De Stem. Jaargang 2
(1922)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
Duitsland en de democratie
| |
[pagina 233]
| |
Duitse Rijk. Alle staten, die tot het Rijk behoren, moeten een republikeinse staatsregeling hebben. De Volksvertegenwoordiging moet bij algemene, gelijke, rechtstreekse en geheime stemming worden gekozen door alle tot het Duitse Rijk behorende mannen en vrouwen volgens het beginsel van evenredige vertegenwoordiging, de regering moet het vertrouwen der Volksvertegenwoordiging bezitten. (In het Duitse Keizerrijk bestond, zoals bekend is, deze bepaling niet. De Grote Generale Staf heeft b.v. in zijn ‘Kriegsgebrauch im Landkrieg’ het Volkenrecht gekenmerkt als de mening van enkele juristen en het bindend karakter daarvan onvoorwaardelik afgewezen.) Het vrouwenkiesrecht is, naar men weet, sedert 1918 ingevoerd. Stemgerechtigd zijn alle Duitse mannen en vrouwen die ouder zijn dan 20 jaar. De leden van de Rijksdag zijn onschendbaar. De Rijkspresident wordt door het Volk gekozen. De Rijkskanselier en de Ministers hebben voor de uitoefening van hun ambt het vertrouwen van de Rijksdag nodig. (Het parlementaire stelsel is eerst na 1918 ingevoerd. Vroeger hadden de ministers slechts het vertrouwen der Kroon nodig en konden zij ook een votum van wantrouwen van de Rijksdag overleven.) Een vetorecht van de President tenopzichte van de wet bestaat niet. Hij kan slechts een wet aan de beslissing van het Volk onderwerpen. De rechters zijn onafhankelik en alleen onderworpen aan de wet. Uitzonderingsrechtbanken zijn niet toegelaten, niemand mag aan zijn wettelijke rechter worden onttrokken. De militaire rechtspraak is opgeheven. Alle Duitsers zijn gelijk voor de wet. Adellike titels gelden alleen als deel van de naam. Titels mogen slechts verleend worden, als zij een ambt of een beroep aanduiden. Ridderorden en onderscheidingen mogen door den Staat niet worden toegekend. Alle Duitsers genieten vrijheid | |
[pagina 234]
| |
van beweging. De persoonlike vrijheid is onschendbaar. Personen, die van hun vrijheid beroofd worden, moeten uiterlik de daaropvolgende dag ermee in kennis worden gesteld, door welke autoriteit en op welke grond de vrijheidsberooving is bevolen. Het briefgeheim, evenals het post-, telegraaf- en telefoongeheim is onschendbaar. Censuur heeft niet plaats. De vrije, geheime stemming is gewaarborgd. Alle uitzonderingsbepalingen met betrekking tot vrouwelike ambtenaren zijn vervallen. Alle inwoners van het Rijk genieten volkomen geloofs- en gewetensvrijheid. Er bestaat geen Staatskerk. Kunst en wetenschap en hare leerstellingen zijn vrij. Particuliere voorbereidende scholen moeten worden opgeheven. In alle scholen moet zedelike vorming, staatsburgerlike gezindheid, karaktervorming en bekwaamheid tot een beroep worden nagestreefd in de geest van de Duitse volksaard en van de verzoening der volkeren. De godsdienstige eed is afgeschaft. Wie deze schone bepalingen, zoals zij in de Staatsregeling van Weimar zijn nedergelegd, leest, zal moeilik er aan kunnen twijfelen, dat Duitsland een volmaakte democratie is. II Het is echter een bekend feit, dat het helaas onmogelik is, uit de tekst ener staatsregeling te beoordelen, in welke graad een land democraties is. Wanneer men bv. naar de pronunciamento's van menige generaal zou willen oordelen, dan zouden deze ware engelen zijn en alle mensen de zegeningen van het paradijs willen schenken. Dat heeft er niet veel van. Om de vraag, die ons bezighoudt, te kunnen beantwoorden, moet men veeleer letten op de bepalingen, die de tenuitvoerlegging regelen, op de verdere wetten, de rechten der politie, de geest der administratie en bovenal op de werkelike geestelike toestand van een volk. En dan zien wij dadelik een heel ander beeld. De lieden van het Ancien Régime staan in | |
[pagina 235]
| |
Duitsland nog hoog in ere. De Keizer gaat nog altijd door voor een mystieke persoonlikheid, ja er kon zelfs een Christuslegende ontstaan, volgens welke Wilhelm de zonden van zijn volk op zich genomen en door zijn vrijwillige verbanning Duitsland een offer gebracht heeft. In overeenstemming daarmede worden ook de leden van zijn Huis nog altijd hoog vereerd, zelfs als zij zich aan de gemeenste vergrijpen schuldig maken. Bekende leden van het Huis hebben zich schuldig gemaakt aan overtreding van § 175 (homosexualiteit), andere waren bij kroegschandalen betrokken, weer andere zijn wegens kapitaaluitvoer gerechtelik veroordeeld. Maar toch zien brede kringen van het volk in hen nog altijd mensen van hoger orde. De Republiek is ongehoord democraties, maar bovenal jegens haar vijanden. Terwijl de Hohenzollern in 1866 er niet aan dachten de door hen ten val gebrachte Koning en Vorsten ook maar een cent schadevergoeding uit te betalen, maar hen zonder meer hun land uitwezen, heeft de Republiek aan de Hohenzollern hun gehele particuliere vermogen gelaten, ja zelfs waar het twijfelachtig was, of men met staatseigendom dan wel met privaatbezit der Hohenzollern te doen had, heeft men hun geen pfenning afgenomen. Integendeel, jaar in jaar uit zendt de goedige Duitse belastingbetaler millioenen naar Doorn, opdat zijn Keizer in de ballingschap een waardige staat voere en hem niet de mogelikheid worde benomen om krachten te verzamelen teneinde de Republiek omver te werpen. Uit het Koninklik Slot werd hem zelfs een marmeren trap nagezonden, opdat hij op waardige wijze zijn nieuw Slot kan binnengaan. Er zullen niet veel bureau's zijn, waar geen portret van de keizer, de keizerin of van een der beroemde generaals is te vinden. In de kleine winkels, op straat, kan men overal de portretten der vroegere keizerlike familie aan- | |
