De Stem. Jaargang 4
(1924)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 661]
| |
Tweede bedrijf(Bovenkamer in het raadhuis. Deur achter en terzij. Raam dat uitziet op de straat. Schrijftafel in het midden. Harinx en Filman staan tusschen 't raam en de schrijftafel. Harinx schikt de voorwerpen op de schrijftafel terecht.)
Harinx.
Sinds zijn Edelachtbare, de heer Koberg...
Filman.
Dat rooie volk heeft geen titel.
Harinx.
Zacht wat. Ze hebben de macht en ze hebben het raadhuis en ze hebben ons. Ik wou zeggen: sinds de heer Koberg hier heeft postgevat heb ik twee keer een luis gevonden op het laken van de schrijftafel.
Filman.
Een wonder dat 't niet meer is. Een ieder komt hier binnen en neemt het zijne mee. Ze kankeren over de heilstaat en de luizen wandelen in vrijheid. Maar de magen blijven leeg.
Harinx.
Leeman zal het rantsoen vergrooten als hij wint.
Filman.
(voorzichtig uitkijkend)
Het kraakt buiten. Kijk ze staan delibereeren. De kopstukken van de rooie bende zijn haast allemaal bij mekaar.
Harinx.
Hoor, der wordt geschoten. Da's in 't fa- | |
[pagina 662]
| |
briekskwartier waar Roster staat met zijn troep. Wij weten wat wij weten!
Filman.
Ik waag me niet aan voorspellingen. Gister heeft Leeman 't verloren...
Harinx.
Ze kunnen op mij rekenen. Ik ben trouw.
Filman.
Blaas je niet op, kerel! We zijn onder ons.
Harinx.
Ik sta voor 't oude regiem!
Filman.
Een daar beneden geeft me een teeken. Da's een agent van Leeman!
Harinx.
De overrompeling zal gauw compleet zijn. 't Oogenblik is kritiek. - Ingerukt nu, want Koberg is op komst! (Beiden gaan heen.
Ralph Koberg komt even daarna binnen en zet zich aan de schrijftafel. Zoekt manuscripten bijeen, is bewogen en nerveus. Men hoort bij tusschenpoozen alarm van vechten. Mijns komt binnen.)
Mijns.
(met nadruk)
Roster stuurt weer een boodschap om meer volk.
Koberg.
Desner zal volk sturen.
Mijns.
Desner versterkt zich hier en laat Roster daarginds zonder hulp.
Koberg.
(driftig)
Desner heeft de leiding van de hééle verdediging, ook van 't kwartier van Roster. Hij is verantwoordelijk!
Mijns.
Roster moet meer volk hebben! (Desner komt binnen. Koberg en Mijns zien verrast naar hem.)
Desner.
(kortaf tot Koberg)
Ik vraag even gehoor.
Koberg.
(koel en gespannen)
Goed. (Mijns gaat onwillig heen. Desner sluit de deur achter hem. Gaat daarna zonder noodiging af te wachten niet ver van Koberg zitten.)
Desner.
(resoluut)
Ik kom spreken over Roster.
Koberg.
Dat wou ik juist zelf doen. | |
[pagina 663]
| |
Desner.
(met grove lach)
Dat voorzag ik. En om verwarring te voorkomen...
Koberg.
Als Roster daarginds hulp vraagt dan is 't dringend noodig.
Desner.
De leiding van 't vechten is mij toevertrouwd en wij hebben 't volk hier noodig. Roster's positie is nog onaangetast. 't Is voorzorg.
Koberg.
Ook hier is 't voorzorg. (geirriteerd) We staan hier dubbel zoo sterk als hij daarginds. Dat was niet mijn bedoeling!
Desner.
't Is mijn strategische bedoeling. (naar de schrijftafel wijzend) Er zijn helden met de pen en helden met de vuist.
Koberg.
(onderdrukt met moeite zijn ontstemming, zegt dan)
Het is waar. Echter....
Desner.
Goed, Die eene erkenning heb ik maar noodig. Ik wil zeggen: die twee soorten moeten zich met mekaar verstaan (met nadruk) Ik heb besloten geen hulp te sturen aan Roster en inmenging van een andere leiding zou noodlottig zijn.
