De Stem. Jaargang 4
(1924)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 857]
| |
Een onbekende figuur
| |
2In 1838 werd hij in het ghetto van Kolin, een kleine stad in Bohemen, geboren. Hij was bestemd voor assistent in mathematica aan de universiteit te Praag, doch werd, daar hij Jood was, niet benoemd. Niet eens in de werkplaatsen van het station kon hij wegens het zeer hevige antisemitisme een betrekking vinden. Hij belandde tenslotte op een goederenbureau, waar hij twee jaren vrachtbrieven schreef, en bij het inladen van vee behulpzaam was. Daarna maakt hij verslagen en berichten voor eenige kleine bladen en studeert in zijn vrijen tijd physica en astronomie. Na eenige jaren van hard werken doet hij eenige belangrijke ontdekkingen op dat gebied, die hij echter als arme Jood niet onder de aandacht kan brengen. Anderen zouden later, terwijl zijn armoedig leven zich teneinde spoedde, hiervan de vruchten plukken. Eenige interessante brieven, gewisseld tusschen hem en Robert Mayer, die hem ten einde raad gevraagd had zijn ‘Mechanik der Wärme’, waarvan bij verschijnen geen levende | |
[pagina 858]
| |
ziel notitie nam, - te bespreken, geven blijk van Mayers bewondering voor Popper-Lynkeus' talenten op dat gebied: ‘Aber soviel ist gewisz, dasz diese Besprechung in einem so geachteten Organ, Epoche-machend ist für meine ganze Lebens- und Leidensgeschichte. In meine Biografie spielen Sie dadurch eine ganz hervorragende Rolle’. Twee in Duitschland gesmade en miskende, zich aan elkaar vastklampende grootheden, die elkaar ontmoeten. Donkere schepen in den voorbijgaanden nacht. | |
3Popper Lynkeus was meer nog dan een groot physicus - een belangrijk technicus. Hij is tevens een wijsgeer, wiens leer van het uiterste individualisme uitgaand, in de conceptie van een socialistische toekomststaat haar hoogtepunt bereikt. Hij is echter geen utopist. Voor alles eischt hij voor ieder, voor elk individu een bestaansrecht. In de eerste plaats moet de mensch leven, niet hongeren. Niemand heeft het recht het leven van zijn medemensch tegen diens wil op te offeren. Het staat den mensch vrij, aldus Popper, voor eigen idealen te sterven. Terwille van idealen iemand dooden is niet geoorloofd, dat beteekent hetzelfde als moord. In zijn werk ‘Das Individuum und die Bewertung der menschlichen Existenz’ (1910) heeft hij deze gedachten uitvoerig weergegeven. Hij schrijft hier - en deze zin bergt zijn geheele eenvoudige wijsheid: - ‘Wenn irgendein noch so unbedeutendes Individuum, das keines andern Leben mit Absicht gefährdet, ohne oder sogar wider seinen Willen aus der Welt verschwindet, so ist das ein ungleich wichtigeres Ereignis als alle politischen, religiösen oder nationalen Ereignisse und als sämtliche wissenschaftlichen, künstlerischen und technischen Fortschritte aller Jahrhunderte und aller Völker zusammen.’ Uiterst eenvoudig is zijn argumentatie. Hij meent. dat een dergelijk offer zeer natuurlijk is, wanneer we ons slechts een oogenblik voor oogen stellen, dat van ons zelf of van iemand, die ons zeer lief is, sprake is. Het spreekt zoo bijna vanzelf, dat Popper een tegenstander der doodstraf en weerplicht is. Hierover handelde zijn laatste werk ‘Krieg, Wehrpflicht, und Staatsverfassung’ (1921), dat van deze grond-gedachte uitging: ‘Wollt Ihr Krieg führen, es soll euch unbenommen bleiben, aber nur wer sich freiwillig hierzu meldet, mag Krieg führen - wer keine Freude daran hat, Hand von Ihm.’ De staat, die niet eens al haar onderdanen een bestaansminimum garandeert, mag geen individu tegen zijn wil in den dood drijven. Hij schreef hierover in een zijner merkwaardigste werken (dat | |
[pagina 859]
| |
tevens zijn eerste was): ‘Das Recht zu Leben und die Pflicht zu sterben’ (1878). | |
