Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 D’Apostel vermaent voorders de stercke datse haer voegen na de swackheyt harer broederen. 3 door het exempel Christi, die niet en heeft hemselven gesocht, maer ons’ voordeel, het welck hy uyt de schriften des Ouden Testaments bevestight, die oock tot onsen troost geschreven zijn. 5 ende datse met eendrachtiger herten Gode en den Heere Christo dienen. 7 Verklaert breeder het exempel Christi, hoe hy gedient heeft, soo den Ioden, 9 als oock den Heydenen, het welck hy oock uyt deselve schriften bewijst. 13 daer by voegende eenen wensch datse in alle Christelicke deughden ende kennisse mogen toenemen. 14 Daer na begint hy te besluyten desen sendtbrief, ontschuldigende sijne vryheyt in het schrijven. 17 ende verhalende hoe krachtelick Godt sijnen dienst gezegent heeft, ende hoe getrouwelick hy den selven bedient heeft. 22 Belooft dat hy tot Roomen, in het reysen na Spanien, komen sal. 25 ende geeft te kennen, dat hy eerst na Ierusalem moeste reysen, om daer te brengen de aelmoessen der gemeynten van Macedonien ende Achajen. 30 Versoeckt van haer datse voor hem ende sijnen dienst willen bidden. 33 Ende wenscht haer alles goets van Godt. | |
1Ga naar margenoota MAer Ga naar margenoot1 wy Ga naar margenoot2 die sterck zijn, Ga naar margenoot3 zijn schuldigh Ga naar margenoot4 de swackheden Ga naar margenoot5 der onstercke Ga naar margenoot6 te dragen, ende niet Ga naar margenoot7 ons selven te behagen. | |
2Dat dan Ga naar margenoot8 een yegelick van ons Ga naar margenoot9 [sijnen] naesten behage Ga naar margenoot10 ten goede, Ga naar margenoot11 tot stichtinge. | |
3Want oock Ga naar margenoot12 Christus en heeft Ga naar margenoot13 hemselven niet behaeght, Ga naar margenoot14 maer, gelijck geschreven is, Ga naar margenootb Ga naar margenoot15 De smadingen der gene die u smaden, Ga naar margenoot16 zijn op my gevallen. | |
4Ga naar margenootc Want al wat Ga naar margenoot17 te voren geschreven is, dat is tot onser Ga naar margenoot18 leeringe te voren geschreven: op dat wy door lijdtsaemheyt ende vertroostinge Ga naar margenoot19 der schriften Ga naar margenoot20 hope hebben souden. [kolom] | |
5Doch de Godt Ga naar margenoot21 der lijdtsaemheyt ende der vertroostinge geve u Ga naar margenootd dat ghy Ga naar margenoot22 eens gesint zijt onder malkanderen Ga naar margenoot23 na Christum Iesum. | |
6Op dat ghy Ga naar margenoot24 eendrachtelick met eenen monde meught verheerlicken den Godt Ga naar margenoot25 ende Vader onses Heeren Iesu Christi. | |
7Daerom Ga naar margenoot26 neemt Ga naar margenoot27 malkanderen aen, Ga naar margenoot28 gelijck oock Christus ons Ga naar margenoot29 aengenomen heeft Ga naar margenoot30 tot de heerlickheyt Godts. | |
8Ga naar margenoot31 Ende ick segge, dat Iesus Christus Ga naar margenoot32 een dienaer geworden is der besnijdenisse Ga naar margenoot33 van wegen de waerheyt Godts, op dat hy bevestigen soude de beloftenissen Ga naar margenoot34 der vaderen: | |
9Ende Ga naar margenoot35 de Heydenen Godt Ga naar margenoot36 van wegen de barmhertigheyt souden Ga naar margenoot37 verheerlicken: Ga naar margenoot38 gelijck geschreven is, Ga naar margenoote Daerom sal ick u belijden onder de Heydenen, ende uwen name lof singen. | |
11Ende wederom, Ga naar margenootg Looft den Heere alle ghy Heydenen, ende prijst hem alle ghy volcken. | |
12Ende wederom seght Esaias, Ga naar margenooth Daer sal zijn de wortel Iesse, ende die opstaet om over de Heydenen te gebieden: op hem sullen de Heydenen hopen. | |
13De Godt nu Ga naar margenoot39 der hope vervulle u-lieden Ga naar margenoot40 met alle blijdtschap ende vrede Ga naar margenoot41 in ’t gelooven, op dat ghy overvloedigh meught zijn in de hope, Ga naar margenoot42 door de kracht des Heyligen Geests. | |
14Ga naar margenoot43 Doch mijne broeders, oock ick selve Ga naar margenoot44 ben versekert van u, dat ghy oock selve vol zijt van Ga naar margenoot45 goetheyt, vervult met Ga naar margenoot46 alle kennisse, machtigh om oock malkanderen te vermanen. | |
