord; de bezwaren tegen het aangaan van verplichtingen in oostelijk en Midden Europa, de bezwaren tegen een samenwerking met Rusland. Wie nu wilde kon bindende verzekeringen te Londen krijgen tegen het Duitsche of het Italiaansche gevaar. Londen was bereid met ieder samen te werken, die slechts den status quo in Europa tegen geweld van wapenen wilde helpen verdedigen.
Duitschland gromde nijdig, liet stroomen van smaadwoorden los tegen de Britsche staatslieden, maar werd voorzichtiger. Rome bralde nog verder, dreigde, en vond voedsel voor zijn overmoed in de beslissing in Spanje. Tenslotte bezette het Albanië, in de verwachting de Balkanstaten, en in het bijzonder Griekenland en Turkije, daardoor zoozeer te intimideeren dat zij niet meer met Engeland en Frankrijk in zee zouden durven gaan. Zuid Slavië boog zich, Bulgarije maakte
| |
| |
eischen bekend aan Roemenië en Griekenland als prijs voor een welwillende neutraliteit. Griekenland, Turkije en Roemenië lieten zich niet afschrikken. Engeland werd des te verbetener door de nieuwe wandaad tegen Albanië. Het zag zijn positie versterkt. Italië moest de verrassing beleven dat de latente haat in de mohammedaansche wereld tegen dit land, om de gruweldaden in Libye en Abessinië, op eens als een laaiende vlam uitsloeg. Engeland en Frankrijk namen in de Middellandsche Zee een dreigende houding aan, steunende op een sterke en zeer paraat gemaakte, maritieme overmacht. Amerika koos met de week duidelijker partij. President Roosevelt vond nu met zijn opvatting omtrent zelfs de Vereenigde Staten dreigende gevaren, ingang in kringen waar men totnogtoe stijf isolationistisch was geweest. Hij hield dreigende redevoeringen, liet blijken dat bepaalde, interventionische dagbladartikelen door hem zelf geïnspireerd waren. Zijn boodschap aan Berlijn en Rome versterkte nog zijn positie in de openbare meening van zijn land.
Hij nam een zeer gewichtig besluit: De spanning in Europa had er Amerika toe gebracht, zijn vloot uit den Grooten Oceaan in den Atlantischen Oceaan samen te trekken. Prompt was Japan overmoedig geworden. Berlijn en Rome koesterden nu de hoop, Japan voor een vast bondgenootschap te kunnen winnen. Mocht de Britsch-Fransche zeemacht veel te sterk zijn voor de vloten van de spil, Japan kon dat verhelpen, door een groot gedeelte van die zeemacht naar het Verre Oosten te lokken. Te Tokio waren zekere lieden niet onwillig. En deze lieden zijn onder de tegenwoordige omstandigheden de machtigsten in den lande. Amerika scheen niet te duchten. Met Duitschland en Italië als bondgenooten zou Japan het trage geluk naar zijn hand kunnen zetten. Nu zond president Roosevelt met een plotseling besluit de Amerikaansche vloot naar de Pacific terug. Dit gebaar was duidelijk. Hij vertrouwde voor de verdediging van de oostelijke kusten van het land op de Britsch-Fransche eskaders. Daarvoor zou hij Japan in toom houden. De Japanners zijn altijd overgevoelig voor Amerikaansch dreigement. Op eens was het uit met allen overmoed, met alle verlangen naar een bondgenootschap. Maritiem waren Berlijn en Rome nu aan zich zelf overgelaten tegenover de westelijke zeemogendhe- | |
| |
den. Te meer reden had Japan om zich heel stil te houden, daar Chamberlain reeds sprak van de mogelijkheid van een Russisch-Britsch defensief verbond in Oost Azië.
Nadien is Mussolini op eens vredelievend geworden. Hij heeft de wereld verrast met een korte rede van voor zijn doen zeer zachtaardig karakter. Nooit heeft hij anders dan vrede gewild. Hoe kan iemand hem van krijgszuchtigheid beschuldigen? Hitler ging rondvraag houden bij de naties, waarvoor Roosevelt van hem een verklaring van non-agressie had verlangd. Had één van hen Roosevelt gemachtigd tot dien eisch? Voelde een van hen zich door Duitschland bedreigd? Hitler kon weten dat alle landen, tot welke hij zijn vraag richtte, ontkennend zouden antwoorden. Zij wapenden alle, met uiterste inspanning van zijn krachten. Tegen Engeland of Frankrijk? Of misschien tegen een invasie van bewoners van Mars, waarvan een radiospel onlangs in Amerika een paniek teweegbracht?
Als Hitler zich nu op die antwoorden beroept, zal hij zijn getrouwen in en buiten Duitschland veel vreugde bereiden. Maar buiten dien kring zal men aan die rondvraag geen grooter waarde toekennen dan aan de plebiscieten, waarvan het regime in Duitschland zich voor allerlei doeleinden pleegt te bedienen. Ook zijn sommige antwoorden niet naar wensch uitgevallen! De spanning zal voortduren en zal niet meer met woorden kunnen worden opgeheven. Geen rede zal een einde kunnen maken aan Engeland's beleid, dat de spil met een onverbreekbaren band moet omgeven. Want de geloofwaardigheid van de woorden der dictators is als een verkwist goed. Immers, de wereld heeft geleerd, dat vriendelijke woorden uit hun mond slechts ten doel hebben, anderen te doen inslapen. Zij weet nu hoe gevaarlijk het is, daaraan vertrouwen te schenken.
Het is een droevige toestand. De volken putten zich uit voor hun bewapening. En er is geen mogelijkheid dit door een accoord te doen eindigen, omdat voor een accoord vertrouwen noodig is, dat tenopzichte van de dictators niet bestaat. Gekomen is wat niet kon uitblijven. En het is te vroeg gekomen voor de berekening der totalitaire staten. Het beklemmende probleem van de naaste toekomst van Europa is er nog te kritieker door geworden.
|
|