Koberg.
(duister gissend)
Waarom bepaald geen hulp? (opstaande) Ik wil het niet!
Desner.
(strak)
Waarom? Omdat het hemd nader is dan de rok! (Hij staat ook op.)
Koberg.
Dan zal ikzelf orders geven. (somber) Ik wil desnoods liever verwarring dan Roster te laten omkomen.
Desner.
Dat is een zwakheid!
Koberg.
(scherp, en verward door opwinding)
Wat bedoel je?
Desner.
(luid en met nadruk)
Doe niet vastbesloten als je innerlijk onzeker bent. (vast en dringend) Vertrouw je aan mij toe! Ik ben degeen die de overwinning in de hand houd. Ik ben de vechtkerel die jij noodig hebt. En ik heb jou noodig! Ik heb noodig
| |
[pagina 664]
| |
dat je zwijgt nu en je hier bij je schrijftafel houdt. Dáár is jou taak!
Koberg.
(in hevige weifeling tot zichzelf)
Zwakheid en wanorde, alles liever dan dit toe te laten!
Desner.
Zwakheid en wanorde? Kan daar iets goeds uit voortkomen? (Koberg gaat meet besloten in de richting van de deur. Desner vervolgt zeer dringend) Luister nog even! - Der is maar één middel om je kracht te stalen nu!
Koberg.
Spreek uit!
Desner.
De durf om te haten! (meer indringend) De durf om je leven naar één doel te richten! - Je houdt niet van Roster! Je haat hem diep! Erken het! En laat mij de vrijheid. Ik haat hem ook. Hij is een vechter als ik en hij staat mij in de weg! De situatie is zoo dat we niet allebei sterk kunnen staan nu.
Koberg.
(na kleine pauze zacht doch fel)
Je hebt misgetast!
Desner.
(weerhoudt Koberg die heen wil gaan)
Wacht! Denk nog even na! - Jij en ik samen, da's een gemeenschap van staal! Samengaan met Roster trekt je het bloed uit het hart weg en je wordt een schim, een lijk!
Koberg.
(zich losrukkend)
Laat me! 't Is buiten m'n vermogen een schurk te zijn! (Hij snelt de kamer uit. Desner gaat hem langzaam achterna. Even later wordt de zijdeur geopend en Harinx laat Lena binnen. Blijft zelf buiten.)
Lena.
Koberg is niet hier.
Harinx.
(komt binnen)
Niet hier? Dat is wonderlijk.
Lena.
Ik zal wachten tot hij terugkomt.
Harinx.
Er wordt gevochten buiten.
Lena.
Dat weet ik.
Harinx.
Daarom dacht ik dat onze heer en meester hier zou zijn. | |
[pagina 665]
| |
Lena.
(rustig, doch hem uitvorschend aanziende)
Zoek je Koberg te beleedigen?
Harinx.
Nee, dat was m'n bedoeling niet.
Lena.
(kijkt uit)
In elk geval heb je je vergist.
Harinx.
Nee, ook dat niet.
Lena.
Koberg is buiten.
Harinx.
Dan is er groot gevaar dat de boel verloren gaat. Menschen als hij hooren binnen te zijn. (Hij gaat heen. Mijns komt tegelijk door de deur achter binnen.)
Mijns.
Jij hier, Lena?
Lena.
Ja. Ik dacht Koberg hier te vinden.
Mijns.
(nerveus)
Hij bemoeit zich met de vechtleiding. 't Is niet volgens de afspraak en 't geeft verwarring. Maar Desner...
Lena.
(argwanend)
Wat wil Desner?
Mijns.
Niets. Ik denk: Roster doorzag hem. - Maar waarom ga jij in dit gevaarlijke uur de straat op?
Lena.
Ik weet wel een tamelijk veilige weg van ons huis naar hier.
Mijns.
Je bent hierheen gestuurd?
Lena.
Ja. Wat zou dat?
Mijns.
Waarom ben jij, de arbeidster, de dienende geest en die andere, de dame, de meesteres in 't Volkshuis?
Lena.