4Ik schreef zooeven, dat het onjuist zou zijn, Popper een utopist te noemen. Hij houdt zich niet enkel bezig met het critiseeren van de huidige sociale verhoudingen, doch zoekt ook een anderen weg, die naar een betere toekomst voert. Resultaat van dit zoeken is zijn omvangrijke arbeid. ‘Die Allgemeine Nährpflicht als Lösung der soziale Frage, eingehend bearbeitet und statistisch durchgerechnet. Mit einem Nachweis der theoretischen und praktischen Wertlosigkeit der Wirtschaftslehre’ (1912). Dit is Popper's eigenlijke levenswerk. Het eerste deel van dit omvangrijke boek bevat een uitvoerig gedetailleerde critiek op de socialistische systemen. Het tweede positieve deel behandelt het systeem der algeheele voedingsplicht, dat hij in de praktijk met behulp van een voedingsleger meent te kunnen verwerkelijken. Dit tweede deel bevat tevens groote reeksen tabellen, die de mogelijkheid hiervan moeten aantoonen. Popper eischt, dat de Staat elk individu een bestaansminimum (voeding, kleeding, woning, medische hulp) verzekert. Om dit doel te bereiken dient ieder een bepaald aantal jaren in een voor dit doel op te richten voedingsleger. Na afloop van dezen diensttijd is hij geheel vrij van alle materieele zorgen en kan doen wat hij wil. ‘Er mag’, aldus Popper, ‘wenn es ihm freut, Knöpfe dreckseln, auf dem Rücken liegend in die Sonne schauen, seine Daumen drehen, oder wenn er will, mit Angeln denen die Angeln fehlen, nach Fischen angeln - er hat seine Pflicht getan und sich damit die lebenslängliche Versorgung im Punkte des zum Leben notwendigsten Nahrung, Wohnung, Kleidung, Beheizung und Obsorge im Krankheitsfalle und zwar in auskömmlicher Weise verdient.’ Het resultaat van zijn statistische berekeningen voor een dergelijk leger, dat in Duitschland zou worden georganiseerd, is aan het werk toegevoegd (hij rekent hier met een aantal inwoners van 70 millioen). Hiervoor zou een leger noodig zijn, waarin ongeveer 7 millioen mannen van hun achttiende levensjaar tot hun dertigste zouden moeten dienen. Vrouwen daarentegen van hun achttiende tot hun vijfentwintigste. De dagelijksche arbeidsduur zou niet langer zijn dan zeven uur, mogelijk nog korter. Misschien vindt men dezen diensttijd lang. Hoevelen zijn er echter niet (de meesten immers), die in plaats van dertien, veertig of zestig jaren moeten dienen, zonder na dien tijd een onbekommerd bestaan te hebben. | |
[pagina 860]
| |
Wat men ook tegen dit denkbeeld voor bezwaren kan inbrengen (en zeker valt er veel tegen intebrengen) steeds blijft waar hetgeen Popper zelf eens naar aanleiding van Mayers ‘Mechanik der Wärme’ schreef, dat ‘oft selbst die interessanteste Tatsache vor dem auch nur hypothetischen und indirekt erwiesenen fruchtbaren Grundgedanken verschwindet, und dasz die blosze Kenntnis neuer Tatsachen gegenüber der geistigen Konzeption dann einer wissenschaftlich-plebejischer Karakter trägt’. | |
5Popper's houding tegenover de idealen van het communisme blijkt hier duidelijk. Hij wenscht geen gelijkheid. De dieren in de natuur zijn vrij, - aldus zijn redeneering, doch nergens gelijk. Is bij Marx de gelijkheid primair, bij Popper de vrijheid. Marx wil de bevrijding der menschheid terwille van de gelijkheid, Popper terwille van de vrijheid. Popper eischt gelijkheid, waar deze hem noodzakelijk schijnt: in den arbeid, in het bestaansminimum. Over al het andere laat hij de persoonlijke vrijheid, het persoonlijk initiatief beslissen. Men zou dus zijn idealen zoo kunnen formuleeren: socialistische gelijkheid van levensonderhoud, individualistische vrijheid van levenspractijk. Een zijner biografen, Adolf Gelber, deelt ons zijn houding tegenover de sociaal-democratie en het communisme mede. Een Oostenrijksch sociaal-democraat, die Popper eens tegenwierp, dat zijn ideeën over een voedingsleger niet socialistisch waren, antwoordde hij ‘Es ist mir gleichgültig, ob meine Nährpflicht Sozialismus genannt wird oder nicht. Aber was die Sozialdemokratische Partei derzeit betreibt, das ist bestimmt kein Sozialismus. Politik und Klassenkampf sind sehr indirekte Mittel und die Hungerenden und Frierenden können nicht warten, ob und bis man mit diesen Mitteln Erfolg haben wird.’ Deze biograaf vertelt ook, hoe tijdens de Sowjet-regeering in Hongarije twee communistische leiders Popper bezoeken om hem voor hun denkbeelden te winnen. Hij weigerde echter zijn medewerking, zelfs toen ze hem verzekerden zijn ideeën aangaande een voedingsleger in praktijk te zullen brengen. ‘Dat geloof ik niet,’ antwoordde Popper. ‘Lenin is deze richting ook niet ingeslagen. ‘Lenin is een overgang.’ Popper bleef echter weigeren ‘Aber wenn auch, dieser Uebergang ist auch nichts wert. Lebensmittel erhält man dort nur auf ein Arbeitsbuch wenn man eine gesellschaftliche nützliche Arbeit nachweist. Wer unterscheidet ob eine Arbeit “gesellschaftlich | |
