| |
| |
| |
Op de bres
I
Op de bres voor Europa
Het wordt tijd, dat Europa zich gaat bezinnen op den toestand waarin het verkeert; dat het eindelijk zijn verantwoordelijkheid gaat beseffen en den moed voor die verantwoordelijkheid toont te bezitten. Want de vrede moge een kostelijk goed zijn, de gerechtigheid is het niet minder, en de vrede, zoo hij voor den prijs der gerechtigheid moet worden gekocht, is onwaardig en verachtelijk. Het is deze waarheid, die Europa in dit tragische moment van zijn geschiedenis schijnt te vergeten of voor welke het zijn gezicht verhult. Het deinst terug, waar stand houden geboden is.
De gevaren, die ons werelddeel thans bedreigen, liggen op tweeërlei gebied: politiek en cultureel.
Politiek gezien, is Europa een gemeenschap van staten, waarvan het evenwicht sinds 1648, toen de Europeesche statengemeenschap voor het eerst haar politieke verwerkelijking vond, door het beginsel van het machtsevenwicht werd gehandhaafd. Dat dit beginsel die moeilijke taak kon vervullen, was te danken aan den vasten wil der staten of statengroepen om een belangrijke inbreuk op het evenwicht zoo noodig met geweld van wapenen te keeren. Dit sloot - en sluit - het voeren van een vredespolitiek natuurlijk niet uit. Maar achter die politiek stond als ultima ratio steeds de gewapende macht, zonder welke immers een buitenlandsche staatkunde, althans van groote mogendheden, niet mogelijk is. Toen - als nu - gold, dat wie zich tot schaap maakt, door de wolven wordt opgevreten. Als laatste voorbeeld van een strijd om het evenwicht in het Europeesche statensysteem kan de elfjarige coalitie-oorlog (1803-1814) tegen Napoleon worden genoemd, die eindigde met de vernietiging van de Napoleontische macht en het vestigen van een nieuw Europeesch evenwicht. De methode was misschien
| |
| |
niet elegant, maar zij was doeltreffend en zij heeft eeuwenlang de voortschrijding en ontwikkeling der Europeesche beschaving in humanistischen geest althans mogelijk gemaakt. De Volkenbond beteekent, van dit standpunt uit bezien, de schepping van een nieuwe methode. Het beginsel van het evenwicht wordt vervangen door het beginsel van de samenwerking, de vooronderstelling van den oorlog door die van den vrede. Dat de Volkenbond helaas in zijn taak heeft gefaald, is het gevolg van de wanverhouding welke bestond tusschen den geest waaruit hij werd geboren - de vredesverdragen van 1919 - en het beginsel waaruit hij alleen kon leven. Doordat de mediocriteiten, aan wie Godbetert Europa's lot sinds den vrede was toevertrouwd, buiten machte zijn geweest die noodlottige tegenstelling op te heffen, is de Volkenbond roemloos verschrompeld en werd ons werelddeel voor zijn bestaan weer teruggedreven op het beginsel van het machtsevenwicht. Dit beginsel heeft evenwel geen enkele politieke beteekenis, wanneer het niet steunt op den vasten wil der volken om het zoo noodig met geweld van wapenen te doen eerbiedigen. Ontbreekt die wil, stelt men de rust en de materieele welvaart boven het politieke levensbeginsel waarnaar Europa zich na den ondergang van den Volkenbond heeft te richten, dan zal de overweldiging door een machtsusurpator niet kunnen worden voorkomen en zal de Europeesche statengemeenschap plaats maken voor een gemeenschap van heloten onder het bevel van een militairen dictator. De Europeesche cultuur, aldus verlaten en verraden door hen die haar moesten verdedigen, is daarmee dan te gronde gericht; christelijk geloof, vrijheid en humanisme zijn dan verdwenen.
Wij raken hier aan het tweede gevaar, dat Europa bedreigt. Niet alleen, immers, is Europa reeds hard op weg een horde van heloten te worden - de helotengeest heeft zich reeds meester gemaakt van een goed deel der volken en hun leiders, - doch het noodlot van dezen tijd is, dat de militaire dictator, anders dan Napoleon en het Frankrijk van de Revolutie, de afzichtelijke trekken vertoont van het nationaal-socialisme, de barbaarsche mentaliteit die, naar de befaamde uiting, reeds als zij het woord cultuur hoort, instinc- | |
| |
tief naar de revolver grijpt. Het is deze ontstellende situatie: dat de geestelijke macht, die Europa's evenwicht te eigen bate schendt en verstoort, tevens de macht is der barbaarschheid, welke aan dezen tijd de signatuur verleent van den ondergang. Of moet men het geen ondergang noemen, wanneer de waarden, àlle waarden die Europa en zijn cultuur hebben gevormd: het Christendom, de idee der gerechtigheid, de vrijheid van overtuiging en de eerbied voor de menschelijke persoonlijkheid, dag aan dag worden vernederd en vertrapt? Is het soms geen versombering der cultuur, wanneer de verwildering in toon en zeden den edelen vlam der menschelijke rede dooft? Reeds is de figuur van den Christus vervangen door die van den politieken Leider, en de eerbied voor de persoonlijkheid door de tyrannie van den staat. Aardsche macht is het credo, waarvoor wij ons allen hebben te buigen, en de mensch, het vrije schepsel Gods, ligt geketend in een ontluisterde wereld. De ras- en geloofsvervolgingen, zooals ons werelddeel in zijn bewogen geschiedenis in deze afzichtelijkheid nog niet heeft gekend en die ons de keel toeknijpen van leed, zijn slechts een symptoom van de verwildering, die Europa voor tientallen van millioenen tot een hel heeft gemaakt; de wreedheid, de minachting voor recht en rede, de duldelooze willekeur en, last not least, de schaamtelooze taal die in de pers der barbaren wordt gebruikt, zijn de door bederf aangetaste vruchten van
denzelfden boom. Zoozeer, zelfs, is de atmosfeer vergiftigd, dat het prijzen van ideeën en idealen, die op zichzelf eerbiedwaardig zijn, als: de nationale idee, de strijd tegen een poover en doodend rationalisme, de zin voor het gevaar en de vermetelheid tot het avontuur, ons bijna onmogelijk is geworden, wijl zij tot onherkennens toe zijn vervormd en misbruikt.