(zacht-schertsend)
Je lijkt wel Bobbie. Die zegt: in de hemel zijn ook steentjes en je loopt er je voeten zeer. (vervolgt zakelijk) Louise Weerd is heel flink, zij werkt uitstekend en de stemming in 't huis is goed.
Mijns.
Door jou is het goed. Jij hebt de vrede in je. Zelfs nu in nabijheid van deze broedermoord! (uitbarstend) 't Is afschuwelijk in deze tijd te leven.
Lena.
Het kan niet lang duren.
Mijns.
Dan komt een betere?
Lena.
Ja. | |
[pagina 666]
| |
Mijns.
Met wat een hartstocht geloof je dat! (na kleine pauze, bewogen) Geef me iets mee van je om een houvast te hebben en niet te bezwijken als ik aanstonds in 't gevecht kom.
Lena.
Mijn zakdoek?
Mijns.
Ja. (Lena geeft hem haar zakdoek) . Je zou dit geven aan ieder die er om vroeg als ik. Daarom juist is 't me dierbaar.
(Ralph Koberg komt binnen. Ziet even verstrooid naar Lena. Wendt zich dadelijk tot Mijns.)
Koberg.
(tot Mijns)
Blijf in de buurt van Desner. Zeg dat het mijn bevel is als hij 't niet wil toelaten. Ik ben niet zeker van zijn trouw nu, maar niemand hoeft dat te weten. Jij en Lena zwijgen absoluut.
Mijns.
Ik zal hem in 't oog houden. (Mijns gaat snel heen. Koberg staat daarna voorover bij de schrijftafel met het hoofd in de handen, hevig bewogen.)
Lena.
(na pauze zacht aandringend)
Ik kom van Louise.
Koberg.
Wacht! Laat me even deze strijd uitstrijden! Buiten heb je de dood door kogels of bajonetten in een oogenblik overal. En hier - de veiligheid die geen veiligheid is. Oók de dood met urenlange gedachten, gevangenschap, hoop en inwendig worstelen.
Lena.
Leiders als jij kunnen we moeilijk missen.
Koberg.
(zich tot kalmte dwingend)
Goed, het is voorbij. Ik blijf hier. (zakelijk) Waarvoor kom je, Lena?
Lena.
Louise stuurt je dit. (Zij overhandigt een klein doosje.)
Koberg.
Vergifpillen?
Lena.
Ja. Om een wapen te hebben dat je verstoppen kunt als je gevangen raakt.
Koberg.
(neemt het aan. Zegt)
Zeer zorgzaam. | |
[pagina 667]
| |
(krijgt een inval) Misschien is 't ook een list! - Edi zou zooiets nooit van haar aannemen. - Als ik het aanneem kiest zij dan Edi?
Lena.
Ik ben zeker dat er geen list achter steekt.
Koberg.
(bruusk)
Wie van ons twee kiest zij in haar hart? Jij moet dat weten.
Lena.
Zijzelf heeft het je gezegd.
Koberg.
Maar jij weet meer dan wat zij zegt. - Bedenk dat we dìcht bij de dood staan allemaal. Daarom, spreek waarheid.
Lena.
Wat zij zelf zegt is waarheid.
Koberg.
Waarheid van het oogenblik!
Lena.
Meer is niet te verkrijgen.
Koberg.
(het doosje verbergend)
Ik neem deze dingen aan.
Lena.
Adieu dan! (verwijdert zich haastig door de zijdeur.)
Koberg.
(afgetrokken)
Ja, haast je. - Voor Bobbie. (Als Lena weg is houdt Koberg zich even met manuscripten bezig. Het alarm buiten wordt heviger. Op een oogenblik springt hij overeind, ijlt naar het venster, keert langzaam terug en blijft staan luisteren in groote gespannenheid. Zegt eindelijk) Dooden die nu valt, neem mij mee in je gemeenschap!
(Kort daarop komt een jonge man de kamer binnen rennen.)
Man.
Vlucht! Vlucht! (Hij richt zich naar de zijdeur. Ook Koberg snelt daarheen. De deur blijkt gesloten.)
Koberg.