[pagina 861]
| |
nützlich” ist? Der Kommissär. Und von einem Kommissär soll es abhängen, ob einer verhungern soll oder nicht.’ | |
6Of Popper's denkbeelden eens werkelijkheid zullen worden? Ik geloof niet, dat op deze vraag een antwoord mogelijk is. Voorspellingen zijn hier gevaarlijk. Zeker zal men eerst dienen af te wachten, in hoeverre Sowjet-Rusland er in slagen zal het zuiver-Marxistische systeem te verwerkelijken. Ook op dit punt zijn voorspellingen nog tamelijk voorbarig. Ondertusschen zou de practische toepassing van Popper's systeem mogelijk kunnen zijn. Dit is het eenige, dat met zekerheid kan worden gezegd. Hebben we thans ook niet reeds ondersteuning der werkeloozen van staatswege (hoe ontoereikend dan ook)? Ze is er echter, ten teeken, dat de staat het zich ook eenigszins bewust wordt, voor een minimum bestaan te moeten zorgen. Heeft - en dit is een groote schrede voorwaarts - Sowjet-Rusland niet reeds zijn arbeidsplicht en als gevolg daarvan zijn Arbeidsleger? Waarom zou men dan tenslotte na jaren geen voedingsleger kunnen organiseeren? | |
7Popper-Lynkeus onderscheidt zich door zijn bij uitstek individualistische overtuiging van veel zijner tijdgenooten en stamt zoodoende eigenlijk in rechte lijn van de 18de-eeuwsche wijsbegeerte af. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat hij - de negentiende eeuw overspringend - een brug vormt van deze wijsbegeerte naar de twintigste eeuw. Een samenkoppeling dus van de individualistische idee der persoonlijkheid met de sociale idee. Met eenig recht voelt hij zich een afstammeling van Voltaire. Een zijner hoofdwerken, m.i. Popper's meest geslaagde, is dezen heros gewijdGa naar voetnoot1). ‘In meinen Schriften über Voltaire - zegt hij in zijn autobiografie - ist meine Lebensanschauung nach so vielen Seiten hin entwickelt, dasz es daraus besser als aus irgendeinen, einzelnen meiner Schriften zu erkennen ist.’ Dit werk is een doorloopende verdediging van Voltaire tegen zijn vijanden. Hij maakt hier een vergelijking tusschen de politieke activiteit van Voltaire en de politieke passiviteit van Goethe. Hardnekkig | |
[pagina 862]
| |
bestrijdt hij Voltaire's vijanden: Lessing, Schiller, Carlyle, David Strausz, Treitschke en vele anderen. Hij beschouwt hem als den grootsten Europeeschen denker, terwijl hij aan het slot van zijn werk zijn oordeel aldus samenvat: ‘Nach der Art seines Intellekts war Voltaire ein Geist, der vor nichts in der Welt Furcht hatte und dem nichts imponierte, und nach seiner ganzen Individualität das Naivste, beste, mitunter recht unartige, gescheiteste, gelehrteste und gewaltigste Weltkind das jemals existierte.’ Naast Voltaire acht Popper vooral Confucius. Deze verwantschap is, evenals die met Voltaire, overal in zijne oeuvre merkbaar. De ethische politicus, evenals de politieke ethicus in hem voelden zich met de oude Chineezen, bij wie ethiek en religie tenslotte toch éen geheel vormden, zeer verwant. | |
8De ethicus in Popper-Lynkeus is niet van den politicus te scheiden. Zijn ethiek wortelt echter in het individualisme, bereikt daarentegen in het socialisme haar hoogtepunt. Ze heeft achting voor het vreemde geheel onbekende individu, is verdraagzaam en steeds bereid hulp of ondersteuning te verleenen. Popper's ethiek is de ethiek van een zuiver, wezenlijk goed rationalist - een ethiek dus zonder eenigen religieusen of metaphysischen achtergrond. Hier blijkt zijn verwantschap met Voltaire dus zeer duidelijk. De kracht zijner ethiek spruit hier niet voort uit humanistische idealen - mystiek of theologie, doch is enkel het resultaat van de goede menschelijkheid en eenvoudige wijsheid van het individu Popper. | |
