Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe Propheet stelt den volcke, door Godts bevel, voor, de grouwelicke lantplage van allerley ongedierte, ende vermaentse tot opwaken, ende betrachten van dien, versen 1, 2, etc. item, tot treuren ende weeklagen, 8. beveelt te vasten, ende te bidden, 14. | |
1HEt woort des HEEREN, dat geschiet is tot Ioël den sone Pethuëls: | |
2Hooret dit, ghy Ga naar margenoot1 Oudtsten, ende nemet ter ooren, alle inwoonders des lants: Is Ga naar margenoot2 dit geschiet in uwe dagen? ofte oock in de dagen uwer Ga naar margenoot3 vaderen? | |
3Ga naar margenoot4 Vertellet uwen kinderen daer van: ende [laet het] uwe kinderen haren kinderen [vertellen,] ende der selver kinderen aen een Ga naar margenoot5 ander geslachte. | |
4Wat de Ga naar margenoot6 rupse heeft over gelaten, heeft de sprinckhaen afgegeten, ende wat de sprinckhaen heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten, ende wat de kever heeft overgelaten, heeft de kruytworm afgegeten. | |
5Waket op ghy dronckene, ende weenet, ende huylet alle ghy wijnsuypers, om den nieuwen wijn, dewijle Ga naar margenoot7 hy van uwen monde is afgesneden. | |
6Want een Ga naar margenoot8 volck is opgekomen over mijn lant; machtigh ende sonder getal: sijne Ga naar margenoot9 tanden zijn leeuws tanden, ende het heeft backtanden eenes ouden leeuws. | |
7Ga naar margenoot10 Het heeft Ga naar margenoot11 mijnen wijnstock gestelt tot eene verwoestinge, ende mijnen vijghboom tot Ga naar margenoot12 schuym: het heeft hem gantschlick ontbloot ende neder geworpen, sijne rancken zijn Ga naar margenoot13 wit geworden. | |
8Ga naar margenoot14 Kermt, als eene jonckvrouwe die met eenen Ga naar margenoot15 sack omgort is van wegen den Ga naar margenoot16 man harer jeught. | |
9Ga naar margenoot17 Spijs-offer ende dranck-offer is van den Huyse des HEEREN afgesneden: De Priesters, des HEEREN dienaers, Ga naar margenoot18 treuren. | |
10Het velt is verwoest, het lant treurt: [kolom] want het koorn is verwoest, de most is Ga naar margenoot19 verdrooght, de olie is Ga naar margenoot20 flaeuw. | |
11Ga naar margenoot21 De ackerlieden zijn beschaemt, de wijngaerdeniers huylen, om de Ga naar margenoot22 terwe ende om de garste: want de oogst des velts is vergaen. | |
12De wijnstock is Ga naar margenoot23 verdorret, de vijgeboom is flaeuw: de granaetappelboom, oock de palmboom, ende appelboom; alle boomen des velts zijn verdorret; ja de Ga naar margenoot24 vrolickheyt is Ga naar margenoot25 verdorret van de menschen kinderen. | |
13Ga naar margenoot26 Omgordet u, ende rouwklaget, ghy Priesters, huylet, ghy dienaers des altaers; gaet in, vernachtet in sacken, ghy dienaers mijnes Godts: want Ga naar margenoot27 spijs-offer ende dranck-offer is geweert van den huyse uwes Godts. | |
14Ga naar margenoota Ga naar margenoot28 Heyliget een vasten, roepet een Ga naar margenoot29 verbodsdagh uyt, versamelet de Ga naar margenoot30 Oudtsten, [ende] alle inwoonders deses lants, [ten] Huyse des HEEREN uwes Godts: ende roepet tot den HEERE. | |
15Ga naar margenoot31 Ach dien dagh! want Ga naar margenootb de Ga naar margenoot32 dagh des HEEREN is Ga naar margenoot33 na by, ende sal als eene verwoestinge komen van den Ga naar margenoot34 Almachtigen. | |
16Is niet de spijse voor onse oogen afgesneden? blijdtschap ende verheuginge van den Ga naar margenoot35 Huyse onses Godts? | |
17De Ga naar margenoot36 granen zijn onder hare kluyten verrott, de Ga naar margenoot37 schathuysen zijn verwoestet, de schueren zijn afgebroken: want het koorn is verdorret. | |
18O hoe sucht het Ga naar margenoot38 vee! Ga naar margenoot39 de runderkudden zijn bedwelmt; want sy en hebben geene weyde: oock zijn de Ga naar margenoot40 schaeps kudden verwoestet. | |
19Tot u, ô HEERE, roepe ick: want een Ga naar margenoot41 vyer heeft de weyden der woestijne verteert, ende eene vlamme heeft alle boomen des velts aengesteken. | |
20Oock Ga naar margenoot42 schreeuwt Ga naar margenoot43 elck beest des velts tot u: want de water- Ga naar margenoot44 stroomen zijn uytgedrooght, ende een vyer heeft de weyden der woestijne verteert. |
|