Te laat! (De jongen rent terug, de deur achter weer uit. Koberg blijft. Even laterwordt deze deur met geweld dichtgeslagen. Koberg kijkt nog naar buiten, er klinkt nu geen vechtalarm meer, doch gejuich en hij gaat langzaam, haast mechanisch terug naar de schrijftafel en aan zijn werk.
| |
[pagina 668]
| |
Daarna wordt de deur achter weer geopend en Harinx komt binnen. Hij staat even met over elkaar geslagen armen, knikt dan.)
Harinx.
Papier is geduldig.
Koberg.
(na pauze)
Menschen zijn 't ook.
Harinx.
Ik heb mezelf aangesteld tot gevangenbewaker namens Leeman. Leeman is nu heer en meester hier zooals 't behoort, maar hij heeft nog geen tijd voor zulke civiele zaken.
Koberg.
(luisterend naar nieuw alarm in de verte)
De strijd is nog niet beslist! (Harinx aanziende en met klem) Roster is nog niet overwonnen!
Harinx,
(is eerst wat ontsteld door 't alarm, zegt dan grof)
Ga voort met je schrijverij als je kunt. Wat buiten gebeurt gaat ons hier voorloopig niks aan.
Koberg.
(wat opgewonden)
Leeman is nog niet voorgoed heer en meester! (op gewone toon) 't Verwondert me niet sterk dat je zijn knecht bent. Ik had je weg moeten sturen, maar - (met bittere scherts) ook wij hadden voor zulke civiele zaken nog geen tijd.
Harinx.
(wijst op de manuscripten)
Moet dat allemaal gelezen worden?
Koberg.
Daar is 't voor.
Harinx.
Door òns wordt het gelezen. Niet door je vrindjes.
Koberg.
Natuurlijk.
Harinx.
(minachtend)
Moet daar de wereld mee bestuurd worden?
Koberg.
Ja, daarmee en met - bloed.
Harinx.
(met grove lach)
Met bloed, ja, dat versta ik.
Koberg.
Maar deze bladzijden zal je slecht verstaan. 't Zou me spijten als je dat moest doorworstelen. Ons volk is beter geschoold.
Harinx.
Jou volk is ons volk!
Koberg.
Ja. En vice versa. | |
[pagina 669]
| |
Harinx.
Ik heb eerbied voor je vernuftige geest.
Koberg.
(Harinx scherp aanziende)
Je wordt in toom gehouden door dat schieten daarginds. Als dat ophoudt, als onze kracht heelemaal bezweken is, dan houdt ook dit kat en muisspel op. Ik weet m'n lot en ik berust er in.
Harinx.
Je zal in elk geval wat mij betreft mogen schrijven tot aan je dood toe. Ik zou het laten drukken in de krant en er bijzetten: laatste opstel van een veroordeelde!
Koberg.
Onze overwinning staat vast! Nu of later!
Harinx.
't Was jou beleid hier, dat de boel zoo gauw verloren was! - Maar Leeman had het toch gewonnen, al had je al 't volk hier gehouden. (Er klinkt gekrijsch van stemmen en daar tusschendoor wordt geroepen: ‘Harinx!’ Harinx opent de deur, zegt spottend) Moord! Brand! - Da's m'n kameraad, die raakt bij 't minste relletje z'n tramontane kwijt. Hoor, wat een wijvegegil! Zeker om een knappe jongen te doen! (Hij gaat heen en doet de deur in 't slot.
Eenige oogenblikken later wordt de deur geopend en komt Martijn Eekman binnen. Hij houdt zijn zakdoek tegen een wond aan het hoofd. De deur wordt achter hem weer gesloten. Koberg is opgestaan.)
Koberg.
(verrast)
Martijn!
Eekman,
Ja, ik. (zet zich uitgeput in een armstoel.)
Koberg.
Zijn er veel dooden?
Eekman.
Ik weet 't niet.
Koberg.
Laat ik eerst je hoofd verbinden. Wat is 't voor een wond? (neemt een stuk gaas uit een la en verbindt het hoofd.)
Eekman.
Ik was niet gewond buiten, maar een van de bedienden hier sloeg me met een sabel. Hij was | |
[pagina 670]
| |
waanzinnig-bang en daarom sloeg hij. Er stond volk te schreeuwen buiten om me te helpen, ongewapend volk en hier waren ze gewapend. En toch die krankzinnige angst! Menschen zijn 't meest wreed uit angst!
