Boekbespreking
Vlaanderens weezang door Claudius Severus.
Reeds in de inleiding verzekert ons de schrijver van dat werkje in gemoede dat z'n harte bloedt, wanneer hij z'n eigen land, z'n Vlaanderen, alzo moet afschilderen, in al z'n naakte krankheid, met zulke schrille kleuren en verven. En 't is waar, niets, ja niets anders ontmoet men wanneer men op reis gaat door Vlaanderen, dan ontaarding en verbastering alom, stoffelik en zedelik verval ten alle kante; dat hebben al ons Vlaamse koppen, zo literaten als beeldsnijders, penseelridders als musici diep gevoeld en in al hun werken en kunstprodukten weergegeven.
Van de eerste bladzij tot de laatste is Vlaanderens Weezang 'n kruisweg, 'n Kalvarie; 't is 'n snerpende noodkreet... en 't Vlaamse volk, 't en hoort hem niet!
Dat werkje behoort ontegenzeggelik tot die serie boeken, welke men liefst altijd dicht bij zich weet, en telkens weer in 't boekenrek gaat opzoeken, in die zo vaak beleefde ogenblikken wen het gepijnigd, zo gevoelig harte van den Vlaming, bloedt bij 't aanschouwen van zoveel ongevraagde ellende en onverdiende armoe, van zo 'n vraakroepende, hemeltergende, onrechtvaardige verdrukking, als die waaronder 't ‘Arm Vlaanderen’ sedert negentig jaren reeds gebukt gaat.
Zulke boeken worden, zonder overdrijving, letterlik van buiten geleerd, ja, stuk gelezen. En 't mag!