[pagina 236]
| |
schouwen. Slechts een kleine minderheid der ministeries heeft de aanduiding ‘Koninklik’ en ‘Keizerlik’ geschrapt. Zelfs het huis, waar de Staatspresident van Wurtemberg woont, draagt nog onaangevochten een schild, volgens hetwelk dit huis het ‘Koninklik Departement van Buitenlandse Zaken’ is. - Laten wij onze aandacht op iets anders vestigen. Sedert de November-revolutie hebben er in Duitsland, afgezien van minderbetekenende woelingen, twee wezenlike oproeren plaats gehad. De stichting van de Raden-republiek Beieren in April 1919 en de Kapp-Putsch in Maart 1920. Terwijl de aanhangers der Radenregering tot ongeveer 700 jaar gevangenisstraf, tuchthuisstraf en vestingstraf werden veroordeeld, terwijl ongeveer 200 aanhangers volgens standrecht werden doodgeschoten en minstens 2000 op andere wijze om het leven kwamen, is aan geen der aanhangers van de Kapp-regering ook maar een haar gekrenktGa naar voetnoot1). Integendeel, er werd een amnestie afgekondigd, die toch uitdrukkelik alleen de aanhangers en niet de raddraaiers moest ten goede komen, niettemin is geen enkele raddraaier ooit gestraft. Integendeel, voorzover zij hoge burgerlike en militaire ambten bekleedden, werden zij op die posten gehandhaafd, terwijl de arbeiders van het Roergebied, die dan toch de Republiek trouw waren gebleven, bij honderden werden omgebracht. Biezondere aandacht verdient de rechtspraak in Duitsland. Meer dan 300 pacifisten, republikeinen en socialisten zijn in verband met onlusten of ook wel zonder enige uiterlike aanleiding door lieden van rechts ter dood gebracht. Sedert Jarman 1919 zijn in Duitsland minstens 335 mensen uit politieke overwegingen vermoord; 319 daarvan door aanhangers der rechtse partijen, slechts 16 door communisten. Daarbij zijn niet meegerekend | |
[pagina 237]
| |
alle slachtoffers van straatgevechten, lynchpartijen, betogingen, alle gevallen waarin de doodschietende partij ook maar bewèèrde zelf te zijn aangevallen, alle moorden uit andere overwegingen dan die van binnenlandse politiek, allen die door krijgsraden ter dood veroordeeld zijn, tenslotte alle gevallen die niet voldoende zijn opgehelderd. Van hen, die door mensen van rechts zijn vermoord, zijn er 184 zogenaamd verongelukt, 81 werden zonder reden doodgeschoten, 30 werden ‘op de vlucht doodgeschoten’, 12 zogenaamd volgens standrecht veroordeeld, 7 in de gevangenis om 't leven gebracht, 5 zijn bij de beschieting van een open stad gevallen. Van de door lieden van links vermoorden werden er 10 als represaillemaatregel doodgeschoten, 5 werden zonder reden omgebracht, en één zogenaamd volgens standrecht doodgeschoten. De straf voor de 16 moorden, waarvoor communisten verantwoordelik zijn, bestond in 8 terechtstellingen, 239 jaar opsluiting en één levenslange gevangenisstraf. Reken ik deze op 30 jaar, dan komt gemiddeld op iedere moord van links een straf te staan van 16 jaar opsluiting. Daartegenover bestond de gezamenlike straf voor de 319 moorden van rechts in 31 jaar opsluiting en één levenslange gevangenisstraf, dus een straf van 2 maanden per moord. Van de 319 moorden van rechts bleven er 296, van de 16 van links bleven er 2 ongestraft. Biezonderheden: men denke aan het doodschieten der matrozen door Marloh; 30 matrozen, allen zonder voorbehoud ordelievende elementen, die tijdens de onlusten de Rijksbank hadden bewaakt, werden bij een door de Regering bevolen appèl ter uitbetaling der soldij door Marloh gevangen genomen en als Spartacisten doodgeschoten. Marloh werd vrijgesproken. Op dezelfde wijze ging het met de 300 andere moorden. Geen der daders is ooit gestraft, in de meeste gevallen werd de | |
[pagina 238]
| |
vervolging door het Openbaar Ministerie opgeschort. De daders waren onvindbaar, en indien ze al vindbaar waren, werden ze vrijgesproken op grond van de overweging, dat geloof moest worden geschonken aan hun bewering, in de mening te hebben verkeerd Spartacisten voor zich te hebben. Men denke verder aan de vermoording van Liebknecht, Rosa Luxemburg, Eisner, Haase, Landauer, de 15 arbeiders in Bad Thal, Paasche, Gareis, Erzberger. De processen tegen de moordenaars verloren alle met elkaar zonder enig resultant. De moordenaar van Liebknecht leeft in vrijheid in Holland. Landauer's moordenaar kreeg een paar weken wegens diefstal. De publieke opinie keurt in 't algemeen deze handelwijze goed, daar een handige propaganda de overtuiging heeft verbreid, dat iedere vijand van het militairisme een Spartacist en als zodanig vogelvrij is. Nog enkele biezonderheden verdienen onze aandacht. In uitgestrekte delen van Duitsland heerste ondanks de volkomenste rust de staat van beleg. De