disch echter stellen we vast dat er geen spraak van is. Moord, roof en tyrannie worden met onverminderden lust beoefend in opdracht onzer mindere goden. Zonder het plezier den verslagene naar den hemel te sturen, blijft de moord even heilig. Zonder de voldoening de eeuwige ziel van hem die uit onzen weg moet, te redden, blijft het stelen van zijn tijdelijke goederen even rechtvaardig. Wisten wij al lang dat er ‘geen volk is dat zijn godsdienst minder beoefent dan het europeesche’, zooals G. Lowes-Dickinson zegt in ‘Brieven van een Chinees’, we moeten stilaan erkennen onze humaniteitsidee op dezelfde wijze te schande te hebben gemaakt. We gedragen ons als het minst humane ras ter wereld.
Verontrust door het vorderen van wetenschap en kunst terwijl de zeden achteruit gingen, schreef Rousseau: ‘Indien een vreemdeling uit verre gewesten zich een begrip vormde van Europa's zeden naar den stand onzer wetenschap, de volmaaktheid onzer kunst, de hoflijkheid onzer tooneelspelen, de hoofschheid onzer manieren, onze vriendelijke woorden, onze ononderbroken betuigingen van welwillendheid, en gansch dien drukken wedijver van lieden van elken ouderdom en stand, die zich van den morgen tot den avond schijnen te beijveren elkaar aangenaam te zijn, deze vreemde zou van onze zeden juist het tegenovergestelde denken van wat zij zijn.’ Zooals bij geheime wet de hoogmoedige vernederd wordt, de puritein onkuisch en de bekeerder twijfelaar, schijnt het ras met de menigvuldigste en hoogste idealen het misdadigste ras te moeten zijn. Het vreedzaamste, evenwichtigste volk ter wereld, het chineesche, heeft de eenvoudigste, minst verheven ideologie.
Niets laat verhopen dat wij tot inkeer zullen komen. Het is dus waarschijnlijk dat wij in naam der humanistische cultuur de menschheid, die wij mishandeld hebben, eenmaal zoo volslagen te gronde richten als dit mogelijk is. Alles hangt er van af of de kleurlingen, die ons wraakgierig uit alle werelddeelen beloeren, het zoo ver zullen laten komen omdat zij niet eerder op ons kunnen los slaan. Geen schijn van hoop dat wij eenmaal onze idealen, humanistische en andere, waaraan wij allen en alles ten offer brengen, zullen laten varen om ons berouwvol te bezinnen op het eenige ideaal, de mensch, de eenige waarde, het leven. Wij zullen blijven tyran-