Boekbespreking
Tess, door Thomas Hardy. - Uitgave Scheltens en Giltay, Amsterdam. 1928.
Ziehier de eerste roman van Hardy hier vertaald. - Zoo niet de grootste, dan misschien de schoonste, - van een bloemachtige schoonheid. Het woord is vreemd, toch wil ons geen ander komen. Het is de centrale figuur van het boek die dit woord oproept: Tess, het landmeisje, zoet van ziel en zoet van lichaam, - omringd door een landschap van weiden, bloemen, beeken, en groote boomen die de horizonnen sluiten met hun grotten van groen en blauw. Alles wat de droom-aan-een-vrouw kan zijn in een zeer groot en teeder kunstenaar: verdwaasde liefde en eindelooze trouw, heeft Hardy aan zijn Tess geschonken, - en dan heeft hij haar alle lijden laten doorstaan dat van de menschheid was, en dat zijn hart soms leek kapot te wringen. - Tot het uiterste! Tot aan de zwarte vlag die in den stralenden onverschilligen middag aan de toren omhoog klimt, en die zegt dat ‘gerechtigheid gedaan was,’ - dat rauwe menschenhanden aan dit bloem-gelijke leven eindelijk niet meer kunnen raken. - Tess of the Urbevilles is het groote Griseldis-gedicht van de 19de eeuw, - en men verwondert zich dat niet allen het kennen.
Men verwondert zich nog meer. Men ziet met een schrik bijna dat zulke werken niet meer geschreven worden, zoo machtig en menschelijk, zoozeer overgegeven en zonder voorbehoud, zoozeer realiteit en tevens droom die lichter is dan zuchten, onuitsprekelijk, slechts door beelden te benaderen. - Zien we uit over de wereldlitteratuur van thans: waar dit te vinden? Overal dat andere: de houding van het Ik, die de volstrekte overgave belet aan des levens teederheden, die een volstrekte ontzetting belet tegenover de afgrijselijke branding van bittere krachten die deze teederheid omringt. Weerbaarheid en afweer, voorbehoud en schaamte, waar men heenziet, een angst zichzelf te handhaven die geen overgave verdraagt. Zou het lange, oneindig ontmoedigde kreunen, dat van begin tot einde Remarque's boek doorvoert (en dat plotseling door 100000den werd verstaan) van wijder beteekenis nog zijn dan men denkt, en zou het een kreunen zijn van een stervende cultuur? Men weet het nog niet! Soms denkt men het. Soms ook denkt men dat hier een rijpingsproces plaats vindt dat in de hoogvlakte der 20ste eeuw, van 1950-1990, nieuwe wonderen kan baren. In elk geval