Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Na het opschrift deses briefs, ende de gewoonlicke groete, 3 verklaert d’Apostel dat hy Godt danckt over de gemeenschap der Philippensen aen het Euangelium. 6 ende dat hy vertrouwt datse daer in, ende voorders in alle Christelicke deughden, meer ende meer sullen toenemen. 12 Beschrijft sijne verdruckinge ende banden, die hy leedt om des Euangeliums wille, ende de vrucht die door deselve ontstondt. 15 Leert dat het Euangelium van sommige gepredickt wort uyt goetwilligheyt ende liefde, tot sijner verlichtinge, ende van andere uyt nijt ende twistinge tot sijner beswaringe in sijne banden. 19 Doch dat hy vertrouwt dat het selve gedijen sal tot sijner saligheyt, ende tot grootmakinge Christi, het zy door het leven het zy door den doot. 21 Verklaert dat hy tot beyde is bereyt, alsoo ’t beyde nut was: te blijven in het leven, voor de gemeynte: ende te sterven, voor hemselven. 25 ende dat hy hoopt dat hy noch eenen tijt langh in ’t leven sal blijven tot dienst der gemeynte. 27 Voeght daer wederom by een vermaninge tot eenigheyt, tot kloeckmoedigheyt, ende lijdtsaemheyt in de verdruckingen, 30 volgende sijn exempel. | |
1PAULUS ende Ga naar margenoot1 Timotheus, dienstknechten IESU CHRISTI, alle den heyligen in Christo Iesu die te Ga naar margenoot2 Philippis zijn, met de Ga naar margenoot3 Opsienders ende Ga naar margenoot4 Diakenen: | |
4(Alle tijt in alle mijnen gebede voor u allen, met blijdtschap het gebedt doende) | |
5Ga naar margenoot5 Over Ga naar margenoot6 uwe gemeynschap aen het Euangelium, van Ga naar margenoot7 den eersten dagh af tot nu toe: | |
6Vertrouwende dit selve, dat Ga naar margenoot8 hy die [kolom] in u Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 een goet werck begonnen heeft, [dat] Ga naar margenoot10 voleyndigen sal tot Ga naar margenoot11 op den dagh Iesu Christi: | |
7Gelijck het Ga naar margenoot12 by my recht is dat ick van u alle dit gevoele, om dat ick in [mijn] herte houde, dat ghy, beyde Ga naar margenootd in mijne banden, ende [in mijne] Ga naar margenoot13 verantwoordinge, ende bevestinge des Euangeliums, ghy alle [segge ick,] Ga naar margenoot14 mijner genade mede deelachtigh zijt. | |
8Ga naar margenoote Want Ga naar margenoot15 Godt is mijn getuyge, hoe seer ick Ga naar margenoot16 begeerigh ben na u alle, Ga naar margenoot17 met innerlicke bewegingen Ga naar margenoot18 Iesu Christi. | |
9Ende dit bidde ick [Godt] dat Ga naar margenoot19 uwe liefde noch meer ende meer overvloedigh worde Ga naar margenoot20 in erkentenisse, ende alle Ga naar margenoot21 gevoelen: | |
10Op dat ghy Ga naar margenoot22 beproevet Ga naar margenoot23 de dingen die [daer van] verschillen, op dat ghy Ga naar margenoot24 oprecht zijt, ende Ga naar margenoot25 sonder aenstoot te geven, tot Ga naar margenoot26 den dagh Christi: | |
11Vervult met vruchten Ga naar margenoot27 der gerechtigheyt Ga naar margenoot28 die door Iesum Christum zijn Ga naar margenoot29 tot heerlickheyt ende prijs Godes. | |
[Folio 110v]
| |
12Ende Ga naar margenoot30 ick wil dat ghy weet, broeders, dat Ga naar margenoot31 het gene aen my [is geschiet] meer Ga naar margenoot32 tot bevoorderinge des Euangeliums gekomen is: | |
13Alsoo dat Ga naar margenoot33 mijne banden Ga naar margenoot34 in Christo openbaer geworden zijn Ga naar margenoot35 in het gantsche Richthuys, ende Ga naar margenoot36 allen anderen: | |
14Ga naar margenootf Ende [dat] het meerder [deel] der broederen in den Heere Ga naar margenoot37 door mijne banden Ga naar margenoot38 vertrouwen gekregen hebbende, overvloedelicker Ga naar margenoot39 het woort onbevreest durven spreken. | |