Hoe kunnen wij dien aanslag op de Europeesche beschaving afweren? Door het besef weer in ons op te roepen of te versterken, dat wij voor die beschaving verantwoordelijk zijn tegenover hen die ons haar hebben nagelaten, en tegenover hen aan wie wij haar moeten overdragen. Daarvoor is noodig ten eerste een geestelijke zindelijkheid, die ons de aanraking met de barbaarschheid doet schuwen en ons immuun maakt voor haar besmetting. Ten tweede het geloof in ons zelf, zoo- | |
| |
dat wij voor het gevaar niet terugdeinzen en de risico's van den strijd op ons durven nemen. En ten derde de groote liefde voor ons aller moeder, Europa, voor wie wij toch ons leven wel veil mogen bieden.
Slechts wanneer die geestelijke krachten, dat geloof, die liefde en die innerlijke reinheid leven in ons, is de mogelijkheid van een verbetering gegeven, de mogelijkheid ook om het monster van den oorlog te bannen door onzen blik. De mogelijkheid, niet de zekerheid. Aangenomen, dat de volken van Europa nog genoeg kracht hebben om die zedelijke machten ten leven te wekken, aangenomen ook, dat de politieke leiders in staat zijn de superieure politiek te voeren die den vrede dient zonder de beschaving te offeren, dan nòg kan de tegenpartij den demon van den oorlog ontketenen door, steunend op haar macht, alle menschelijkheid te beleedigen en te vertrappen. In dat geval zullen wij, indien wij de idee Europa niet willen verraden, de wapenen moeten opnemen. Zetten wij dan niet de cultuur van Europa op het spel? Zeker, maar met het doel haar te redden, zooals wij, naar het woord van den Bijbel, ook geroepen kunnen zijn het leven in te zetten om het leven te redden. Want wat baten ons alle schatten van den vrede, wanneer wij schade lijden aan onze ziel?
Wij staan in een smartelijk tijdsgewricht van Europa's geschiedenis, en wij weten niet wat de nacht, die zich over ons werelddeel heeft uitgebreid, voor ons nog verborgen houdt: barbaarschheid of beschaving, dood of leven, tyrannie of vrijheid. En misschien is er slechts één gedachte, die ons in dezen tijd kan ophouden: dat het beter is te sterven met de gerechtigheid en de menschelijke waardigheid dan te leven zonder haar.
J. Welders
| |
II
Het anti-semitisme is een geestesziekte, die, zelf eeuwen oud, in Duitschland waar latente oude haarden steeds gevaar opleverden, kunstmatig weer is opgewekt en door den economisch verzwakten toestand des lands zich in virulente uitzaaiingen verbreiden kon. Dit anti-semitisme wordt als binnenlandsche oorlogstechniek gehanteerd en staat op het peil van den bacillenoorlog.
| |
| |
Het anti-semitisme is een van de gevaarlijkste volksvergiftigingen. De Nederlandsche traditie van gewetensvrijheid en verdraagzaamheid, die door de eeuwen de kracht van een karaktertrek des volks heeft gekregen, vormt een krachtig voorbehoed- en afweermiddel tegen deze ziekte. Doch de toenemende massaverwildering en ontbinding van moraliteit, door economische verzwakking nog in de hand gewerkt, heeft deze ziekteverschijnselen ook reeds hier en daar in kleine deelen van ons volk laten invreten, waar de moreele weerstand niet op het peil der zuivere Nederlandsche beginselen is. Krachtige voorbehoed- en desinfectie maatregelen zijn hiertegen noodzakelijk, door gestadige betrouwbare volksvoorlichting en versterkte heropvoeding in Nederlandschen geest, vooral van de jeugd wier oogen geopend moeten worden en blijven voor mensch- en volkonteerende leugen- en haatcampagnes tegen landgenooten en medeburgers. Wie eigen zwakheid op den medemensch wreekt, onteert zich onherroepelijk.
Getrouw aan ons beginsel van asielrecht dat het Nederlandsche volk vermaard heeft gemaakt en een groot moreel prestige in de wereld door de eeuwen deed verwerven, dienen wij ook thans ondanks de materieele moeilijkheden de reddende hand toe te steken voor de dringendste tijdelijke hulp aan hen, die aan een wreedaardig georganiseerde verdelging, moorddadiger dan dooden ineens, blootstaan. Daarom, weerstaat en helpt. Nederland, houd stand!
Vergeet het niet, dat wij een staatsactie tot menschenverdoeming vlak naast ons in de 20ste eeuw beleven, en dat geen woord te veel staat in deze verzen van den grooten Joodsch-Duitschen dichter Karl Wolfskehl uit den ballingenbundel ‘Die Stimme Spricht’:
Von je vertrieben, immer vom Sturm erfaßt -
War denn auf Erden schwerere Lebenslast?
Hat je ein Joch Nacken schwieliger gebogen?
Dunkler Führung Pflug Furchen tiefer gezogen?
War irgend Tod und Grauen je so nah?
Anthonie Donker
|
|