Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1Ga naar margenoot1 DE Ouderlingh aen den geliefden Ga naar margenoot2 Gajus, Ga naar margenoot3 welcken ick in waerheyt lief hebbe. | |
2Geliefde, Ga naar margenoot4 voor alle dingen wensche ick dat ghy welvaert ende gesont zijt, Ga naar margenoot5 gelijck uwe ziele welvaert. | |
3Want ick ben seer verblijdt geweest, als de broeders quamen, ende getuyghden van uwe Ga naar margenoot6 waerheyt, gelijck ghy Ga naar margenoot7 in de waerheyt wandelt. | |
4Ick en hebbe geen meerder blijdtschap dan hier in, dat ick hoore dat Ga naar margenoot8 mijne kinderen in de waerheyt wandelen. | |
5Geliefde, ghy doet Ga naar margenoot9 trouwelick, Ga naar margenoot10 in al het gene ghy doet aen de broederen, ende aen Ga naar margenoot11 de vreemdelingen, | |
6Die getuyght hebben van Ga naar margenoot12 uwe liefde, Ga naar margenoot13 in de tegenwoordigheyt der gemeynte: welcke indien ghy Ga naar margenoot14 geleyde doet, Ga naar margenoot15 gelijck het Gode weerdigh is, soo sult ghy wel doen. | |
7Want sy zijn Ga naar margenoot16 voor sijnen name uytgegaen, Ga naar margenoot17 niets nemende van de Heydenen. | |
8Wy dan zijn schuldigh Ga naar margenoot18 de soodanige Ga naar margenoot19 te ontfangen, op dat wy Ga naar margenoot20 mede-arbeyders mogen worden der waerheyt. [kolom] | |
9Ick hebbe Ga naar margenoot21 aen de gemeynte Ga naar margenoot22 geschreven: maer Diotrephes, die onder haer Ga naar margenoot23 soeckt de eerste te zijn, Ga naar margenoot24 en neemt ons niet aen. | |
10Daerom, Ga naar margenoot25 indien ick kome, soo sal ick Ga naar margenoot26 in gedachtenisse brengen Ga naar margenoot27 sijne wercken die hy doet, met Ga naar margenoot28 boose woorden Ga naar margenoot29 snaterende tegen Ga naar margenoot30 ons: ende hier mede niet vergenoeght zijnde, soo en ontfanght hy selve Ga naar margenoot31 de broeders niet, ende Ga naar margenoot32 verhindert de gene Ga naar margenoot33 die het willen [doen] ende Ga naar margenoot34 werptse uyt de gemeynte. | |
11Geliefde, Ga naar margenoota en volght het Ga naar margenoot35 quaet niet na, maer het goet. Die Ga naar margenoot36 goet doet is uyt Godt: maer Ga naar margenoot37 die quaet doet, Ga naar margenootb en heeft Godt Ga naar margenoot38 niet gesien. | |
12Demetrio Ga naar margenoot39 wort getuygenisse gegeven Ga naar margenoot40 van allen, ende Ga naar margenoot41 van de waerheyt selve: ende Ga naar margenoot42 wy getuygen oock, ende ghy weet Ga naar margenoot43 dat ons’ getuygenisse waerachtigh is. | |
13Ga naar margenootc Ick hadde Ga naar margenoot44 veel te schrijven, maer ick en wil u niet schrijven met inckt ende penne: | |
14Maer ick hope Ga naar margenoot45 u haest te sien, ende wy sullen Ga naar margenoot46 mont tot mont spreken. | |
15Ga naar margenoot47 Vrede zy u. Ga naar margenoot48 De vrienden groeten u. Groet Ga naar margenoot49 de vrienden Ga naar margenoot50 met name. |
|