15Ga naar margenoot40 Sommige prediken oock wel Christum Ga naar margenoot41 door nijt ende Ga naar margenoot42 twist, maer sommige oock Ga naar margenoot43 door goetwilligheyt. | |
16D’eene verkondigen wel Christum uyt twistinge, Ga naar margenoot44 niet suyverlick, meynende mijne banden Ga naar margenoot45 verdruckinge toe te brengen: | |
17Doch dese Ga naar margenoot46 uyt liefde, dewijle sy weten dat ick Ga naar margenoot47 tot verantwoordinge des Euangeliums Ga naar margenoot48 geset ben. | |
18Ga naar margenoot49 Wat dan? Nochtans wort Christus op Ga naar margenoot50 allerley wijse, het zy Ga naar margenoot51 onder een decksel, het zy Ga naar margenoot52 in der waerheyt, verkondight: ende Ga naar margenoot53 daer in verblijde ick my, ja ick sal my oock verblijden. | |
19Ga naar margenootg Want ick weet Ga naar margenoot54 dat dit my ter saligheyt gedijen sal Ga naar margenoot55 door uw’ gebedt, ende toebrenginge des Geests Iesu Christi, | |
20Volgens mijne Ga naar margenoot56 ernstige verwachtinge ende hope, Ga naar margenooth dat ick in geene sake en sal Ga naar margenoot57 beschaemt worden: maer [dat] in alle vrymoedigheyt, Ga naar margenoot58 gelijck alle tijt, alsoo oock nu Christus sal Ga naar margenoot59 groot gemaeckt worden Ga naar margenoot60 in mijn lichaem, Ga naar margenoot61 het zy door het leven, Ga naar margenoot62 het zy door de doot. | |
21Ga naar margenoot63 Want Ga naar margenoot64 het leven is my Christus, ende Ga naar margenoot65 het sterven is [my] gewin. | |
22Maer Ga naar margenoot66 of te leven in den vleesche, Ga naar margenoot67 het selve my oorbaerlick zy, ende Ga naar margenoot68 wat ick verkiesen sal en Ga naar margenoot69 weet ick niet. | |
23Want ick worde van Ga naar margenoot70 dese twee Ga naar margenoot71 gedrongen, hebbende begeerte om Ga naar margenoot72 ont-[kolom]bonden te worden, ende Ga naar margenoot73 met Christo te zijn. Want [dat] is Ga naar margenoot74 seer verre het beste: | |
24Maer Ga naar margenoot75 in den vleesche te blijven, is noodiger Ga naar margenoot76 om uwent wille. | |
25Ende Ga naar margenoot77 dit vertrouwe ende weet ick, dat ick sal Ga naar margenoot78 blijven, ende Ga naar margenoot79 met u alle sal verblijven Ga naar margenoot80 tot uwer bevoorderinge, ende blijdtschap Ga naar margenoot81 des geloofs: | |
26Op dat Ga naar margenoot82 uwen roem in Christo Iesu overvloedigh zy Ga naar margenoot83 aen my, door Ga naar margenoot84 mijne tegenwoordigheyt wederom by u. | |
27Ga naar margenooti Alleenlick Ga naar margenoot85 wandelt Ga naar margenoot86 weerdighlick den Euangelio Christi, op dat het zy ick kome ende u sie, het zy ick afwesigh ben, ick van uwe saken mach hooren, dat ghy staet in eenen geest, met Ga naar margenoot87 een gemoedt gesamentlick strijdende door het geloove des Euangeliums: | |
28Ende dat ghy in geen dingh verschrickt en wort van de gene Ga naar margenoot88 die tegenstaen: het welcke Ga naar margenoot89 haer wel Ga naar margenoot90 een bewijs is des verderfs, maer Ga naar margenoot91 u der saligheyt, ende dat Ga naar margenoot92 van Godt. | |
29Want u is Ga naar margenoot93 uyt genade gegeven in de sake Christi, niet alleen in Ga naar margenoot94 hem te gelooven, maer oock Ga naar margenoot95 voor hem Ga naar margenoot96 te lijden: | |
30Den selven strijt Ga naar margenoot97 hebbende, hoedanigen ghy Ga naar margenoot98 in my gesien hebt, ende Ga naar margenoot99 nu in my hoort. |
|