9Zijn bekendste, hoewel niet meest geslaagde werk, dat meerdere drukken beleefde en om zijn vrijheidlievenden geest in Rusland en Duitschland zelfs een tijdlang verboden werd, is ‘Phantasieen eines Realisten’, dat hij in 1899 onder het pseudoniem ‘Lynkeus’ deed verschijnen. Dit werk bestaat uit een verzameling van tachtig korte prozastukken, die ik parabelen zou willen noemen en die nu eens aan soortgelijke voortbrengselen van Multatuli, dan weer aan de ‘Imaginaire gesprekken’ van Walter Savage Landor doen denken. De grondtoon van al deze stukken is dezelfde, die uit zijn wijsgeerig oeuvre spreekt: ‘Wie schlimm sind doch die Menschen, Sie könnten ja gut sein’. Ook in dit werk is de invloed der Chineesche wijsbegeerte te bespeuren. Popper is | |
[pagina 863]
| |
zich dit bewust. In een gesprek met Gareis liet hij zich hierover eenmaal duidelijk uit: ‘Nach der ganzen Art zu denken, schätzt man heute den Menschen nach seimen Genie, seinem Talent, seinem geschäftlichen, oder sonst wie beruflichen Tüchtigkeit. Vielleicht ist das ein Teil meiner orientalischen Mitgift, dasz das Gemüt für mich mehr Wert hat, und ich glaube das, was ich geschrieben habe, gibt auch den Beweis dafür, dasz der Maszstab, den ich an die Menschen lege, ein anderer ist.’ Dezen maatstaf heeft hij ook in de ‘Fantasien eines Realisten’ aangelegd. Hieraan dankt het werk zijn eigenaardig karakter, waardoor het zich van de meeste hedendaagsche literaire voortbrengselen onderscheidt. | |
10Popper Lynkeus was een Wijze. Hij leefde in Weenen en is daar in groote armoede gestorven. In hetzelfde jaar had een andere ‘wijze’ - Rabindranath Tagore - deze stad bezocht, en was er in pracht en praal met groote weelde ontvangen. Geldt hier nu alleen het spreekwoord, dat een wijze in zijn eigen vaderland nu eenmaal niet geëerd is? Ik geloof het niet. Tagore werd niet geëerd, omdat hij ook een ‘wijze’ was, doch uit snobisme. Hier was geen drang naar cultuur, doch nieuwsgierigheid. De stad Weenen heeft echter tegenover Popper haar plicht gedaan. Ze gaf hem van gemeentewege een extra-pensioen. Dat de daling der Oostenrijksche kroon dit bedrag tot nul reduceerde, zoodat ook het gemeentebestuur niet meer helpen kon, was een tragische samenloop der omstandigheden, waarvoor geen enkele partij regelrecht aansprakelijk kan worden gesteld. Schuld hebben hier de gegoede burgers van Weenen, de elite, die dezen man, den vriend van Ernst Mach, Robert Mayer en zoovele andere grooten, den geleerde, bij wien Arthur Schnitzler bijna elke week een bezoek bracht, liet omkomen. Wel zijn hier de woorden van toepassing van één van Confucius' leerlingen, gesproken bij het lijk van zijn meester: ‘Ging hij voorbij, dan bemerkte men hem niet, ontmoette men hem, dan hoorde men hem niet.’ Eens zal echter de tijd komen, dat men hem bemerken en hooren zal. | |
Bibliografie:Popper-Lynkeus' meeste werken verschenen bij Carl Reisner te Dresden. Een autobiografie zag het licht als ‘Druck der Spamerschen | |
[pagina 864]
| |
Buchdruckerei’ te Leipzig. ‘Krieg, Wehrpflicht und Staatsverfassung verscheen bij het Rikola Verlag te Weenen. Tevens raadplege men de talrijke brochures, uitgegeven door de vereeniging Allgemeine Nahrpflicht (Secretaris Jozef Kudnowsky, Frankfurt a/M.) Belangrijk zijn eveneens de talrijke geschriften van Walter Marcus over Popper's theorieën, die door deze vereeniging werden uitgegeven. Eveneens is aan te bevelen Fritz Wittels, ‘Die Vernichtung der Not.’ Ansengruber Verlag, Weenen, evenals Paul Freiss, ‘Der Weg zum Nährpflicht’, dat bij denzelfden uitgever het licht zag. Een eerste uitgebreide inleiding tot zijn leven en werken gaf Adolg Gelbert (Interterritorialer Verlag ‘Renaissance’, Wien). Een merkwaardige interpretatie van Popper's theorieën geeft Max Brod in zijn werk ‘Zionismus und Socialismus’. Popper's invloed is heden ten dage merkbaar in de geschriften van Graaf Coudenhove-Kalergi. |
|