oppositie-pers werd onderdrukt. Vrijheid van vergadering bestond slechts op het papier. De censuur is almachtig. Wanneer wij beide beelden met elkander vergelijken, dan zien wij op papier de volmaaktste democratie ter wereld, in de werkelijkheid echter toestanden, welke gelijken op die onder het Russische absolutisme. Nooit heeft onder het Ancien Régime zulk een ongerechtigheid geheerst. Daarom is het begrijpelijk, als in het buitenland veelvuldig de meening voorkomt, dat de Duitse Revolutie slechts bewuste camouflage is, slechts het bewuste terugtreden der Hohenzollern ten bate van hun plaatsvervangers, die steeds bereid zijn op het geschikte ogenblik ten behoeve van de eigenlike heersers van Duitsland weer afstand te doen. Wanneer wij dit vraagstuk willen oplossen, dan schijnt | |
[pagina 239]
| |
het mij toe, dat het antwoord allerminst zonder meer in de aangegeven richting is te vinden. Wij moeten de historiese bepaaldheid, de groei van deze Duitse geestesgesteldheid nagaan, om te begrijpen, waarom Duitsland van werkelike democratie nog ver verwijderd is. Het uiterlik kenteken daarvan is reeds het feit, dat de zogenaamde Democratiese Partij slechts zeer zwak is, ofschoon zij deze naam allerminst terecht draagt, naar Westers-democratiese maatstaf gemeten. Wanneer wij nu het histories ontstaan van deze geestelike houding willen onderzoeken, dan moeten wij drie tijdsgewrichten onderscheiden: de ontwikkeling vóór de oorlog, tijdens de oorlog en na de 9e November 1918. III Reeds vóór de oorlog kon Duitsland zich, zij 't ook niet geheel terecht, in de roem verheugen, een militairisties, d.i. half feodaal land te zijn, daar het, vergeleken bij de Westerse democratieën, achterlik was. Maar met deze opvatting waren Duitsland's sociale instellingen en de buitengewone prestaties van zijn wetenschap en techniek in strijd. Haar grond vond deze opvatting in de houding die Duitsland tegenover de Haagse Vredes-conferenties heeft ingenomen. Wij laten de vraag onbesproken, in hoeverre deze pogingen de wereld te pacificeren werkelik mogelik waren, en kans van slagen hadden. Hier komt 't slechts aan op de indruk, die door Duitsland's houding is gewekt. Voornamelik door Duitsland's drijven werd het Russiese voorstel, om in de eerstvolgende 5 jaar de bewapening niet te vermeerderen, verworpen. Eveneens leed de poging verplichte arbitrage in te voeren, schipbreuk op zijn tegenstand. Niet eens met vrijwillige arbitrage wilde Duitsland zich inlaten. Op de tweede Haagse vredesconferentie heeft Duitsland bij zijn afwijzende houding volhard, door te verklaren dat het aan de konferentie niet kon deelnemen, indien de ontwapeningskwestie in | |
[pagina 240]
| |
debat werd gebracht. Daardoor heeft Duitsland verhinderd, dat het ontwapeningsvraagstuk zelfs maar besproken werd. De bezwaren tegen verplichte arbitrage zijn ook op de Tweede Vredesconferentie voornamelik door Duitsland te berde gebracht en daardoor is de meening ontstaan, dat Duitsland een militairisties land is, hoewel dit, vat de tijd vóór de oorlog betreft, van Duitsland volstrekt niet in meerdere mate geldt dan van een der andere Europese staten. Als voornaamste oorzaak van deze houding kan in 't kort het volgende worden aangevoerd: a) Pruisen's ontstaan in een gekoloniseerd gebied, waar een oorspronkelik dunne Duitse bovenlaag een breede Slaviese onderlaag beheerste en de ongunstige geografiese ligging van Duitsland maakten een grote militaire macht noodzakelik. En deze militaire macht moest dan wel, al was 't alleen maar om haar eigen bestaan te rechtvaardigen, de mogelikheid om de vrede te bewaren door andere middelen dan dat der bewapening loochenen. b) De grote ekonomiese vlucht van Duitsland na 1870 werd niet beschouwd als een gevolg van het vervallen der tolgrenzen en van de tegelijkertijd overal stijgende konjunctuur, maar als een gevolg van de militaire overwinning, en daarom bleven de officieren, de ‘grondleggers van Duitsland's grootheid’, ook in vredestijd de toonaangevende stand. Een staat echter, waarin de militairen de toon aangeven, zij het rechtstreeks, zij het door middel van de reserve-officiereplaag -, moet uit de aard der zaak krijgshaftig optreden. c) Juist de betrekkelike nieuwheid van de Duitse eenheidstaat, die volkomen ten onrechte als een verwezenliking der democratiese dromen uit '48 werd voorgesteld, versterkte de werking dezer ideologie. De burgerlike revolutie van '48 had sterke nadruk op de nationale gedachte gelegd, niet in de zin van het tegenwoordige | |
[pagina 241]
| |
