Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijPaulus vermaent Timotheum wederom met grooten ernst sijn ampt geduerighlick ende getrouwelick in alle deelen te betrachten. 3 aenwijsende hoe noodigh het is om de boosheyt der menschen die in de toekomende tijden sal zijn. 6 Voorseght dat hy haest gedoot sal worden. 7 ende troost hemselven met een goede conscientie, ende met de vergeldinge die hy ende alle geloovige van den Heere verwachten. 9 Vermaent hem oock tot hem te komen, alsoo eenige hem verlaten hadden. 11 ende Marcum mede te brengen. 13 met sijnen reys-mantel ende boecken. 14 waerschouwt hem voor Alexander eenen kopersmit die hem veel quaets gedaen hadde. 16 Klaeght over de broeders, datse hem in sijne eerste verantwoordinge verlaten hadden. 17 Doch dat de Heere hem bygestaen hadde, ende voor die reyse verlost. 18 vertrouwende dat hy hem voortaen sal bystaen. 19 Ende bevelende eenige te groeten, 22 besluyt hy desen Sendtbrief met de gewoonlicke groetenisse. | |
1Ga naar margenoota ICk Ga naar margenoot1 betuyge dan voor Godt ende den Heere Iesu Christo, die Ga naar margenoot2 de levende ende Ga naar margenoot3 doode Ga naar margenoot4 oordeelen sal Ga naar margenoot5 in sijne verschijninge ende Ga naar margenoot6 [in] sijn Koninckrijcke: | |
2Ga naar margenoot7 Predickt Ga naar margenoot8 het woort: Ga naar margenoot9 houdt aen Ga naar margenoot10 tijdelick, Ga naar margenoot11 ontijdelick: Ga naar margenoot12 wederleght, Ga naar margenoot13 bestraft, Ga naar margenoot14 vermaent Ga naar margenoot15 in alle lanckmoedigheyt, ende Ga naar margenoot16 leere. | |
3Want daer sal eenen tijt zijn, wanneer sy Ga naar margenoot17 de gesonde leere niet en sullen Ga naar margenoot18 verdragen: maer Ga naar margenoot19 ketelachtigh zijnde van gehoor sullen sy haer selven leeraers Ga naar margenoot20 opgaderen Ga naar margenoot21 na hare eygene begeerlickheden: | |
4Ende sullen Ga naar margenoot22 [haer] gehoor Ga naar margenoot23 van de waerheyt afwenden, ende sullen haer keeren tot Ga naar margenoot24 fabelen. | |
5Maer ghy weest Ga naar margenoot25 wacker in alles, Ga naar margenoot26 lijdt verdruckingen: doet het werck Ga naar margenoot27 van een Euangelist, maeckt datmen van uwen dienst Ga naar margenoot28 ten vollen versekert zy. | |
[Folio 124v]
| |
dranck-offer geoffert, ende de tijt mijner Ga naar margenoot31 ontbindinge is aenstaende. | |
7Ick hebbe Ga naar margenoot32 den goeden strijt gestreden, ick hebbe den loop Ga naar margenoot33 ge-eyndight, ick hebbe Ga naar margenoot34 het geloove behouden. | |
8Ga naar margenootc Voorts, is my wech geleght Ga naar margenoot35 de kroone der rechtveerdigheyt, welcke my de Heere, de rechtveerdige Rechter, Ga naar margenoot36 in dien dagh Ga naar margenoot37 geven sal: ende niet alleen my, maer oock allen die Ga naar margenoot38 sijne verschijninge Ga naar margenoot39 lief gehadt hebben. | |
10Want Ga naar margenootd Demas Ga naar margenoot41 heeft my verlaten, hebbende de tegenwoordige Ga naar margenoot42 werelt lief gekregen, ende is na Thessalonica gereyst: Crescens na Galatien, Titus na Ga naar margenoot43 Dalmatien. | |
11Ga naar margenoote Ga naar margenoot44 Lucas is alleen met my. Neemt Ga naar margenootf Ga naar margenoot45 Marcum mede, ende brenght [hem] met u. Want hy is my seer nut Ga naar margenoot46 tot den dienst. | |
12Ga naar margenootg Maer Ga naar margenoot47 Tychicum hebbe ick Ga naar margenoot48 na Ephesen gesonden. | |
13Ga naar margenoot49 Den reys-mantel dien ick te Troas by Carpum gelaten hebbe, brenght mede als ghy komt, ende Ga naar margenoot50 de boecken, insonderheyt Ga naar margenoot51 de pergamenten. | |
14Ga naar margenooth Ga naar margenoot52 Alexander Ga naar margenoot53 de kopersmit heeft my Ga naar margenoot54 veel quaets betoont: Ga naar margenoot55 de Heere vergelde hem na sijne wercken. [kolom] | |
16In mijne Ga naar margenoot57 eerste verantwoordinge en is Ga naar margenoot58 niemant Ga naar margenoot59 by my geweest, maer sy hebben my alle Ga naar margenoot60 verlaten. Ga naar margenoot61 Het en worde haer niet toegereeckent. | |
17Maer de Heere heeft my Ga naar margenoot62 bygestaen, ende Ga naar margenoot63 heeft my bekrachtight: Ga naar margenoot64 op dat men door my ten vollen soude versekert zijn van de predikinge, ende Ga naar margenoot65 alle Heydenen [deselve] souden hooren: ende ick ben Ga naar margenoot66 uyt den muyl des leeuws verlost. | |
18Ende de Heere Ga naar margenoot67 sal my verlossen Ga naar margenoot68 van alle boos werck, ende bewaren Ga naar margenoot69 tot sijn hemelsch Koninckrijck. Den welcken zy de heerlickheyt Ga naar margenoot70 in alle eeuwigheyt. Amen. | |
19Groet Ga naar margenooti Ga naar margenoot71 Priscam ende Aquilam, ende het huys Ga naar margenoot72 Onesiphori. | |
20Ga naar margenoot73 Erastus is te Corinthen gebleven: ende Ga naar margenoot74 Trophimum hebbe ick Ga naar margenoot75 te Mileten kranck gelaten. | |
21Beneerstight u om voor den winter te komen. U groet Eubulus, ende Pudens, ende Linus, ende Claudia, ende alle de broeders. | |
22De Heere Iesus Christus zy Ga naar margenoot76 met uwen geest. De genade zy met Ga naar margenoot77 u-lieden: Amen. Ga naar margenoot* De tweede [Sendtbrief] aen Timotheum, die de eerste verkoren Opsiender van de gemeynte der Epheseren was, is geschreven van Roomen, als Paulus de tweede reyse voor den Keyser Nero gestelt was. | |
Eynde van den tweeden Sendtbrief PAULI aen Timotheum. |
|