15Maer ick hebbe u Ga naar margenoot47 eensdeels Ga naar margenoot48 te stoutelicker geschreven, broeders, u als wederom [dit] Ga naar margenoot49 indachtigh makende, Ga naar margenoot50 om de genade die my van Godt gegeven is: | |
16Op dat ick Ga naar margenoot51 een dienaer Iesu Christi zy Ga naar margenoot52 onder de Heydenen, het Euangelium Ga naar margenoot53 Godts Ga naar margenoot54 bedienende, op dat Ga naar margenoot55 de offerande der Heydenen Ga naar margenoot56 aengenaem worde, Ga naar margenoot57 geheylight door den Heyligen Geest. | |
[Folio 84r]
| |
sto Iesu in die dingen Ga naar margenoot60 die Godt aengaen. | |
18Want ick en soude Ga naar margenoot61 niet durven yet seggen, Ga naar margenoot62 ’t welck Christus door my niet gewrocht en heeft, Ga naar margenoot63 tot gehoorsaemheyt der Heydenen, Ga naar margenoot64 met woorden ende Ga naar margenoot65 wercken, | |
19Door kracht van teeckenen ende wonderheden, [ende] door Ga naar margenoot66 de kracht des Geests Godts: soo dat ick van Ierusalem aen, ende Ga naar margenoot67 rontomme, tot Ga naar margenoot68 Illyricum toe Ga naar margenoot69 het Euangelium Christi vervult hebbe. | |
20Ende alsoo Ga naar margenoot70 seer begeerigh geweest ben om het Euangelium te verkondigen, niet daer Ga naar margenoot71 Christus Ga naar margenoot72 genoemt was, op dat ick niet op Ga naar margenoot73 een anders fondament en soude bouwen: | |
21Maer, gelijck geschreven is, Ga naar margenooti Den welcken van hem niet en was geboodtschapt, die sullen het sien: ende dewelcke het niet gehoort en hebben, die sullen het verstaen. | |
22Ga naar margenoot74 Waerom ick oock menighmael Ga naar margenootk verhindert geweest ben tot u te komen. | |
23Maer nu Ga naar margenoot75 geen plaetse meer hebbende in dese Ga naar margenoot76 gewesten, ende van over vele jaren Ga naar margenootl groot verlangen hebbende om tot u te komen, | |
24Soo wanneer ick Ga naar margenoot77 na Spanien reyse, Ga naar margenoot78 soo sal ick tot u komen: want Ga naar margenoot79 ick hope Ga naar margenoot80 in het doorreysen u te sien, ende Ga naar margenoot81 van u derwaerts geleydt te worden: als ick eerst van u-lieder [tegenwoordigheyt] Ga naar margenoot82 eensdeels Ga naar margenoot83 verzadight sal zijn. | |
25Ga naar margenootm Maer nu Ga naar margenoot84 reyse ick na Ierusalem, Ga naar margenoot85 dienende den heyligen. | |
26Want het heeft Ga naar margenoot86 [dien van] Macedonien ende Achajen Ga naar margenoot87 goet gedocht Ga naar margenoot88 een gemeyne hantreyckinge te doen aen de arme onder Ga naar margenoot89 de heylige die te Ierusalem zijn. | |
27Want Ga naar margenoot90 het heeft haer [soo] goet gedocht: oock zijn sy Ga naar margenoot91 hare schuldenaers. Ga naar margenootn Want indien de Heydenen Ga naar margenoot92 harer geestelicke [goederen] deelachtigh zijn geworden, soo zijn sy oock Ga naar margenoot93 schuldigh haer van Ga naar margenoot94 lichamelicke [goederen] te dienen. | |
28Als ick dan Ga naar margenoot95 dit volbracht, ende haer Ga naar margenoot96 dese vrucht Ga naar margenoot97 verzegelt sal hebben, [kolom] soo sal ick Ga naar margenoot98 door u-lieder [stadt] na Spanien af komen. | |
29Ga naar margenooto Ende Ga naar margenoot99 ick weet dat ick tot u komende, Ga naar margenoot100 met vollen zegen des Euangeliums Christi komen sal. | |
30Ende Ga naar margenoot1 ick bidde u, broeders, Ga naar margenoot2 door onsen Heere Iesum Christum, ende door Ga naar margenoot3 de liefde Ga naar margenoot4 des Geests, Ga naar margenootp dat ghy met my Ga naar margenoot5 strijdet Ga naar margenoot6 in de gebeden tot Godt voor my. | |
31Ga naar margenootq Op dat ick mach bevrijdt worden Ga naar margenoot7 van de ongehoorsame in Iudea, ende dat Ga naar margenoot8 dese mijnen dienst, dien [ick] Ga naar margenoot9 aen Ierusalem [doe,] aengenaem zy Ga naar margenoot10 den heyligen: | |
32Ga naar margenootr Op dat ick met blijdtschap, Ga naar margenoot11 door den wille Godts, tot u mach komen, ende met u Ga naar margenoot12 verquickt worden. | |
|