[Deel 1]
[Januari 1921]
Voorwoord
Een nieuw tijdschrift dat een plaats vraagt onder de zon! Het verschijnsel zal velen bedenkelijk hebben aangedaan. Er zijn er reeds zoovele! - Doch wellicht zal het niet gemakkelijk zijn, éen bezwaar te noemen, dat niet reeds door Uitgevers en Redacteuren onder oogen moest worden gezien, aleer zij eindelijk tot de daad der uitgave overgingen. - Thans is het tijdschrift er, en zoo wij wagen, wij zijn ons bewust te wagen! Maar uit dit bewustzijn putten wij dan ook nu den vasten wil, alle krachten, innerlijk en uiterlijk, tot het uiterste te spannen, om het te doen slagen, om ‘De Stem’ te maken tot het orgaan van den besten, ernstigsten Nederlandschen geest, om te trachten, de nog verborgen krachten van dien geest op te roepen en tot ontbloeiïng te prikkelen. - Deze belofte zijn wij den lezer hier op de eerste bladzijde van ons tijdschrift schuldig. - Meer voorloopig niet! De beginselen die ons leiden, wij zullen ze niet uitvoerig uiteen zetten. Deze dialectische uiteenzetting zou slechts aanleiding worden tot even dialectische tegenwerpingen! Slechts herdrukken wij hierachter voor hen, die eenige algemeene oriënteering zouden wenschen, den brief dien wij aan onze medewerkers zonden, en voegen er nog een enkele opmerking aan toe. En overigens is het alleen de daad, de zich telkenmaand herhalende daad van ‘De Stem’ zelve, die zal moeten openbaren, of de beginselen, die ons innerlijk leiden, houdbaar zijn en vruchtbaar kunnen werken. Naar deze daad alleen willen wij beoordeeld worden.
DIRK COSTER
JUST HAVELAAR