Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 D’Apostel bewijst voorder dat de liefde Godts, ende der kinderen Godts, altijt te samen moeten gaen. 3 ende leert dat de liefde Godts betoont wort door het onderhouden sijner geboden, ende overwinninge der werelt, het welck de wedergeborene doen door het geloove in Iesum Christum. 6 welcken hy bewijst den Sone Godts ende onsen Verlosser te zijn door tweederley getuygenisse, in den hemel, der heylige Drie-eenigheyt. 8 ende op der aerde, des geests, des waters, ende des bloets. 9 ende leert dat wy dese getuygenissen moeten aennemen, ofte dat wy anders Godt tot eenen leugenaer maken. 11 maer diese aen nemen, dat sy door Christum het eeuwige leven hebben. 14 ende een vertrouwen dat sy van Godt, door hare gebeden, sullen alles verkrijgen dat ter saligheyt noodigh is. 16 ende dat niet alleen voor haer selven, maer oock voor haren broeder, die niet en sondight tot der doot. 18 tot welcke sonde hy leert dat de wedergeborene niet en vervallen, overmits sy Godt ende sijnen Sone Iesum Christum recht kennen, ende in hem zijn. 21 Vermaent eyndelick de geloovige haer te wachten van de afgoden. | |
1Ga naar margenoota EEn yegelick die Ga naar margenoot1 gelooft dat Iesus is Ga naar margenoot2 de Christus, die is uyt Godt geboren: ende een yegelick die lief heeft Ga naar margenoot3 den genen die geboren heeft, die heeft oock lief Ga naar margenoot4 den genen die uyt hem geboren is. | |
2Hier aen kennen wy dat wy de kinderen Godts lief hebben, Ga naar margenoot5 wanneer wy Godt lief hebben, ende sijne geboden bewaren: | |
3Ga naar margenootb Want Ga naar margenoot6 dit is de liefde Godts, dat wy sijne geboden bewaren: Ga naar margenootc ende sijne geboden en zijn Ga naar margenoot7 niet swaer. | |
4Want al dat uyt Godt geboren is, Ga naar margenoot8 overwint de werelt: Ga naar margenootd ende dit is Ga naar margenoot9 de overwinninge die de werelt overwint, [namelick] Ga naar margenoot10 ons’ geloove. | |
5Ga naar margenoote Wie is het die de werelt overwint, Ga naar margenootf dan die gelooft dat Iesus is de Sone Godts? | |
6Dese is het die gekomen is Ga naar margenoot11 door water ende bloet, [namelick] Iesus de Christus: Ga naar margenoot12 niet door het water alleen, maer door het water ende het bloet. Ende Ga naar margenoot13 de Geest is het die getuyght, dat Ga naar margenoot14 de geest de waerheyt is. | |
7Ga naar margenoot15 Want Ga naar margenoot16 drie zijnder die getuygen [fol.147r] Ga naar margenoot17 in den hemel, de Vader, Ga naar margenoot18 het Woort, ende de Heylige Geest: ende Ga naar margenoot19 dese drie zijn Ga naar margenoot20 een. | |
8Ende Ga naar margenoot21 drie zijnder die getuygen op de aerde, Ga naar margenoot22 de Geest, ende het water, ende het bloet: ende die drie zijn Ga naar margenoot23 tot een. | |
9Ga naar margenootg Indien wy het getuygenisse der menschen aennemen, het getuygenisse Godts is Ga naar margenoot24 meerder: want dit is het getuygenisse Godts, het welck hy Ga naar margenoot25 van sijnen Sone getuyght heeft. | |
10Ga naar margenooth Die in den Sone Godts gelooft, Ga naar margenoot26 heeft het getuygenisse in hemselven: die Godt niet en gelooft, Ga naar margenoot27 heeft hem tot een leugenaer gemaeckt: dewijle hy niet gelooft en heeft het getuygenisse, dat Godt getuyght heeft van sijnen Sone. | |
11Ende dit is Ga naar margenoot28 het getuygenisse, [namelick] dat Ga naar margenoot29 ons Godt het eeuwige leven gegeven heeft: Ga naar margenooti ende dit selve leven Ga naar margenoot30 is in sijnen Sone. | |
12Die den Sone Ga naar margenoot31 heeft, die heeft het leven: die den Sone Godts niet en heeft, die en heeft het leven niet. | |
13Ga naar margenootk Dese dingen hebbe ick u geschreven, die gelooft in den name des Soons Godts: op dat ghy wetet dat ghy het eeuwige leven hebt, ende op dat ghy Ga naar margenoot32 geloovet in den name des Soons Godts: | |
14Ende dit is Ga naar margenoot33 de vrymoedigheyt die wy Ga naar margenoot34 tot hem hebben, Ga naar margenootl dat soo wy yet bidden na sijnen wille, hy ons Ga naar margenoot35 verhoort. | |
15Ende indien wy weten dat hy ons ver-[kolom]hoort, Ga naar margenoot36 wat wy oock bidden, soo weten wy, dat wy Ga naar margenoot37 de beden Ga naar margenoot38 verkrijgen, die wy van hem gebeden hebben. | |
16Indien yemant Ga naar margenoot39 sijnen broeder siet sondigen Ga naar margenoot40 een sonde niet tot de doot, die sal [Godt] Ga naar margenoot41 bidden, ende Ga naar margenoot42 hy sal hem Ga naar margenoot43 het leven geven, den genen [segge ick] die sondigen niet tot de doot. Ga naar margenootm Daer is Ga naar margenoot44 een sonde tot de doot: voor deselve [sonde] en segge ick niet Ga naar margenoot45 dat hy sal bidden. | |
17Ga naar margenootn Alle ongerechtigheyt is sonde: ende daer is sonde Ga naar margenoot46 niet tot de doot. | |
18Ga naar margenooto Wy weten dat een yegelick die uyt Godt geboren is, Ga naar margenoot47 niet en sondight, maer die uyt Godt geboren is, Ga naar margenoot48 bewaert hemselven, ende Ga naar margenoot49 de boose en Ga naar margenoot50 vattet hem niet. | |
19Wy weten dat Ga naar margenoot51 wy uyt Godt zijn, ende dat Ga naar margenoot52 de geheele werelt light Ga naar margenoot53 in het boose. | |
20Doch wy weten dat de Sone Godts gekomen is, Ga naar margenootp ende heeft ons Ga naar margenoot54 het verstant gegeven, dat wy Ga naar margenoot55 den Waerachtigen kennen: ende Ga naar margenoot56 wy zijn in den Waerachtigen, Ga naar margenoot57 [namelick] in sijnen Sone Iesu Christo. Ga naar margenootq Ga naar margenoot58 Dese is de waerachtige Godt, ende Ga naar margenoot59 het eeuwige leven. | |
Eynde van den eersten Algemeynen Sendtbrief JOANNIS. |
|