imperialisme, maar als een liberaal tegenwicht tegen de heerschende dynastieke staatsidee. Op het volk, niet op de vorsten, moest de Staat worden opgebouwd. Bismarck heeft de nationale gedachte, die zonder haar sociale inhoud slechts een ledige vorm bleef, overgenomen en als middel aangewend om de macht van de Hohenzollern-dynastie te vergroten, zoodat de fictie kon ontstaan, dat het Rijk van 1870 de voortzetting was van de revolutionaire, democratische tendenzen van 1848. Bloed en staal, meende men, hadden van boven af tot stand gebracht, wat de revolutionaire bourgeoisie van onder op niet had kunnen verwezenliken. Op deze wijze wordt het militairisme kunstmatig met een ideële stralekrans omgeven. Wij zien dus, dat de Duitse bourgeoisie die de enige draagster was der democratie, zelf haar vijand, het militairisme, steunde. IV Het ontstaan van de oorlog is bekend. De opvatting, dat Duitsland jaren lang maar één droom koesterde: de overige democraties-gezinde, vreedzame wereld te overvallen om haar te veroveren, is zonder voorbehoud onjuist. Als men van een Duitse schuld wil spreken, dan moeten er drie gezichtspunten onderscheiden worden: a) De schuld van het heersende ekonomiese stelsel, dat de oorlog en de voorbereiding van de oorlog voor sommige bezittende klassen tot een winstgevend bedrijf maakt. Het aandeel van Duitsland daaraan bestond b.v. in de ontwikkeling van het dumping-systeem, in de onzinnige Marokko-politiek, enz. b) De schuld der Duitse diplomaten, die in een onvoorwaardelik vertrouwen op bloed en staal in de Julidagen 1914 alle vreedzame middelen verwierpen, waardoor de oorlog onvermijdelik werd. c) Een schuld van het gehele Duitse Volk, dat in oorlog iets verhevens zag, hun geestdrift waardig. | |
[pagina 242]
| |
Ook al aanvaardde Duitsland aanvankelik de oorlog zonder voorbehoud, toch mag men dit niet als een bewijs van veroveringszucht beschouwen. Het geloof dat men door Rusland overvallen was en de overtuiging dat men de Europese cultuur tegen het barbarendom moest beschermen, waren algemeen verbreid. De oorlog tegen Frankrijk werd door de bekende leugen van het luchtbombardement van Neurenberg gerechtvaardigd, hetgeen algemeen geloof vond. De overweldiging van België scheen slechts een gerechtvaardigde daad van afweer tegenover de opmarsch der Fransen, die reeds eerder dit land heetten binnengevallen. De ongeorganiseerde verspreiding van leugens maakte weldra plaats voor een stelselmatige misleiding van de publieke opinie. De middelen daartoe waren censuur, staat van beleg en hechtenis. Officieel gold de censuur niet ten opzichte van politieke, maar alleen ten opzichte van militaire aangelegenheden. Daarom heeft men eenvoudig alle politiek als militaire aangelegenheid beschouwd. Bijna dageliks werden de redacties aanwijzingen, bevelen of verboden gezonden. Een gedeelte dezer aanwijzingen werd in het ‘streng vertrouwelik, ambtelik censuur-boek’ verzameld. Meermalen per week werd een ‘persconferentie’ gehouden, waar de vertegenwoordigers der verschillende autoriteiten met de journalisten vergaderden, om de ‘juiste’ berichten te lanceren en om te verhinderen, dat er zich een zelfstandige publieke opinie zou gaan vormen. Daarbij kwamen dan nog de ‘vertrouwelike mededelingen’, die van meer dan twee dozijn kanten de pers gewerden. In werkelikheidbevatten ze verboden en versluieringsbevelen. De aard der aanwijzingen was steeds: zo en zo staat de zaak, maar zo en zo wensen wij dat het voorgesteld wordt (menigmaal luidde het zelfs woordelik zo). Zorgvuldig werd 't verheimelikt, dat er censuur bestond. | |
[pagina 243]
| |
In het censuurbóek lezen wij bb.: ‘Het is verboden enig bericht over maatregelen van censuur openbaar te maken’. (Om van kritiek natuurlik maar te zwijgen!) Hiertoe diende ook het verbod de door de censuur geschrapte plaatsen wit te laten, wat in alle andere landen werd toegestaan. Wanneer in de Rijksdag machtsmisbruiken van censoren werden besproken, schrapte de betreffende censor in de plaatselike verslagen alle mededelingen daarvan. (Rijksdag van 30 Mei 1916). Jarenlang heeft men iedere toneelopvoering, iedere tentoonstelling, ieder plaatselik bericht, iedere mededeling uit het buitenland, iedere publicatie op het gebied van kunst en wetenschap, iedere advertentie, ja ieder humoristies blaadje zelfs zorgvuldig getoetst met het oog op de vraag; wat voor invloed zij zouden hebben op de stemming van het volk. Jaren lang heeft men verboden, zekere onwelgevallige gebeurtenissen en de namen van zekere dwarsdrijvers ook maar te noemen, zodat het volk niet eens vernam dat er mensen waren, die protesteerden. Aan de andere kant heeft men zekere halfgoden, zoals bv. mijnheer Chamberlain, voor sacrosanct verklaard. Het opperbevel mocht niet in discussie worden gebracht. Toch was dit in werkelikheid een door en door politieke organisatie. Om slechts een pikante biezonderheid te vermelden: het zond filmartiesten naar Finland om daar voor de Hessiese prins propaganda te maken. Ook aangaande het oordeel der bladen werd het volk volkomen misleid. De schrijvers moesten het zich laten welgevallen, dat nieuwe zinnen in hun voltooide copie werden ingevoegd. Men dwong de gehele pers regeringsopvattingen als redactionele uitingen op te nemen, zonder dat de pers ook maar in 't minst kritiek kon uitoefenen. Nauwkeurig werd voorgeschreven, welke vreugde de kranten bij blijde gebeurtenissen, welke | |
[pagina 244]
| |
