Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Paulus voorseght den afval van sommige in de laetste dagen. 3 die het houwelick sullen verbieden, ende het gebruyck van sommige spijse. 6 Vermaent Timotheum de rechte leere voor te stellen, ende de fabelen te verwerpen. 8 ende hem voor al in de Godtsaligheyt te oeffenen, ende na sijn exempel in alle smaet op Godt te hopen. 12 Beveelt dat hy hemselven tot een voorbeelt stelle van alle deughden. 13 dat hy aenhoudende in het lesen. 14 De gave niet en versuyme, die hy heeft ontfangen. 15 In het goede toeneme ende volherde. 16 met belofte dat hy alsoo doende hem ende sijne toehoorders sal behouden. | |
1Ga naar margenoota DOch Ga naar margenoot1 de Geest seght duydelick, dat Ga naar margenoot2 in de laetste tijden sommige sullen Ga naar margenootb afvallen Ga naar margenoot3 van het geloove, haer begevende tot Ga naar margenoot4 verleydende geesten, ende leeringen Ga naar margenoot5 der duyvelen, | |
2Door Ga naar margenoot6 geveynstheyt der leugensprekers, hebbende hare eygene conscientie [als] Ga naar margenoot7 met eenen brant-yser toegeschroeyt, [kolom] | |
3Verbiedende te houwelicken, Ga naar margenoot8 [gebiedende] van spijsen te onthouden die Godt geschapen heeft Ga naar margenootc tot nuttinge Ga naar margenootd met dancksegginge, voor de geloovige, ende Ga naar margenoot9 die de waerheyt hebben bekent. | |
4Ga naar margenoote Want alle schepsel Godts is goet, ende daer en is Ga naar margenoot10 niet verworpelick, met dancksegginge genomen zijnde. | |
5Want het wort Ga naar margenoot11 geheyligt Ga naar margenoot12 door het woort Godts, ende [door] Ga naar margenoot13 het gebedt. | |
6Als ghy dese dingen den broederen voorstelt, soo sult ghy een goet dienaer Iesu Christi zijn, Ga naar margenootf Ga naar margenoot14 opgevoedt in de woorden Ga naar margenoot15 des geloofs, ende der goede leere, welcke ghy achtervolght hebt. | |
7Ga naar margenootg Maer verworpt de ongoddelicke ende oudtwijfsche Ga naar margenoot16 fabelen: ende oeffent u selven tot Godtsaligheyt. | |
8Ga naar margenooth Want Ga naar margenoot17 de lichamelicke oeffeninge is tot weynigh nut: maer de Godtsaligheyt is tot alle dingen nut, Ga naar margenoot18 hebbende de belofte des tegenwoordigen, ende des toekomenden levens. | |
10Want hier toe arbeyden wy oock, ende worden gesmadight om dat wy Ga naar margenoot20 gehoopt hebben op den levenden Godt, die Ga naar margenoot21 een behouder is aller menschen, [maer] allermeest der geloovige. | |
11Beveelt dese dingen, ende leertse. | |
12Ga naar margenooti Ga naar margenoot22 Niemant en verachte uwe jonckheyt: Ga naar margenootk maer zijt een voorbeelt der geloovige, in den woorde, in wandel, in liefde, Ga naar margenoot23 in den geest, in geloove, in reynigheyt. | |
14Ga naar margenoot25 En versuymt Ga naar margenoot26 de gave niet die in u is, die u gegeven is door Ga naar margenoot27 de prophetie, Ga naar margenootl met oplegginge der handen Ga naar margenoot28 des Ouderlinghschaps. | |
15Bedenckt dese dingen, weest hier in [besigh:] op dat Ga naar margenoot29 uw’ toenemen openbaer zy Ga naar margenoot30 in allen. | |
16Hebt acht op u selven, ende op de leere: volherdt in desen. Want dat doende sult ghy ende Ga naar margenoot31 u selven behouden, ende die u hooren. |
|