Koberg.
Waar is Desner?
Eekman.
Desner is ondanks alles een held. Hij wou stand houden ofschoon 't niet meer mogelijk was dat we 't zouden winnen. En de meesten hadden niet die doodsverachting die hij had, de meesten zochten zich te redden.
Koberg.
En hij?
Eekman.
Gewond weggedragen door onze kameraden. Da's 't laatste wat ik van de strijd hier zag. Ik wou naar Edi vluchten maar werd gevangen genomen.
Koberg.
(somber)
Menschen zijn wreed. Ik heb Desner vernietigd.
Eekman.
Beklaag je niet dat je volk stuurde naar Edi!
Koberg.
(als voren)
Ik koos tusschen die twee, - en liet de eene omkomen.
Eekman.
Desner sterft misschien niet. En als hij wel sterft...
Koberg.
Als hij wel sterft is 't beter. Hij had het vertrouwen te zullen winnen. En in je vertrouwen bedrogen te worden op zoo'n beslissend oogenblik, dat is vernietigd worden, da's erger dan dood.
Eekman.
(verwonderd)
Hield je eigenlijk van Desner?
Koberg.
Nee. Hij stond beneden mij zooals ik sta beneden anderen. Ik was dezer dagen veel met hem bezig, ik stelde groot belang in zijn leven en hij vertelde me veel. Maar op een bepaald oogenblik had ik afkeer inplaats van genegenheid.
Eekman.
(na pauze)
Edi vertrouwde hem niet.
Koberg.
Hij zal zich troosten. Desner meen ik. Hij zal hooren van mijn gevangenschap en ik zie hem | |
[pagina 671]
| |
nog even glimlachen, somber en als een duivel, want dat is hij. En is er in de dood niet een groote vrede?
Eekman.
(glimlachend)
Misschien.
Koberg.
Nee, daar ben ik zeker van. Omdat ik ook zeker ben van de eeuwige onvrede hier.
Eekman.
Ze zullen ons niet lang laten leven. Als Edi niet komt om ons te bevrijden, dan is 't gedaan. (met vuur) . Ook voor Edi is het nu: vernietigd worden of overwinnen!
Koberg.
(wat bitter)
't Is nu gekomen zooals Edi 't wenschte. Hij is nu bevelhebber alleen.
Eekman.
Er is daar bij hem geen verwarring gekomen zooals hier. Want 't schieten klinkt nog aldoor. Soms meen ik: 't komt naderbij!
Koberg.
Desner was een bekwaam aanvoerder. Hij was te arm. Arm aan deugd.
Eekman.
(opmerkzaam)
Wat heb je met Desner?
Koberg.
Niets. Kijk me niet zoo koortsig aan, doe je oogen maar dicht als je moe bent.
Eekman.
Koortsig? Ja, 't is in mijn hoofd zoo suizerig na die slag. Ik zie de dingen zoo duidelijk, maar 't zit niet vast aan 't gewone lichaamlijke. (na pauze droomerig) Ik zie een muur waar ze ons heenbrengen, waar ze ons willen doodschieten. En Edi verschijnt me als een reus, hij kijkt zoo somber, net als Desner daareven, maar hij komt! (Hij vat zijn hoofd in de handen en rust voorover. Zegt na pauze) Niet voor mijzelf hoop ik, maar voor de overwinning!
Koberg.
Is dat waar?
Eekman.
Hoe vreemd vraag je dat! Ik heb toch dooden gezien en gewonden die lagen te kermen. (met vuur) Wij zelf zijn niets nu, alleen de gemeenschap is al die offers waard!
Koberg.
(heftig bewogen)
Je kunt jezelf uitschakelen, maar niet je liefde! (zich bezinnend) Ik ben blij
| |
[pagina 672]
| |
dat ik er toe kom dit aan jou te zeggen. Als ik menschen zie lijden, als ik aan onze gewonden denk, wensch ik niet zelf gelukkig te zijn. Maar innerlijk woelt en leeft er iets voort en dat zal duren.... (Hij loopt onrustig heen en weer.)