droefheid zij bij treurige gebeurtenissin mochten tonen. Bij de overtreding van zelfs maar één enkele der honderde censuurbepalingen stond de kranten schorsing te wachten voor dagen, weken of tot het einde van de oorlog, terwijl de redacteuren met de strengste straffen werden bedreigd (Rijksdag van 28 Oct. 1916). Was een blad door al deze middelen nog niet klein te krijgen, dan kwam het onder de verplichting zich vóór de verschijning aan censuur te onderwerpen, wat de grootste techniese moeilijkheden meebracht. De klachten over de censuur, met alles wat daartoe behoort, zooals staat van beleg en hechtenis, vullen duizende bladzijden in de Rijksdagverslagen. Bij de censuur kwamen dan nog de ontelbare kleine middelen, die de regering ter beschikking staan. Aan de brave kranten werden toelagen uit de schatkist verstrekt, ‘als tegemoetkoming in de stijging van de papierprijs.’ De regeringsgezinde bladen werden bij de papierverdeling bizonder bedacht, de redacteuren der oppositie-pers werden opgeroepen. Nieuwe oppositie-bladen mochten niet verschijnen. Men stichtte correspondentschappen waarvan de berichten gratis nagedrukt mochtenworden (b.v. ‘Deutsche Kriegsnachrichten’) en men bezat een regeringsgezinde provinciale pers. In het neutrale buitenland werden bladen en uitgeverszaken opgericht, die in werkelijkheid slechts stekjes waren van de groot-industrieele binnenlandsche pers. Vervolgens heeft men de uitingen daarvan het goedgeloovige Duitse volk als neutrale persstemmen voorgelegd, van kommentaren voorzien, als ‘De bekende neutrale deskundige.... toont in het, naar bekend is volstrekt niet duitsgezinde blad.... aan, dat....’ Er werden zelfs om deze berichten te verspreiden afzonderlike organen gesticht, zoals bv. de ‘Nachrichten der Auslandspresse’, uitgegeven door het oorlogspersbureau. De chef van | |
[pagina 245]
| |
deze ‘ínlichtingsdienst’ was de bedrijvige luitenant-kolonel Nicolai. Afgezien van de pers heeft men het theater, de bioscoop, het aanplakbiljet, het tramkaartje, het lucifersdoosje en zelfs het closetpapier in dienst van de vaderlandse propaganda van leugens gesteld. Met alle middelen werd de publieke opinie onderdrukt. Door hechtenis, door oproeping voor het leger en de hulpdienst, door verbod van te schrijven en in het openbaar te spreken, door internering en heimelike brief- en telefoon-censuur werden lastige lieden tot zwijgen gebracht (vgl. Mehrings ‘Schutzhafterlebnisse’). Zonder zich te kunnen rechtvaardigen zaten duizenden in hechtenis. Een dicht net van politiespionnen en agents provocateurs omgaf het geheele politieke leven. (Rijksdag 31 Oct. 1916). Door alle vergaderingen te verbieden verhinderde men, dat de volkswil tot uiting kwam. Onwelgevallige rijksdagafgevaardigden, ongeveer alle onafhankelike socialisten, mochten niet voor hun kiezers optreden. En tegelijkertijd werd hun, die daardoor getroffen werden, verboden, dit verbod bekend te maken, zodat het de schijn moest wekken, alsof zij tot andere inzichten waren gekomen of zich vrijwillig stil hielden. Als een geschrift in beslag werd genomen of een organisatie werd verboden, dan werd tegelijkertijd elke mededeling daarover verboden. En niet alleen tegen enkele personen is men op deze wijze opgetreden, aan de gehele Landdag van Elzas-Lotharingen werd verboden over de levenskwestie van het land te spreken, nl. over zijn toekomstige grondwettige positie (Rijksdag 6 en 26 Juni 1918). Het aanbrengen werd stelselmatig aangemoedigd. De dappere leider van deze oorlog in 't binnenland was de hoofdcommissaris van politie Henniger, die in November '18 vluchtte, maar nu weer in functie is. | |
[pagina 246]
| |
Mensen die zelf wensten te denken werd alle positieve feitenmateriaal onthouden. Opgave van geboorten en sterfgevallen, berichten van ongelukken en misdaden, stakingen, volksdemonstraties, het werd alles achtergehouden. Niet bekend b.v. mocht het getal worden van hen, die in de oorlog of in het vaderland gestorven waren, de cijfers van de achteruitgang der geboorten, de nauwkeurige cijfers met betrekking tot de oogst. Menig volledig rijksdagstenogram moest op onwettige wijze verschijnen; mededelingen van de gezondheidsdienst, zelfs artikelen van de Oorlogsvoedingsdienst werden door de censuur onderdrukt. Ook de Rijksdag en zelfs autoriteiten werd de gelegenheid onthouden zich behoorlik te orienteren. Zo was het Duitse volk van alle betrouwbare inlichting verstoken en stond het hulpeloos tegenover de leugens, die het dag aan dag door de Regering en de omkoopbare stookpers werden voorgehouden. Typies is de beïnvloeding van de publieke opinie in de duikboot-kwestie. Jawel, ze haalt ons de oorlog met Amerika op de hals, - redeneren de militairen. Maar Amerika kan in 't geheel niet meer ingrijpen, want binnen ten hoogste drie maanden hebben wij de overwinning behaald (Ludendorff en Bennsdorff). Tegenwoordig vraagt men zich af, of de werkelik deskundige autoriteiten zelf wel aan de leugen van een zegevierende duikboot-oorlog geloofden, dan wel of zij slechts met behulp van luidruchtige reclame de wereld een rad voor de ogen wilden draaien. Het waarschijnlikste antwoord is, dat zij 't aanvankelik zelf niet geloofden, maar hun grootspraak niet terug konden nemen, veeleer deze tegenover het moedeloos wordende volk nog moesten opvoeren, totdat zijzelf het slachtoffer werden van de eigen leugen. En dit alles geholpen door een onbetrouwbare schijn-wetenschap, die in een innig autoriteitsgeloof | |
[pagina 247]
| |
