Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijPROVERBIA, Spreucken SALOMONS. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
DIT Boeck begrijpt seer voortreffelicke, heylige, ende leerlicke spreucken ofte sententien, die de Koningh Salomo door ingeven des Heyligen Geests (van welcken hy met bysondere wijsheyt in Godtlicke ende menschelicke saken begaeft was) heeft voort gebracht, ende Godt heeft goedertierentlick gewilt, datse tot gemeen gebruyck sijner Kercke souden werden beschreven ende bewaert. Den inhoudt is, van de ware Wijsheyt, ende vreese des Heeren, met allerleije seer beweeghlicke vermaningen tot onsen schuldigen plicht, niet alleen tegen Godt, maer oock tegen ons selven, ende onsen naesten, in wat staet ofte conditie yemant op aerden moge zijn gestelt, met belofte van dit tegenwoordige ende het toekomende leven: Mitsgaders seer getrouwe afmaningen ende waerschouwingen voor alle sonden, ondeughden ende gebreken, strijdigh tegen de eerste ende tweede tafel van Godts wet: bysonderlick voor hoererije ende overspel. Sulcks dat dit Boeck met recht gehouden is voor eene overvloeijende fonteyne van heylsaem onderwijs, in alles, wat tot een wijs, Godtsaligh, ende Gode aengenaem beleyt onses levens, handels ende wandels, in alle gemeene ofte bysondere, private ofte publijcke beroepingen, vereyscht wort, ende dien volgens allen Christenen hooghlick behoort gerecommandeert te zijn, verre boven alles, wat van Heydensche Philosophen, ofte wereltwijse menschen, oyt van de wijsheyt, van het opperste goet, item, van deughden ende ondeughden, mach zijn geschreven. Belangende de t’samenstellinge deser spreucken, soo schijnt het dat Salomo selfs de spreucken, die na sijne leerrijcke voorrede ofte inleydinge der negen eerste Capittelen, (die vol zijn van lof der hemelscher wijsheyt in’t gemeyn, ende in het bysonder onses Heeren IESU CHRISTI, die de eeuwige wijsheyt, ende het woort des Vaders is) van het tiende Capittel tot het vijf en twintighste beschreven zijn, heeft by een gebracht: ende dat de volgende, van het vijf en twintighste tot aen het dertighste Capittel, door last van den vromen Koningh Hizkia (als hy het vervallen Rijck herstelde) uyt Salomons eygene, ofte anderer heyliger mannen memorien, zijn uytgeschreven ende t’samen gestelt. In’t dertighste Capittel zijn vervaet de woorden van Agur. In’t laetste, de leeringe van Salomons moeder, die hy aengenomen, opgeteeckent, ende Godes Kercke tot gemeyne onderwijsinge heeft nagelaten. |
|