Eekman.
(na pauze ernstig)
Ben je je op dit oogenblik bewust wat indertijd tusschen ons voorviel?
Koberg.
Ja, ik weet dat ik soms klein was. Ik weet dat ik bang was dat je mijn gelijke zou worden, - of mijn meerdere.
Eekman.
Ben je je ook bewust nu, dat ik alles volkomen vergeven heb?
Koberg.
Waarom? Het heeft geen nut. En het is niet natuurlijk. We leven om mekaar te bestrijden, - als de andere strijd tijdelijk even op de achtergrond raakt. Mijn streven om je meerdere te zijn als leider was ook niet klein, want ik was het. Alleen mijn innerlijke angst, mijn gebrek aan zelfvertrouwen was klein. Maar da's lang geleden, zelfs een dag of een week lijkt me nu lang. (na de pauze) Spaar mij je vergiffenis. Alleen iets van de vriendschap die er vroeger was tusschen ons, die er later nog soms was, zoo bij verrassing soms, nietwaar? - laat me die behouden.
Eekman.
(met zachte glimlach)
Ik weet wat je grief is.
Koberg.
Bij jou is alle haat wonderlijk in edelmoedigheid omgeslagen.
Eekman.
(ernstig)
Dàt is je grief, dat ik niet meer vatbaar ben voor haat. Als ik je nu haatte zou je mij zoeken te naderen, maar omdat ik dat niet doe blijf je je ver van me voelen.
Koberg.
Weet je nog hoe we vroeger samen waren als een paar heel jeugdige, heel domme kleine idealisten?
Eekman.
God, ja, ik weet het! Dat was 't begin, dat gaf onze geest richting. En 't bracht mij tot Edi. Ik | |
[pagina 673]
| |
voel het nu alsof ik een belijdenis doe van schuld. - Is gelukkig zijn en schuldig zijn dan synoniem? Ik was gelukkig en 't geluk maakte me voldaan! - lui...! (gaat voort met ernstig besef) Ik heb Edi aan jou onttrokken toen, ook die verantwoordelijkheid rust op me, al kon ik 't niet helpen. (na kleine pauze) Vriendschap - in die mate - is een wonderlijke vervulling.
Koberg.
Ja, wonderlijk. (gespannen) Want een andere hartstocht staat terzij en springt onverwacht je illusies stuk. (koeler) Nergens in de wereld is het geluk volmaakt, altijd komt er de ijverzucht bij. - Je hebt Edi aan mij onttrokken, maar dat was onvermijdelijk. Zooals alles.
Eekman.
(legt zich achterover)
Laat me wat droomen. Mijn hoofd is zwaar. (Er is even zwijgen, Koberg staart over zijn manuscripten, dan komt Eekman overeind en zegt op bewogen toon) Ralph!
Koberg.
Wat is er?
Eekman.
Ik zie plotseling wat je geleden hebt, eerst en later, ik meen vooral nu, deze laatste tijd, ik voel het alsof het mezelf betrof. En ik...
Koberg.
Misschien heb je deze laatste tijd hetzelfde ondervonden. Misschien verloor jij Edi zooals ik Louise verloor!
Eekman.
Nee, niet geheel zoo. Maar ik hield zoo veel van hem dat ik jou te veel vergat! (hevig onrustig) Waarom kijk je me zoo aan? - waarom laat je die hel in jezelf voortwoekeren?
Koberg.
Droom liever en zoek geen toenadering die er tusschen ons toch niet kan zijn. - Hoor je dat het geweervuur nader komt?
Eekman.
Ja, ik hoor het!
Koberg.
Niet Desner. Die ligt nu stil ergens de dood af te wachten. Want ik weet dat hij moet sterven, | |
[pagina 674]
| |
vraag niet waarom. (na pauze zeer gespannen) Ik zal je een bekentenis doen. Mijn werk is het dat Edi wint en dat Desner verloren gaat, maar mijn diepere wensch was - dat het juist andersom zou zijn!