maar in volslagen ongeloof wat het getal der duikboten betrof, alles meende te moeten bewijzen, wat de hoge overheid wenselik achtte. Deze vastheid van overtuiging drong dan verder, telkens weer lagere autoriteiten vergiftigend, tot in de morgenkoffie-ersatz der eerzame burgers, die geen rust meer hadden voordat de onbeperkte duikboot-oorlog, onder luide toejuichingen van het volk, de ineenstorting van het Rijk bezegelde. V De Duitse Republiek is, zooals men weet, niet ontstaan doordat de Duitse burgers zich omhoog worstelden, maar doordat de ster der generaals zich ten ondergang neigde. Zij trachtten zich voor de dreigende nederlaag in veiligheid te brengen, doordat op hun wens een vooruitstrevende regering het bewind overnam, die onmiddellik om een wapenstilstand verzocht. Het behoeft hier niet nogeens nadrukkelik te worden gezegd, dat het militaire redenen waren die tot deze stap dwongen. Het Duitse leger stond voor een der grootste nederlagen uit de gehele geschiedenis. ‘Het vredesaanbod moet morgen nog bekend worden gemaakt. De troepen houden het vandaag nog uit, maar hoe 't morgen zijn zal, laat zich niet voorspellen,’ schrijft Ludendorff zelf. En Hindenburg telegrafeert aan de wapenstilstands-commissie, dat men, ook indien er geen verzachting der voorwaarden is te verkrijgen, deze niettemin aannemen moet. 's Nachts worden in 't leger de soldateraden opgericht, de keizer vlucht, Ludendorff eveneens, de arbeidersmassa's trekken naar de paleizen, dwingen de heersers afstand te doen, de 9e November wordt de republiek uitgeroepen. Maar deze revolutie is niet in overeenstemming met de aanblik die een revolutie gewoonlijk biedt. De wezenlike psychologiese oorzaak, de jarenlange ontevredenheid der grote massa, ontbrak. Tot 1914 heerste er in 't algemeen tevredenheid. De levensstandaard was gestegen, het land stond in het | |
[pagina 248]
| |
teken van de vooruitgang. Toen de Duitse politiek schipbreuk leed, was het gevolg niet een omverwerping maar een ineenstorting, en daar de dynastieën zich met het militairisme vereenzelvigd hadden, liet men ze naar de duivel lopen. Groot was de verwachting, dat dit het uitgangspunt van een democratiese ontwikkeling zou kunnen worden. En niettemin is ze uitgelopen op de toestanden, die boven geschilderd zijn. Om deze mentaliteit te verstaan moet men letten op het volgende: a) De dragers der keizerlike traditie staan nog heden ten dage in Duitsland in hoge eer, want het gebeurt slechts zeer zelden, dat de mensen zich door de feiten werkelik laten overtuigen. In de regel geven zij er de voorkeur aan uit de rauwe werkelikheid naar het liefelike sprookjesland te vluchten, vooral wanneer, zoals hier het geval is, de machtige, met de militaire verbonden belangen van het groot-kapitaal achter de vorming van de publieke opinie door de kranten staan, - want het is bitter jarelang gekoesterde overtuigingen te moeten opgeven. Daarom wordt om het prestige hoog te houden nog heden ten dage gelochend, dat Duitsland's militaire macht zich tegen de verenigde militaire machten der gehele wereld te pletter heeft gelopen. Veeleer heeft ‘die Heimat die Front von hinten erdolcht’, het volk heeft als 't ware de generaals verraden. Daardoor is de nationale ijdelheid, zich onoverwinlik te achten, onaangetast gebleven en de gehele politiek der laatste 50 jaar gerechtvaardigd. Tenslotte is er een zondebok gevonden: de achtergeblevenen, de uitknijpers, de Joden zijn de schuld van alles. Dat van regeringszijde het volk niet beter werd ingelicht, vindt zijn oorzaak hierin, dat de regering in haar, deels door haarzelf uitgelokte strijd tegen de bolsjewistiese linkerzijde, de ordelievenden, waarop zij steunde, niet | |
[pagina 249]
| |
al te zeer voor 't hoofd wilde stoten. In haar machteloosheid en noodlottige kortzichtigheid heeft de Regering zelfs de mogelikheid van een militaire staatsgreep gelochend, haar eigen tegenstanders bewapend, de arbeiders, op wier steun zij rekenen kon, ontwapend. De Kapp-putsch leed geen schipbreuk op de tegenstand der bezittende klassen en der intellektuelen - deze hebben hem integendeel jubelend begroet - maar op de vastbesloten afweer van het proletariaat en zijn eigen gemis aan in politiek en technies opzicht bekwame krachten. De economiese oorzaken van deze psychologiese houding liggen voor de hand. De Duitse bourgeoisie heeft een tijdlang - te recht of ten onrechte, dat is hier van geen belang - gemeend dat de tegenwoordige sociale orde, waarop haar bestaan rust, bedreigd werd. In zulke omstandigheden pleegt een heersende klasse in de strijd om haar bestaan zonder bedenking haar beginselen over boord te werpen, om haar bestaan te redden. Men vergelijke Engeland's optreden tegen Ierland. Engeland, dat zich door een zelfstandig Ierland bedreigd voelde in zijn alleenheerschappij ter zee, paste tegen Ierland precies dezelfde beginselen toe, tot wier vernietiging het zogenaamd ten strijde was getrokken. Ook de Franse Republiek heeft in 't begin van haar bestaan in de strijd tegen het Communisme volgens zuiver militairistiese motieven gehandeld. De val der Commune heeft aan duizenden het leven gekost, de Commune zelf maar aan weinigen. Precies op dezelfde wijze schrikken tegenwoordig in Duitsland de heersende klassen in de volgens hun meening nog steeds dreigende burgeroorlog voor geen schending van de democratiese beginselen terug, die haar eigen grondslag vormen. b) Een wesenlike oorzaak van deze toestanden in Duitsland is ook de imperialistiese entente-politiek ge- | |
