Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe Propheet vermaent alle menschen, met sijn exempel, Godt te loven, verhalende de heerlickheyt sijner wercken, vermanende eenen yegelicken tot Godtsdienstigheyt. | |
1HAlelu-Iah. Ga naar margenoot* Aleph. Ick sal den HEERE loven van gantscher herten: Beth. Ga naar margenoot1 in den raet ende vergaderinge der oprechten. | |
2Gimel. De wercken des HEEREN zijn groot: Daleth. sy worden Ga naar margenoot2 gesocht Ga naar margenoot3 van alle dieder lust in hebben. | |
3He. Ga naar margenoot4 Sijn doen Ga naar margenoot5 is majesteyt ende heerlickheyt: Vau. ende sijne gerechtigheyt bestaet in der eeuwigheyt. | |
4Zain. Hy heeft sijnen wonderen een gedachtenisse gemaeckt: Cheth. de HEERE is genadigh ende barmhertigh. | |
5Thet. Hy heeft den genen die hem vreesen, Ga naar margenoot6 spijse gegeven: Jod. Hy gedenckt in der eeuwigheyt Ga naar margenoot7 aen sijn verbont. | |
6Caph. Hy heeft de kracht sijner wercken sijnen volcke bekent gemaeckt: Lamed. hen gevende Ga naar margenoot8 de erve der Heydenen. | |
7Mem. De wercken sijner handen Ga naar margenoot9 zijn waerheyt ende oordeel: Nun. alle Ga naar margenoot10 sijne bevelen zijn getrouwe. | |
8Samech. Sy zijn Ga naar margenoot11 ondersteunt voor altoos [ende] in eeuwigheyt. Ain. zijnde gedaen in waerheyt ende oprechtigheyt. | |
9Pe. Hy heeft sijnen volcke verlossinge gesonden: Tsade. Hy heeft sijn verbont in Ga naar margenoot12 eeuwigheyt Ga naar margenoot13 geboden: Koph. sijn name is heyligh ende vreeslick. | |
10Resch. De vreese des HEEREN is Ga naar margenoot14 het beginsel der wijsheyt: Schin. alle Ga naar margenoot15 diese doen, hebben goet verstant: Thau. Ga naar margenoot16 sijn lof bestaet tot in der eeuwigheyt. |
|