(Eekman laat zich in een vlaag van bewusteloosheid achterover glijden. Koberg loopt in hevige bewogenheid eerst een paar schreden, komt dan naast hem, legt hem wat gemakkelijker in de hoek van de armstoel, waar hij een kussen aanbrengt, en beschouwt hem. Zegt tot zichzelf) Is hij weg? - Dan is 't doodslag. - Kom terug, jongen, kom terug! - Hier zijn mooie droomen voor jou en ze zullen vervuld worden! - Nee, hij leeft, hij ademt! (Hij verwijdert zich. Gaat zacht voort) Beter te slapen en mij niet te zien! - Wat is hij rustig, wat is hij mooi van innerlijke vrede! - Ik weet hoe ikzelf ben nu. Maar ik wil aan mezelf vasthouden als aan een rots!
Eekman.
(half bewusteloos en in een droom)
Ik hoor je. - Ik had moeten waarschuwen.
Koberg.
Wie?
Eekman.
Edi. Voor hij met Louise was. Ik wist het, ik zag haar ontrouw worden. Als ze keek nadat Edi langs haar gegaan was. Ze keken elkaar niet aan en ze spraken bijna niet samen, ze waren zoo stil beide.
Koberg.
(na pauze)
En toen?
Eekman.
En toen, en toen eenige dagen. Ik was alleen.
Koberg.
Waar was Edi?
Eekman.
Edi was bij me. De eerste dooden vielen. Die begraven liggen onder de vlaggen in een diepe kuil. Die vulde zich met water, zoo somber.
Koberg.
(tot zichzelf)
Ja, somber. Hij ijlt! Ach!
Eekman.
Het geluk is nooit volmaakt, altijd komt er de ijverzucht bij. Ik zag Edi naar Louise gaan. Hij wist niets. | |
[pagina 675]
| |
Koberg.
En jij voelde je verlaten?
Eekman.
(na pauze)
Laat de vriendschap niet in een enge doos begraven zijn, laat de vlinder uitvliegen want die verlangt naar bloemen. - Ik heb Edi niet voor zijn medeminnaar gewaarschuwd.
Koberg.
Waarom heb je gezwegen?
Eekman.
Omdat het mooi was. Bandeloos mooi, want niet een van beide voelde zich verbonden. Wisten nauwelijks elkaar's naam. Zelfs een naam kwam hen niet over de lippen. (Koberg zet zich tegenover Eekman, steunt zich op de handen.)
Koberg.
(langzaam)
Ja, dat was mooi. (als tot zichzelf na pauze) En in hem was geen bedrog, maar in haar was bedrog tegenover de ander die ze ontrouw werd.
Eekman.
Zij was de zwakkere, zij werd getrokken.
Koberg.
(na pauze gespannen)
Houdt hij nog van haar? En zij van hem? (Eekman opent langzaam zijn oogen en komt bij.)
Eekman.
(zwak na pauze)
Ik ben weer wakker. Ik was bedwelmd. (Hij ziet even aandachtig naar Koberg, dan dwalerig naar elders. Rukt plotseling aan 't verband dat om zijn hoofd zit. Koberg staat snel op en houdt zijn hand vast. Eekman roept luid) Raak me niet aan! Je hebt moordenaarshanden! (Koberg deinst achteruit, laat hem los.)
Koberg.
(dof en met nadruk)
Ik heb niet Edi vermoord, maar Desner.
Eekman.
(heeft het verband half losgerukt, omklemt zijn hoofd. Zegt na pauze dof en kalm)
Je ijlt. Je hebt Desner niet vermoord. We hebben allebei koorts. (na pauze) Ze laten ons hier zoo stil, ze durven ons hier niet plagen. Dat is omdat Edi aan macht wint! Hij zal aanstonds hier zijn. (wacht even en vervolgt) Kom nu hier. Mijn hoofd bloedt. Help mij. (Koberg
| |
[pagina 676]
| |
nadert langzaam en brengt het verband in orde. Eekman zegt onderwijl nog) Je handen zijn goed! 't Zijn vriendenhanden.
Koberg.
Je praat als een kind en je hebt een kinderlijke onderscheiding nu.
Eekman.
Je bent innerlijk blij nu en verzwijgt het als een kind.
Koberg.