[pagina 250]
| |
durende de wapenstilstand. De Entente heeft alles gedaan om de Al-Duitsers te steunen en degenen te logenstraffen, die van een zegevierende Entente een vrede verwachten in overeenstemming met haar democratiese tradities. De Entente legt het overwonnen keizerlike Duitsland van de 5e October de zwaarst denkbare wapenstilstands-voorwaarden op, houdt de krijgsgevangenen vast, heft de hongerblokkade niet op en bezet uitgestrekte delen Duits gebied. Dit is de natuurlike reactie op de Duitse leugens bij het uitbreken van de oorlog, de onmenselike oorlogsvoering, de verwoesting van gehele provincies, de annexatie-pogingen, het tot slaven maken van Polen en Belgen en zo meer. Daarbij komt nog de verhoging van het zelfbewustzijn door wapengeluk, dat ‘de geest der overwinnaars benevelt’. Uit wantrouwen handhaaft de Entente dan ook na de Revolutie de eerst opgelegde voorwaarden en verdedigt dit met de noodzakelikheid van techniese controle. Voor iedere Duitser, die de Revolutie met hart en ziel had meegemaakt, was dit een buitengewoon zware slag. Want het was de verwachting van alle geestelik zelfstandigen in Duitsland, dat de Entente bij de overwinning haar woord gestand zou doen, dat de oorlog niet gericht was tegen het Duitse volk, maar slechts tegen een innerlik vermolmd feudalisme, dat de wereldvrede bedreigde. Maar nu stelde de loop der dingen op dit punt de Al-Duitsers in het gelijk, die meenden dat in 't geval de Entente zegevierde Duitsland het ergste te vrezen had. De Duitse pers hielp in deze richting een handje mee, door op misleidende wijze verslag te doen van hetgeen bij de wapenstilstandsonderhandelingen voorviel. Zij hield bv. geheim, dat de uitlevering der vijfduizend wagons inderdaad slechts de eenvoudige teruggave betekende van degene, die in België gestolen waren. | |
[pagina 251]
| |
Wat was daarvan het gevolg? Het meerendeel der Duitsers moest de oppositie wel wantrouwen, die hun de zaak der Entente als rechtvaardig en een Duitse overwinning als een ongeluk voor de wereld voorgesteld had. De vanzelfsprekende konsekwentie was een innerlike versterking der Al-Duitsers en een feitelike versterking der meerderheids-socialisten, die ‘het immers altijd wel hadden gezegd’. Verder heeft de Entente niets gedaan, om de eerlike strijders aan de andere zijde, zoals Eisner, te steunen. Daardoor heeft zij de reactie bij ons versterkt en zo zelf er toe bijgedragen, dat na de Revolutie in Duitsland veelal de oude mensen aan de spits bleven. Met andere woorden, zij heeft juist datgene veroorzaakt, wat zij ons zo zeer verwijt. Ook hiermee hangt dit alles samen, dat de Revolutie vele geestelik revolutionairen, die van de schuldvraag uitgingen, uit politieke overwegingen op zij heeft geschoven, daar zij het socialistiese partijprogram niet wilden aanvaarden. Deze versterking der meerderheids-socialisten en de tengevolge van de honger vanzelfsprekende oppositie tegen de wapenstilstandsvoorwaarden brachten de wapenstilstandscommissie er toe, gedragen door het vertrouwen van het Duitse volk, het eene protest na het andere in zee te sturen, ook als het niet gerechtvaardigd was, moord en brand te schreeuwen, aanvaarde voorwaarden niet te vervullen, in één woord met datgene door te gaan, wat de Entente een leugenpolitiek moet noemen. Geen wonder trouwens in een land, waar vijfhonderdduizend mensen tengevolge van ondervoeding te gronde waren gegaan, waar alle grondstoffen ontbraken, waar iedere dag in de een of andere belangrijke groep van bedrijven werd gestaakt, waar provincies een politiek op eigen houtje voerden, en waar dus eenvoudig de mogelikheid niet bestond om de opgelegde voorwaarden na te komen. De Entente versterkte dit door | |
[pagina 252]
| |
haar politiek van wantrouwen. Want deze politiek steunde de spartacisten, die in de gedragingen der Entente een bevestiging vonden van hun axioma, dat alle burgerlike regeringen even verwerpelik zijn. De door het wantrouwen der Entente veroorzaakte houding van Duitsland verzwakte dan weer de positie van de eerlike vrienden van de Volkenbond aan de kant der Entente en versterkte er de voorstanders eener gewelddadige politiek. Aan de zijde der Entente zegevierde aldus die groep, die de huidige Duitse regering en in 't biezonder de meerderheids-socialisten, de helpers immers der imperialisten, als dragers van een nieuw imperialisme beschouwt, en in de huidige Duitse politiek slechts de voortzetting van de oude leugenpolitiek ziet. De Entente beantwoordde daarom de Duitse protesten met nieuwe verzwaringen der wapenstilstandsvoorwaarden. Dit rechtvaardigde in de oogen der Duitsers wederom de politiek der meerderheids-socialisten, en zo wakkerden de verzwaring der wapenstilstandsvoorwaarden aan de eene kant en het toenemen van een nieuw Duits chauvinisme elkander wederkeerig aan, hetgeen het lijden van het Duitse volk en de ondermijning van het vertrouwen in de rechtvaardigheid der Entente-zaak en daarmede in de Volkenbond tengevolge had. Tenslotte hebben dan nog de grote economiese moeilikheden, waaronder de Entente, in 't biezonder Frankrijk, te lijden heeft, er toe bijgedragen, de imperialisten aan de overzijde de zege te verschaffen. Bij de wapenstilstand was 't te verwachten, dat de Entente de krijgsgevangenen dadelik terug zou zenden en de blokkade onmiddellik zou opheffen. Beide dingen waren mogelik en hebben dan ook later plaats gehad. Maar doordat de Entente dit maanden te laat gedaan heeft, heeft zijzelf de mogelikheid, dat een nieuw Duitsland ontstond, vernietigd. | |