Misschien.
Eekman.
Om de gemeenschap die er nu is tusschen jou en mij. Gemeenschap is jou vurigste wensch en die wordt nu hier geboren!
Koberg.
Blijf rustig liggen, zoo!
Eekman.
Ik heb jou vreeselijke dwanggedachte nu in me begraven, die komt nooit meer naar boven. Nu wachten we samen Edi. Als vrienden. (Hij sluit de oogen, ligt stil.)
Koberg.
(heeft zich wat verwijderd, zegt ingehouden en zacht voor zich)
Daarginds sterven ze. En wij ijlen in koorts! (Er klinkt spoedig luid gejoel nabij, Koberg gaat naar het raam en kijkt uit. Dan wordt de deur achter opengeworpen. Eenige menschen verschijnen in de deuropening en in de hal daarachter.)
Stem van een der mannen.
Hier zijn de gevangenen! (Een paar der mannen treden naar voren, drukken Koberg de hand en zien naar Eekman die stil en met gesloten oogen blijft liggen. Er klinkt eerst gejoel, maar Koberg beduidt dat men zich stil moet houden, wijst naar Eekman. Dan komt Louise uit de menschengroep naar voren, snelt opgewonden naar Koberg toe.)
Louise.
Mijn gelukwensch... (Zijn blik dwingt haar naar Eekman te zien, zij ontstelt, houdt haar verdere woorden in en begeeft zich dadelijk naar
| |
[pagina 677]
| |
deze, gaat zijn wond behandelen. Koberg verwijdert zich met de anderen.
Sta niet naast me!
Even daarna komt Roster in de deuropening, ziet bezorgd en donker naar Eekman en komt langzaam naderbij, steeds de blik op zijn vriend gericht. Louise doet eerst alsof zij Roster niet ziet, zegt na kort zwijgen echter bruusk en geprikkeld tot hem)
Roster.
Ik sta naast hem! (Opnieuw komen menschen binnen, kijken met ingehouden opwinding naar Eekman.)
Een der mannen.
(tot Roster)
Een van de bedienden hier heeft hem die wond toegebracht! (Roster kijkt even op, blijft zwijgen.
Dan klinkt gejoel en Filman wordt naar binnen geduwd.)
Stemmen.
Hier is hij! - Dat is de dader! (Roster wendt zich tot Filman, grijpt hem plotseling bij de keel. Louise kijkt op en snelt tusschenbeide.)
Louise.
Bruut! O, bruut!
Roster.
(somber)
Dit is mijn recht.
Louise.
De wond is niet gevaarlijk! Laat los! (Roster laat daarop langzaam los.)
Roster.
(tot Louise)
Waarom zei je dat niet eerder? Wat een hel heb ik doorstaan in deze oogenblikken! (Filman sluipt weg. Roster gaat voort) Bedrieg je me nu niet?
Louise.
(heeft haar werk hervat, zegt nerveus doch beslist)
Nee, ik bedrieg niet. Hij zal hieraan niet sterven. (In de pauze die volgt verwijderen zich de toeschouwers.)
Eekman.
(komt bij en zegt tot Roster)
Aldoor zag ik je hier binnenkomen als m'n bevrijder. Waarom kijk je nu zoo donker?
Roster.
Niets, niets! 't Is alles goed nu. | |
[pagina 678]
| |
Eekman.
(na pauze)
Ik weet het. (tot Louise) Waarom heb je hem bruut gescholden? Hij zou een moord doen uit liefde. Zijn liefde heeft kracht en dat is heerlijk!
Louise.
(onbeheerscht en bewogen)
Zeg je dat tegen mij? - tegen mij?
Roster.
(tot Louise)
Praat niet met hem. Hij is te zwak. Zal ik hem wegdragen?
Louise.
Ja, doe het. (kust Eekman, zegt ontroerd tot Roster) Zie je dat ik hem kus? Hij is zoo zacht van karakter, zoo mooi en daarom doe ik het. Neem hem mee. Ik kwam hier voor Ralph, ik wil zien waar hij nu gebleven is. (Roster draagt zijn vriend weg. Louise volgt.)
(einde van het tweede bedrijf)
|
|