[pagina 253]
| |
c) Een wezenlike bijdrage tot onderdrukking van een ontwikkeling in vrijzinnige richting in Duitschland heeft de Entente wederom geleverd door het Vredesverdrag van Versailles met zijn imperialistiese bepalingen. Want deze wekten het nationalisme en versterkte daardoor de reactie. Wat men de vrede van Versailles bovenal moet verwijten is dit, dat hij Duitsland meer benadeelt dan dat hij de Entente bevoordeelt. Slechts enkele punten mogen dit afbrekend oordeel over het verdrag staven. Aan de idee van het geschonden recht is allerminst voldoening geschonken, door Elzas-Lotharingen op grond van zogenaamde historiese rechten aan Frankrijk toe te wijzen. Men weet, dat historiese rechten iets volslagen onzinnigs zijn. Een volksstemming zou de levende wil der bevolking tot uiting hebben gebracht en tegelijkertijd de imperialistiese schreeuwers in Duitsland, met hun geroep dat Elzas-Lotharingen door de Fransen overweldigd werd, de mond gestopt hebben. Posen en West-Pruisen zijn eveneens zonder volksstemming aan Polen toegewezen. De stemming in Oost-Pruisen, waar de verhoudingen dezelfde zijn als in de beide genoemde provincies, leverde 95 procent voor Duitsland op. Danzig, waar evenveel Polen zijn als er Duitsers in vredestijd zijn in Parijs, werd tegen zijn wil van Duitsland afgescheiden. Eupen en Malmédy kwamen zonder stemming aan België. De bevolking had wel het recht te protesteeren, maar dit recht werd natuurlijk door niemand uitgeoefend wegens de dan te verwachten uitwijzing. Duits-Oostenrijk, dat in volksstemmingen met overweldigende meerderheid aansluiting bij Duitsland eist, werd 't verboden zich aan te sluiten. Eindelik heeft men in Opper-Silezië nu al sedert drie jaren niet kunnen besluiten tot een definitieve oplossingGa naar voetnoot1). Misschien zou iedere oplossing beter geweest zijn dan het heen en | |
[pagina 254]
| |
weerslingeren en wachten. Tenslotte heeft de Entente tamelik wel op alle punten toegegeven, waarop zij niet had moeten toegeven en niet toegegeven op alle punten, waarop zij dit wel had moeten doen. Als voorbeeld diene de uitleveringskwestie. De Entente had nooit de eis daartoe moeten stellen. Nu zij echter eens gesteld was, had zij ook doorgezet moeten worden, daar nu de nationale instinkten werden aangewakkerd, zonder dat het geschonden recht genoegdoening werd geschonken. Ook ten opzichte van de ontwapening had de Entente krachtiger moeten doortasten. Haar strijd tegen het Duitse militairisme was op grond van bovenvermelde redenen maar lauw. Maar in economies opzicht heeft de Entente van Duitsland zonder twijfel het onmogelike gevergd. Tot de betaling van twee milliard goud-marken en 25 procent van de uitvoer zal Duitsland in de toekomst nooit in staat zijn. Iedere onrechtvaardige of onmogelike belasting van Duitsland echter versterkt het nationalisme en verzwakt de democratiese krachten. VI. Aan de kant der Entente hebben de grote economiese moeilikheden, waaronder zij - en vooral Frankrijk te lijden heeft, en de vrees dat een werkelik democraties Duitsland de oppositie in het eigen land te zeer zou versterken, er toe bijgedragen de imperialisten de zege te verschaffen. Door haar politiek ondersteunt de Entente zelf het Duitse militairisme en wel uit drieërlei beweegreden. In de eerste plaats uit angst voor het vermeende Bolsjewisme in Duitsland, dat een leger nodig zou maken om het te bestrijden; vervolgens speelt de bekende theorie van het Europese evenwicht waarschijnlijk weer een rol in de Engelse politiek; en ten slotte weten de Franse militairen heel goed, dat alleen het bestaan van het Pruisiese militairisme hun een reden van bestaan verschaft en zij wachten zich natuurlik wel door de wezenlike ver- | |
[pagina 255]
| |
nietiging daarvan hun eigen bestaan te ondermijnen. Zo zijn dus de tegenwoordige toestanden in Duitsland niet het gevolg van de een of ander specifiek Duitse mentaliteit, maar zij zijn in de eerste plaats histories bepaald en zij ontstaan iedere dag opnieuw, aan de ene kant door de vrees van de Duitse bourgeoisie voor haar bestaan, aan de andere kant door het feit, dat het optreden der Entente juist de imperialisten steunt. De Entente heeft het in haar hand door een democratiese politiek de democratie in Duitsland van een schema tot levende werkelikheid te maken. Drie kostbare jaren zijn sedert de 9e November verstreken. Niets is gebeurd. Nog is het niet te laat. Maar de tijd dringt. |
|